Ontmoeting. Jaargang 10(1956-1957)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] Anna Mertens Een lied voor Simeon (Thomas Stearns Eliot) Heer, de Romeinse hyacinthen bloeien in glazen kommen. De winterzon glijdt langzaam over besneeuwde heuvelen. De koppige rede zwijgt nu stil. Mijn leven is licht, wachtend op de doodswind Als een veer op de rug van mijn hand. Stof in de zonneschijn, herinnering in hoeken, Wachtend op de wind, verkillend naar 't dodenrijk heen. Geef ons uw vrede. Ik heb menig jaar door deze stad gewandeld, Mijn geloof bewaard, de vasten gehouden. Eer en voorspoed gegeven en genomen. Niemand ging verstoten van mijn deur. Wie zal zich mijn huis herinneren, waar zullen mijn kindskinderen leven, Als de tijd van smart gekomen is? Ze zullen het geitenpad kiezen, het vossenhol. Vluchten voor uitlandse gezichten, het uitlandse zwaard. Vóór de tijd van koord, geseling en geklag Geef ons uw vrede. Vóór de staties van de berg van weedom. Vóór het zéker komend uur van moederleed. Nu bij deze geboorte in het tijdperk van sterven Laat het Kind, het nog sprakeloze en ongesproken woord Israels troost verlenen Aan één van tachtig jaar oud, zonder morgen. Naar uw woord Zullen ze u prijzen en lijden in elk geslacht Met glorie en smaad. Licht op licht, dat de trap der heiligen beklimt, Niet voor mij het martyrium, extase van gedachte en gebed, Niet voor mij het laatst visioen, Geef mij uw vrede. [pagina 344] [p. 344] (En een zwaard zal ook door uw eigen ziel gaan). Ik ben moe van mijn leven, en de levens van hen, die na mij komen Ik sterf mijn eigen dood, en de dood van hen, die na mij komen Laat Uw dienstknecht gaan. Want hij heeft Uw zaligheid aanschouwd. Vorige Volgende