Ontmoeting. Jaargang 13(1959-1960)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] Okke Jager Onwezenlijk elke nachtaardige morgen vlak na de verhuizing vacantie pétététige krassen doen pijn als in een belegen agenda - oudstrijders snijden hun rimpels in banken van omgekeerd hout - ik heb een adres zonder huis ik zit in een hoek zonder zithoek woon-achtig ben ik geworden. een waterval van eeuwig eb druist tegen alles in de loosheid viel mij koud op 't dak er steekt niets achter dat ik leef ik kan geen peil op werke- trekken dat op -lijkheid geen staat kan maken de leeftijd van de tijd is half de klok loopt tussen mal en dwaas de bonte hond is opgeknoopt de blauwe knoop verspringt op rood ik vonnis wekkers bij verstek zijn is er niet meer bij. ik leg een vouw bij genesis maar door een lek in alles komt de laatste regen mij bedienen ik ben, maar niet afdoend. ik speel mooi weer met mist ik heb mij tot de laatste taal vertaald maar alle hebben ze beschaamd de eerste opgegeven als vermist het water is zo diep dat vissen niet bestaan. de straat van na een film slaapwandelt langs de kerk voetstappen zonder voet bij stuk [pagina 370] [p. 370] geen straat werkt er zich boven uit een baboe wuift haar leven naar rook aan de evenaar. waar is de kop van deze droom die verder op eigen gelegenheid kroop ik loop op de stoomfluit vooruit in mijn klandestien skelet ik adem rookgordijnen uit droog-wakker ben ik hoogstens in mijn koude kermisbed. ik zoek een achterdeur naar een biechtvaderlijke werkelijkheid. Vorige Volgende