| |
| |
| |
Kritieken
Edna Ferber
Giant
Baarn - Hollandia N.V.
Wie Texas wil leren kennen, zal zich een beeld kunnen vormen door het bestuderen van de geschiedenis van het land of het lezen van een goede reisbeschrijving. Maar nog beter is het, ‘Giant’ te lezen. Men komt dan tot de overtuiging, dat Texas niet zo maar een land is, als Monaco of de U.S.A., maar dat het daar een wereld op zichzelf is, met eigen aard en eigen levenswijze. Hier werken de katoenen veekoningen, hier zien we de vaquero's en de ranchero's van de ranch tegen de achtergrond van blauwe lucht en prairies. Levende wezens met grote hoeden en glimmende cowboylaarzen. Gulle, opvliegende, harde Texassers.
Buitengewoon boeiend is de wijze, waarop het leven van Leslie Lynnton uit Virginia als mevrouw Benedict wordt beschreven. Haar strijd, haar moeilijkheden, haar verlangen om Texasser te worden, het is alles zo begrijpelijk en met overtuiging verteld.
Edna Ferber heeft een rustige verteltrant en aan overdrijving maakt zij zich niet schuldig, waardoor het boek aan waarde wint.
Aan het eind van het verhaal zijn wij er van overtuigd, dat het oud Texasser gezegde waar is: ‘In Texas komen eerst de koeien, dan de mannen, dan de paarden en de vrouwen het laatst.’
De eerste druk van het boek verscheen onder de titel: ‘Vreemdelinge in eigen huis’. De vertaling van mevrouw Wit-Boonacker is goed. Foto's uit de momenteel in Nederland draaiende film ‘Giant’ maken dit goede boek nog aantrekkelijker.
G.v.H.
| |
K. Norel
Bestevaer
Zwolle - La Rivière en Voorhoeve.
Dit boek, uitgegeven ter gelegenheid van de De Ruyter-herdenking, behandelt het leven van onze grootste admiraal, vanaf het ogenblik, dat hij dacht van een welverdiende rust te kunnen genieten. We moeten het dus doen zonder de blauwgeruite kiel en de Sant met zijn kromme sabel. Daardoor is dit boek een aaneenschakeling van zeeslagen geworden. Het is waar, Norel probeert ons de zeeheld ook te doen zien in zijn verhouding tot de Witt, Prins Willem de Derde, als vader en als eenvoudig Christen, maar erg overtuigend is hij daarin niet. Hoofdzaak blijft zijn strijd in de Engelse en Franse oorlogen, een aaneenschakeling van feiten en nog eens feiten en een macht namen waar je draaierig van wordt.
De uitgever noemt dit een boek voor jong en oud. Ik ben bang, dat de jongen het vervelend zullen vinden en dat de ouden weinig interesse zullen hebben voor al de bizonderheden, die de auteur hun voorlegt. De feiten zelf kennen ze nog wel uit de schoolvertellingen of hebben ze dit jaar in krant en tijdschrift kunnen lezen.
Graag wil ik de schrijver hulde brengen voor de nauwgezette studie, die aan het schrijven van dit boek moet zijn voorafgegaan. Maar of het een boek geworden is, dat door jong en oud met genoegen wordt gelezen, waag ik te betwijfelen. Het kan ook zijn dat ik te oud ben voor de jongeren en te jong voor de ouderen, om het boek naar waarde te kunnen schatten.
G.v.H.
| |
Salvador Hertog
De tuin
Amsterdam 1957 - De Bezige Bij.
Dit fijnzinnige boekje bevat de overpeinzingen van een in oorlogstijd ondergedoken vrouw. Het zijn gesprekken met een afwezige vriend, zorgvuldig genoteerde herinneringen en bekentenissen, die in betekenis toenemen, naarmate de dramatische ge- | |
| |
beurtenissen zich toespitsen en beklemmender worden, ook voor de lezer. De boerderij, waar de vrouw verborgen is, is namelijk een retraitepost van partisanen niet ver van het vijandelijke front. De literaire kwaliteit van het boekje, dat slechts de omvang van 46 pagina's heeft, wordt bepaald door de soberheid en zuiverheid der stilistische middelen. De illustraties van Frederick Franck zijn bijzonder goed, en in overeenstemming met de sfeer en geest van de tekst.
