Ondanks het bestaan van ‘atonale’ en andere min of meer verwante stromingen, is voor onze tijd de vokale melodievorming opnieuw aktueel geworden. Als Hindemith voor zijn canon ‘Wer sich die Musik erkiest’ gebruik maakt van ‘kerktoonaarden’, dan is dat niet vanwege een of andere archaïserende tendens, maar omdat hij weer uitgaat van ‘...die melodische Arbeit, die dem Menschen in der natürlichsten musikalischen Betätigung, dem Gesang, seit Urzeiten vertraut ist...’ (Unterweisung im Tonsatz). Dit is een keus voor het zingen, een keus van de mens zelf. ‘Kerktoonaarden’ ontstaan dan vanzelf, het zijn de normale melodische toonaarden, waarin b.v. ook de eenstemmige volksliederen gezongen worden. Andere toonsystemen daarentegen vinden veelal hun oorsprong in theoretische beschouwingen of instrumentaal-technische mogelijkheden. ‘Unser Begriff der Tonalität entspricht den Naturgegebenheiten des Klanges als solchen.’ ‘Atonalität ist naturwidrig’ zegt Distler. ‘Die ungeheure Bedeutung der abendländischen Musik für die gesamte Menschheitskultur liegt wesentlich in dem Umstand begründet, dass sie es vermocht hat, ihr gewaltiges Urgetände auf dem Grund einer offenbar ganz frühen, rätselhaften Einsicht in das Elementare des Klanges, das in dem mittelalterlichen Begriff der “musica mundana”, der astralen “Sphärenmusik” mystischen Ausdruck gefunden hat’ (Funktionelle Harmonielehre).
De psalmmelodieën hebben voor ons nog volledig hun geldigheid behouden. Weliswaar vertonen ze, b.v. bij de cadansvorming van verschillende regels, duidelijk de kentekenen van de tijd van hun ontstaan, maar dit is geen nadeel. Het geeft hun juist een aparte bekoring. Van menig ‘modern’ lied dat wel al te zeer lijkt ontsproten uit de harmonische conventies van de vorige eeuw is het zeer de vraag hoe lang het nog zijn plaats zal behouden. Het ziet er echter niet naar uit dat de psalmmelodieën wel zullen verouderen. Er wordt wel de vraag gesteld of alle psalmmelodieën behouden moeten worden. Ik geloof stellig dat dit geboden is. Werkelijk slechte melodieën komen niet voor, en het vervangen van een enkele minder geslaagde melodie zou ten koste gaan van de eenheid van de psalmbundel. We zijn bovendien nog nauwelijks toe aan het componeren van nieuwe kerkliederen. Nieuwe melodieën, die met gebruikmaking van de oerelementen van ritme en melos de kentekenen van onze tijd dragen!
De psalmmelodieën bevinden zich nog niet in de ban van de ‘maat’, d.w.z. hun ritmische steunpunten liggen niet op onderling gelijke afstanden. De ritmische vormgeving van een psalmmelodie is in dit opzicht dus vrijer dan van een lied van later tijd. Die vrijheid nu klinkt menigeen van ons wat vreemd in de oren. Maar de wisselende metrische groepen geven een psalmmelodie ook juist haar levendig karakter. Overigens hebben de psalmmelodieën wel degelijk een klare ritmische vorm, zelfs de rusten aan het eind van de regels zijn daarin opgenomen. Ze zijn dan ook geschikt om in groepen van willekeurige grootte gezongen te worden. Dit is een voordeel