Ontmoeting. Jaargang 13(1959-1960)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] Jarry Duclay Elementair 27 hoewel ik geen armslag heb aan de zijden draad van de hartslag leef als een kleine spin in een kamer omhoog stil en rrrrrt omlaag omdat ik een spin in mijn hand neem hem ergens aan de kant zet om te zien hoe hij opnieuw begint onvermoeibaar kan ik het vertrouwen dat alles heel goed is maar niet van me afzetten en geloof me ik ben er blij mee nu ik hier ben misschien moet ik wel meer accepteren herkennen in ieder geval aan de vruchten de boom kennen het veelvoud verwart mij al vertrouw ik wat gaat het me eigenlijk aan het daagt me uit [pagina 252] [p. 252] 28 de dag reusachtige heks schuifelt tussen de kruinen kuchend verzamelt ze dor zwart hout werpt het op de zon het verbrandt niet lalt ze het verbrandt niet [pagina 253] [p. 253] 29 een mond vol tanden aandachtig het blauw vermalend vertalend het ijs van een ster van vluchtig verankerde vogels handenvol opwinding om de springveer het hart een lichaam met duizend kelen diep inhalend met duizend hoog uithalende stemmen staat hij in de woedend gekleurde hemel van de morgen de wind zet hem het mes op de keel hij moet de dag wel prijzen aan zijn voeten de zon te hooi en te gras de maan een veeg teken aan een oosterse hemel [pagina 254] [p. 254] 30 door de drijfriemen van een god ben ik gegrepen zijn vliegwielen hebben mij gebroken zo ben ik uitgespuugd nu moet ik genezen leren leven met het aanwezige [pagina 255] [p. 255] 31 soms vermoeid op het scherp van de snede vermoed ik een god speelt met mij vaak ook alleen maar van een roos een blad tegen een heg houdt de wind het nog van de grond het verkleumt weer en wind maakten zijn gang uit door een stilte zal het vallen tussen de slaafse gebaren van het gras de grote herfst de harde vorst afwachten [pagina 256] [p. 256] 32 de regen staat als een menigte om het huis de wind dringt naar voren en bonst op de ruiten diep in zijn kraag wendt de winter zich af als een dichter van omstreeks 1900 nog wisselen wij binnen blikken van verstandhouding wie zal hen toespreken de stenen vliegen al door de ruiten zij eisen ons leven en anders eisen zij onze dood [pagina 257] [p. 257] 33 komt hij komt hij een oogwenk waar vandaan waar vandaan waar is hij gebleven komt hij komt hij een oogwenk kleine nachtjager zwiept langs de lijven een schaduw wie is hij komt hij komt hij een oogwenk waar vandaan waar vandaan waar woont hij [pagina 258] [p. 258] 34 om de helpende hand van de zon de maan de diamant op de dekmantel van de vorst der duisternis het geven en nemen van de aarde kracht gaat uit van de eter het verzonken bewogen zijn van de zee om een vergeten kans uit de kringloop te worden getild de berusting achter het nagaan om de angst door de tekens te zijn bedrogen terwille van wat ik niet kennen kan het gegeven te hebben verwaarloosd om de lamp van de keuze de mogelijkheid van een relatie om de onmogelijkheid Vorige Volgende