Joh.v.H.
| |
H.J. van Nijnatten - Doffegnies
De aarde is mijn vaderland
Bussum - Van Dishoeck.
Mevrouw van Nijnatten weet haar lezers prettige uren te bezorgen. Ze vertelt uitstekend en houdt er van, het goede en schone naar voren te schuiven; het minder fraaie zal ze nooit uitpluizen. Er is soms een - sympathiek - zwart schaap en altijd wat romantiek.
Ook deze keer. Het gezin de Jurinak - een zigeuner stamvader bracht de naam mee - bewoont een landgoed, dat door de naoorlogse omstandigheden niet meer rendeert. De eigenaar vecht verbitterd om het familiebezit te behouden en eist van zijn huisgenoten hetzelfde. Maar de kinderen willen niet blijven ploeteren voor een verloren zaak, elk gaat zijn eigen weg. De zonen emigreren: waarom je te binden aan één plek als de hele aarde het vaderland van de mens is? Een dochter keert na een onbezonnen avontuur - de stamvader bracht méér mee dan zijn naam! - weer onder het veilige dak terug. Deze opsomming is taai, het verhaal van mevr. Nijnatten levendig en onderhoudend.
Aan de liturgie (blz. 111) hapert iets, óf Bettina de Jurinak moet door gezang en collecte heengedroomd hebben, maar dit is een onbeduidende kleinigheid. De woorden ‘bekrompen voorgangers van een bekrompen kerk’ i.v.m. niet willen verkopen op zondag (blz. 81) zijn voor andersdenkenden niet vriendelijk. Het gebruik van Gods naam als uitroep van schrik betreur ik. Voor het overige heb ik de lotgevallen van Kruisrande en zijn bewoners met genoegen gevolgd.
Fr.v.F.
| |
Willy Corsari
Charles en Charlotte
Den Haag - H.P. Leopold.
Een boek van bijna 500 bladzijden. Dank zij de vlotte verteltrant toch geen kluif. Het is de roman van een vrouw, die niet naar haar aard kan leven. Als kind al neemt ze, om haar vader te troosten, vrijwillig de plaats in van haar gestorven tweelingbroertje Charles. Ze bereikt er haar doel mee, maar moet haar eigen aard verdringen. In haar verder leven gaat het, door de omstandigheden gedwongen, niet anders. Ze wordt voor het oog een geslaagde, vrij harde zakenvrouw, in werkelijkheid een innerlijk verkommerd, verbitterd, eenzaam mens. Met grote vaardigheid heeft Willy Corsari dit tragische leven beschreven. Ook aanvaardbaar en onderhoudend. Een diepe indruk laat het niet na, daarvoor is het te uitgesponnen - soms vertelt de schr. iets twee keer, zo op blz. 55/57, 163, 328/351 - en wordt de aandacht te vaak en te lang opgeëist voor bijfiguren. In het laatste hoofdstuk is het omstandige verslag van de bezoeker, hoe knap ook er in gevlochten, bepaald irriterend; de lezer heeft op dat moment niet de minste belangstelling voor diens overleden ouders.
Aan verschillende van haar figuren gaf de schr. het R.K. geloof mee; of ze dit juist deed, kan ik niet beoordelen. In elk geval is het behoren tot een kerk voor Charlotte stimulans noch rem: ze heeft haar eigen maatstaven voor goed en kwaad. Jammer. De kunstenaars in dit boek doen op een uitzondering na meer aan losbollen denken, dan aan serieuze werkers; alweer: jammer. Hinderlijk is ook hier het gebruik van Gods naam als tussen- | |
| |
werpsel. Waarom niet met Vondel, Gezelle en andere groten voor deze heilige naam eerbied getoond?
Fr.v.F.
| |
Henriëtte Roosenburg
En de muren vielen om
Amsterdam 1957 - E.M. Querido.
Henriëtte Roosenburg werd met drie jonge landgenoten door de Russen bevrijd uit de gevangenis te Waldheim, waar zij als ter dood veroordeelde politieke gevangenen verbleven.
Men kan zich afvragen waarom haar verhaal van hun terugtocht naar het vaderland zulk een diepe indruk op de lezer maakt. Men leest haar boek in één ruk uit, omdat het zo menselijk is. Hier is geen ‘literatuur’ bedreven en toch voel je dat het wel degelijk met literatuur te maken heeft. Het zelfde geldt voor de novelle van Presser, zij 't dat Henriëtte Roosenburg het voordeel had dat zij soberheid èn onbedwingbare levenslust kon paren.
Het is een der beste oorlogsboeken die mij na 1945 onder de ogen kwamen.
P.J.R.
| |
Gerhard Rasmussen
De hemel beware ons
Baarn - Bosch & Keuning.
Tijdens de laatste oorlog spoelen aan de Zuidkust van Engeland twee Duitse mijnen aan, waarvan men het geheim der verwoestende kracht niet kent. Twee deskundigen zullen ze demonteren. Het staat vooraf vast, dat dit experiment aan minstens een der mannen het leven zal kosten. Onder grote physieke en geestelijke spanning beginnen ze hun werk. Langzaam naderen ze tot het centrale zenuwstelsel van de mijnen. Dan volgt, nog onverwacht, de ontploffing. De uitdrukking ‘de hemel beware ons’, zinloos in de mond van zovelen, wordt in dit boek een gebed in de afschuwelijke angst van de twee eenzame mannen.
Dikwijls gaat het met een boek in dalende lijn. Het begin is heel goed, later zakt het in, het eind is pet.
In ‘De hemel beware ons’ is het net omgekeerd. De spanning neemt tegen het einde toe en het slot is bepaald verrassend. Daar staat tegenover, dat het begin vrij saai is, je moet er echt doorheen worstelen. De dialogen zijn langdradig en de alleenspraak van kapitein George Kingson bij de wieg van zijn kleinzoon is onnatuurlijk, zelfs al is hij dan, zoals gewoonlijk, een heel klein beetje aangeschoten.
Maar, zoals gezegd, het eind maakt veel goed en zo is het toch een boek geworden, dat men met plezier leest.
G.v.H.
| |
J.W. van de Kruiskens
Christien Burgland
Wageningen - Zomer & Keuning.
Een prijzenswaardige poging om in een serie-boek nu eens over mensen te schrijven zoals we die in protestantse kringen van dichtbij kennen. Een domineesgezin met een bazige moeder, een vader die vroegtijdig van zijn taak wordt ontheven en kinderen die hun eigen weg gaan. Het gegeven is goed, de instelling van de auteur valt te loven, maar de babbelstijl is voor de ‘meer gevorderde’ lezer een voortdurende hinder. Met wat meer zelfkritiek zou daar natuurlijk wel wat aan te doen zijn. Maar of het dan nog een sappig serie-boek zou blijven?
P.J.R.
| |
Albert Helman
‘Mijn aap schreit’‘Het euvel Gods’(Salamanderreeks)
Amsterdam - Querido.
Albert Helman is met te denken zonder het aap-motief. De aap gezien als ‘Schatten’, als tegenpool van de mens, het contrapunt van het ik in het onbewuste. Elk mens bestaat volgens hem uit twee persoonlijkheden, ik en de aap. Dit motief vindt u in de meeste verhalen van hem en ook vaak opduikend in zijn romans.
| |
| |
De titel van het eerste verhaal uit ‘Het euvel Gods’ is dan ook typerend: ‘Een tweevoudige’. Een op kantoor nauwgezet, rustig, beminnelijk mens, die thuis geobsedeerde liefdesbrieven schrijft van een obsceen karakter, gericht aan zichzelf.
Een ander verhaal beschrijft een knappe vrouw, door velen begeerd, in de hoogste kringen verkerend, die tussen deze episodes haar eigenlijke leven leidt in een afschuwelijke leprozerij, temidden van de verminkten, zelf lijdend aan lepra.
Telkens weer ontmoet u in deze verhalen de mens, zoals hij zich voordoet en zoals hij in wezen is. Een aantal nonnen die in het diepste geheim de verschrikkelijkste misdaden begaan enz. Daarom zijn zijn verhalen uiterst waardevol, ze openbaren de mens achter de mens, zij openbaren de aap in de mens, de mens geneigd tot alle kwaad.
Ik ben daarom blij dat de novelle ‘Mijn aap schreit’ in deze bundel opnieuw gedrukt is: de mens die in de aap zijn diepste wezen herkent en die daarom het beest vermoordt. Door dat onbewuste ik gestalte te geven in een aap, krijgt deze novelle (zoals veel van zijn verhalen) een mystiek gehalte dat erg suggestief werkt. De verhalen zijn, zoals van Albert Helman verwacht mag worden, geschreven in een sobere, knappe stijl. Alleen de laatste twee stukken, minder verhaal dan schets, vond ik minder geslaagd, ze zijn erg simpel.
Al met al een goede bundel, waaruit men de schrijver leert kennen en waarin enkele voortreffelijke verhalen staan.
ajj.
| |
Marga Minco
Het bittere kruid
(Ooievaarsreeks) Den Haag - Daamen N.V.
Dit boek is verschenen ter herdenking van de vierde mei. Het bestaat uit aaneensluitende schetsen, die ontroeren door hun simpelheid. Het probeert niet op litteraire wijze het leed der Joden gestalte te geven, maar het geeft heel eenvoudig weer de kleine verdrietige dingen van de oorlog en juist die kleine feiten als de jodenster, de kampeerbekers voor op reis, doen ons voelen de intensiteit van het leed.
Opvallend in dit boekje is het gebruik der dode dingen.
Een tol die stukgereden wordt, jassen die men aan een kapstok hangt, een tram, elementen die eigenlijk niet ter zake doen, maar die door de wijze waarop ze naar voren geschoven worden het grote nameloze verdriet suggereren.
Dit boek is een goede aanvulling van de vele documentaties over het leed der Joden, het vertelt ons van leed dat elders vergeten is. Het is bovendien knap geschreven, met tekeningen van Herman Dijkstra, die de sfeer goed weergeven.
ajj.
| |
Albert van Hoogenbeemt
De vlucht in het ijle
Den Haag - A.A.M. Stols.
Een jongen van omstreeks achttien jaar leest per ongeluk een pervers dagboek dat van zijn vader afkomstig blijkt te zijn. Deze valt hierdoor van zijn voetstuk en met hem de maatschappij die immers een dergelijke ploert voortgebracht en gekoesterd heeft. De jongen raakt op drift, communisme etc., zoekend naar de ideale samenleving, tot hij deze tenslotte vindt in de natuur die gestalte krijgt in een ongecompliceerd buitenkind. Evenwel wordt hij verstrikt door de listen van de boze maatschappij en hij is genoodzaakt zijn geliefde te verlaten. Hij gaat naar de Congo, een eenzaam en gedesillusioneerd mens.
Dit is een vreemd boek. Enerzijds onrijp, het dagboek van de vader is belachelijk, de gesprekken zijn soms irreëel hoogdravend, de personen zijn vervormd tot zwart-wit caricaturen, anderzijds met wijze beschouwingen en meesterlijke natuurbeschrijvingen, die in hun wellust voor het Vlaamse
| |
| |
land herinneren aan de bonte pracht van Streuvels.
Zowel de inhoud als de compositie en de stijl van dit boek geven een typerend beeld van de moderne jeugd: onrijp en heel erg wijs, decadent en met een intens heimwee naar de ongecompliceerde onschuld van de natuur. Hierom en om de knappe natuurbeschrijvingen is dit boek waardevol.
Het is alleen jammer dat de schrijver tenslotte geen andere mogelijkheid zag dan de vlucht in het ijle, de vlucht in het niet meer bewuste leven, de vlucht in de onverschilligheid. Het slot van dit boek is: ‘Dan spuwde hij minachtend in de duisternis. Op wie...?’ Alsof er voor de jeugd geen andere toevlucht is.
ajj.
| |
Jeanne van Schaik-Willing en S. Vestdijk
De overnachting
(Salamanderreeks) Amsterdam - Querido.
Dit is nu al de tweede maal dat Vestdijk zich coördineert met een vrouwelijke partner, het wordt zo langzamerhand een nieuw genre in de litteratuur. ‘Avontuur met Titia’ van V. en Henriëtte van Eyk was luchtiger en speelser. Nachten in het rijksmuseum zijn nu eenmaal amusanter dan de psychologische ontleding van het liefdesleven ener vrouw. Toch is de laatste roman wel beter. In de coördinatie met Jeanne van Schaik kon Vestdijk geloof ik meer zichzelf zijn, ook in verband met het onderwerp.
Het boek behandelt namelijk in brieven en notities een vrouw, die van drie mannen tegelijk houdt, zij het dan in verschillende lagen van haar karakter. Met één van de drie is ze getrouwd, een pervers man, die haar 's nachts de verhalen van zijn overspel opdist terwijl hij in wezen te indolent en te impotent is om deze verhalen waar te maken. De ander is een engel met wie ze niet had durven trouwen omdat ze zich te laag voor hem vond.
De derde is een schrijver met wie ze zich nauw verwant voelt en die ze daarom niet getrouwd heeft.
In de loop van het boek scheidt ze de echt met de eerste, niet omdat hij overspel gepleegd heeft, maar juist omdat hij dat in werkelijkheid niet gedaan heeft. En dan trouwt ze met de schrijver en wonder boven wonder komt er dan toch nog na al die bladzijden psychologische ontleding heel gewoon een kind uit dit huwelijk.
In dit boek wordt dus een mens ontleed, op een ongetwijfeld knappe wijze, maar het wordt op den duur wel wat vermoeiend.
Zowel deze ontleding als de compositie van dit boek maakt een ouderwetse indruk. De lange goed gestyleerde brieven zijn nu eenmaal uit de tijd, een dergelijke Freudiaanse ontrafeling eveneens.
Maar het boek is wel knap.
ajj.
| |
J.J. Rousseau
Les Confessions
Paris - Hachette.
Met de uitgave van Les Confessions heeft de uitgever geen waagstuk begaan. Niet alleen, dat ze, in twee handige deeltjes vervat, voorafgegaan door een beknopte, maar pittige inleiding van Philippe van Tieghem en gevolgd door deskundige aantekeningen, er zeer aantrekkelijk uitziet, ook en vooral de inhoud op zichzelf blijft na haast twee honderd jaar nog onverminderd boeien. In het gehele oeuvre van Rousseau vormen Les Confessions het meest levende gedeelte. Een mens komt daarin vlak voor de lezer te staan. Historische juistheid zal niemand hier zoeken. De lacunes zijn vele; de ganse mondaine tijd van 's schrijvers leven is in het duister gebleven. De apologetische bedoeling van de auteur, door de Encyclopedisten beschuldigd van misantropie en cultuurloosheid, openbaart zich telkens in de verschuiving der accenten en in de vele chronologische verspringingen. In de schijnbare losheid van de verteltrant schuilt de constante bedoeling een zo gunstig
| |
| |
mogelijk zelfportret te geven. Op de vraag of hij daarin slaagt, kan verschillend geantwoord worden. In ieder geval, wie het boek openslaat, legt het niet gemakkelijk weer ter zijde. Het verdient aanbeveling deze lectuur te completeren met die van Les Rêveries du Promeneur solitaire en van Les Dialogues.
v.d. P.
| |
Pamela Moore
Chocolaadjes bij het ontbijt
Vert: Wijmie Fijn v. Draat Utrecht 1957 - A.W. Bruna en Zoon.
De roman is geschreven door een achttienjarig meisje. Onwillekeurig denkt men bij het lezen van deze bijzonderheid aan Schoolidyllen van Top Naeff. Een grotere tegenstelling dan die tussen bedoeld boek en de roman van Pamela Moore laat zich echter moeilijk denken. Top Naeff schreef over gansjes, Pamela over schoolmeisjes van eenzelfde leeftijd die, door anderen in de steek gelaten, zich in hartstochtelijk verlangen om alles te genieten wat het leven zou kunnen bieden, roekeloos werpen in een werveling van vermaak, alcoholisme en sexualisme. Menig lezer zal schrikken van dit boek, zich verbijsterd afvragend of werkelijk ‘de jeugd van tegenwoordig zo diep gezonken is’. Op deze vraag past een ontkennend antwoord. ‘De jeugd’ is immers een abstractie. En er zijn gelukkig ook nu nog veel nette, oppassende jongelingen en jongedochters. Maar toch is het boek van Pamela Moore niet gechargeerd. Er zijn ook duizenden meisjes in Amerika en West-Europa, die doen en leven als Courtney en Janet, de hoofdpersonen van de chocolaadjes, meisjes die tot de morgen doorfuiven, die kunnen drinken als brouwerskoetsiers en die voor hun achttiende met meer dan één jongen hebben geslapen. En waarom? Voor elk van deze jonge mensen geldt een verschillend antwoord. Ieder van deze antwoorden valt echter terug te voeren op dit ene: Deze meisjes ontvingen te weinig liefde en zochten compensatie in de bevrediging van zinnelijke verlangens. Verlangens die juist in de adolescentie zo overrompelend hevig kunnen zijn. Deze zeer openhartige roman wekt, behalve onsteltenis, ook bewogenheid. Verrassend knap is de jonge auteur in het beschrijven van de gemoedstoestanden van leeftijdgenoten. Dit inzicht in de menselijke verhoudingen, deze kennis van de zielsgesteldheid van meisjes als zij, deze zelfkennis ook, zou men eer toedichten aan iemand van rijpe ervaring dan aan een vrouwtje dat het ontwikkelingsstadium der kinderjaren nog nauwelijks kan hebben
afgesloten.
Teleurstellend is, dat Courtney, die katholiek is, die wel in een kerk komt en bovendien beschouwelijk van aard is, geen houvast vindt in Christus. Toch klinkt in deze roman wel een positief geluid door. Wanneer Janet, door al haar zogenaamde en echte vrienden in de steek gelaten, in wanhoop haar leven beëindigt, komt haar vriendin tot het inzicht, dat haar toegeven aan moeilijk te beheersen hartstochten niet bevredigt, maar leidt tot zelfvernietiging. Ze wijzigt haar leven, omdat de dood van Janet niet zinloos mag zijn.
Prima vista een vrij magere en oppervlakkige slotsom. Maar bij nader inzien en, meer nauwkeurig, gezien in het licht van het evangelie, een waarheid die nog steeds, immers altijd, zeer actueel is. Janet stierf ook voor Courtney.
Zij die bereid zijn zich te wagen buiten de veilige beslotenheid van eigen kring en in staat zijn te oordelen en niet te veroordelen om Christus' wil, doen er goed aan deze roman te lezen.
J.E.N.
| |
Charles Baudelaire Maatstaf - Juni/Juli 1957.
Deze dubbele bundel van het tijdschrift Maatstaf (Uitg.: Daamen N.V). is gewijd aan Baudelaire naar aan- | |
| |
leiding van het feit, dat het 15 juni 1957 honderd jaar geleden was, dat Les fleurs du mal verscheen. De redactie van deze aflevering was mede toevertrouwd aan Prof. Dresden, die, behalve een korte verantwoording, een artikel gaf over Kritiek en kunsttheorie bij Baudelaire. Vestdijk belicht de relatie tussen de dichter en de muziek, Dr. Jaffé die met de schilderkunst. Van v. Eyck is er een fragment van veertig pagina's uit een grote, in 1915 geschreven en nooit gepubliceerde studie, waarin hij Baudelaire beziet als dandy en als dichter. Zeer instructief is de bijdrage van Rodenko ‘Baudelaire en de Poètes maudits.’ Vertalingen, in verschillende mate geslaagd, van gedichten uit Les Fleurs du mal geven Keuls, Mok, Marja en v. Vriesland. Enkele kleine artikelen behandelen detailpunten. Een chronologisch overzicht van 's dichters levensloop besluit deze zeer lezenswaardige aflevering. Wat ontbreekt is een studie over de verbanden tussen Baudelaire en de literatuur na 1900, ook de hedendaagse. Nu reeds is de auteur van Les fleurs du mal een klassieke figuur geworden in de Franse letterkunde. Is het overdreven te zeggen ‘in de wereld-letterkunde?’
v.d. P.
| |
Dr M. Kruyswijk
De ongerepte orde
(Schets van een Christelijke cultuurbeschouwing) Kampen, 1957 - J.H. Kok.
Niet dat er geen wensen over zouden blijven. Niet dat men het in ieder opzicht met Dr Kruyswijk eens zal zijn. Maar hij heeft ons met dit boekje toch wel zeer aan zich verplicht, al was het maar, doordat deze schets een grondslag kan zijn voor discussie en een oproep tot nadere bezinning.
Met de opvattingen van Sevensma in diens ‘Ethisch-Aesthetisch’ rekent Dr Kruyswijk grondig af. Volgens hem mag men aan het kunstwerk de eis van het ethisch-dogmatisch-aesthetisch evenwicht (goed, waar, heerlijk) niet stellen. Hij staat ook tegenover de z.g. niet-christelijke kunst positief. Deze kunst, zo schrijft K., getuigt van de chaos, gebruik makend van de middelen van de kosmos. Slechts dan wanneer de kunstenaar deze middelen verwerpt, is daarmee ook zijn kunstwerk verworpen. Zolang de kunstenaar echter blijft geloven in het bestaan van een kosmos - en deze is in de opvatting van de schrijver, die van de onrepte orde - die hij niet kent maar van welker bestaan hij in het centrum van zijn gevoels- en gedachtenleven wetenschap heeft en waarop hij, bewust dan wel onbewust, vooruit grijpt, is hij in staat een kunstwerk voort te brengen. Norm voor de beantwoording van de vraag of we een kunstwerk als zodanig kunnen accepteren is de omstandigheid of het al dan niet antecipeert op de ongerepte orde. Door de zonde is het beeld dat wij ons omtrent deze orde vormen vertroebeld. Daardoor is de cultuur in al haar werkelijkheid geen geslaagde afbeelding van de orde. Cultuur is een mixtum van geremde uitersten. Het Woord laat zich niet in met dit mixtum. Het Woord als zwaard gaat door tot de verdeling van alle vermenging. Het doorklieft zowel de cultuur als onze continue denkruimte. Voorts is het cura, in de zin van steeds voortgaande en de gehele kosmos omvattende zorg tot het trekken van de mens over de grens van zijn orde naar de goddelijke orde.
De auteur houdt dus vast aan het bestaan van een absolute norm doch deze norm is in zijn opvatting, zolang wij existeren in de huidige gebrokenheid, slechts relatief kenbaar. Een nadere uitwerking - Dr K. geeft in dit boekje immers niet meer dan een schets - zal hem vermoedelijk voeren tot de erkenning, dat onze voorstelling van de ongerepte orde ook naar plaats en tijd kan verschillen. Zoals de rechtsfilosoof erkent, dat de denkbeelden omtrent rechtvaardigheid aan een ontwikkelingsproces onderworpen zijn zo
| |
| |
zal de cultuurfilosoof tot de erkenning moeten komen dat de voorstelling van de absolute norm gisteren anders kan zijn dan heden en voor de één kan verschillen van van de ander. Niet slechts de ontwikkeling in de tijd, maar ook die van de gelijktijdig levende subjecten speelt een rol. (Hoe denkt men over de rederijkers en hoe over het volksverhaal van de serie-roman?)
Het bestek van deze bespreking laat een nader ingaan op deze schets niet toe, hoe verleidelijk het ook is, nadere beschouwingen te wijden aan Dr K.'s begrippen over ornamentiek, stijl, feestzin, inspiratie, orde en wat niet al meer. Laat me dus eindigen met een dringende aanbeveling het boekje te lezen. Gaat het de lezer zoals deze recensent, dan zal hij gretig doorlezen tot het einde en zichzelf daarna moeten overwinnen om niet meteen, nu en dan wenkbrauw-fronsend, doch vaker instemmend knikkend, van voren af aan te herlezen.
J.E.N.
| |
S. Vestdijk
De beker van de min
's Gravenhage, 1957 - Nijgh en van Ditmar.
Vestdijk is teruggekeerd tot Anton Wachter en heeft zich voorgenomen in een viertal delen het verhaal van een adolescentie te geven. ‘De beker van de min’ is de eerste proeve en ook voor dit boek vond Vestdijk weer een onontgonnen terrein. In ‘de beker van de min’ schenkt hij aandacht aan de para-psychologie. Anton Wachter verlooft zich met een meisje dat mediamiek is en zich uitgeeft voor een clairvoyante. Het is overigens slechts terloops dat para-normale verschijnselen ter sprake worden gebracht, het gaat in de eerste plaats om Wachter, nu eerste-jaars-student in Amsterdam, die bij een oom en tante, op wier kosten hij studeert een ongastvrij thuis vindt. Heel de sfeer van Vestdijk is immers gespeend van gastvrijheid.
Omtrent het artistiek kunnen kan weinig geschil van mening bestaan. Hoe zuinig men ook zij met het toekennen van het attribuut geniaal, men kan het hier moeilijk onthouden. De kritiek op Vestdijk betreft dan ook niet primair zijn literaire praestaties dan wel het mensbeeld - Vestdijks mensbeeld - dat hij zijn lezers tegen wil en dank opdringt. Ook dit opdringen mag men niet euvel duiden. Het is uitvloeisel van de grote zeggingskracht van zijn suggestief proza. Terloops schiet ons echter bij deze auteur telkens de zegswijs: ‘Dem Reinen ist alles rein’, te binnen. Onze voorstelling van de werkelijkheid is een subjectieve en wil men Vestdijk al niet beschuldigen van vertekening van de menselijke psyche, zijn inzichten als psychanalist beheersen hem dusdanig, dat hij eenzijdig beklemtoont wat de doorsneelezer bij voorkeur verdringt. Ook dit zou niet kwalijk te nemen zijn, wanneer de roman als kathalisator bedoeld zou zijn, zij het dan, dat zij die leven vanuit een christelijk inzicht het manco van de bevrijding door Christus pijnlijk gevoelen. Vestdijk echter blijft bewust steken in de onvolkomenheid waarmee hij geen vrede heeft en toch vrede wenst te hebben.
De proclamatie van de toestand van onvolkomenheid als de normale, zelfs, dit is de consequentie, wanneer de onvolkomenheid een ziekelijk karakter draagt, moet wel voor een ieder die, ondanks de ervaring van gebrokenheid die wezenlijk aspect van de kosmos is, blijft geloven in een volmaakte kosmische orde, leiden tot teleursteling Zo niet tot afwijzing van het werk van Vestdijk, dat toch van zo groot kunstenaarschap getuigt.
J.E.N.
|
|