| |
| |
| |
Kritieken
Bela Just
Gortstraat Driehoog
Utrecht-Antwerpen - Het Spectrum.
In dit boek beschrijft een priester zijn leven in Hongarije onder ter dood veroordeelden, zowel tijdens het communistische regiem als daarvoor en het verdienstelijke van deze roman is, dat dit dagboek beslist authentiek lijkt.
De priester bevrijdt tenslotte een onschuldig ter dood veroordeelde. Hij wordt zelf gevangen gezet en dan gaat hij beschrijven hoe hij tot deze onwettige daad gekomen is. Het blijkt dat deze bevrijding het gevolg is van al de terechtstellingen die de priester heeft bijgewoond.
Toch laat dit boek, ondanks het boeiende thema, een onbevredigende indruk na. Dit komt doordat het verzet van de priester tegen de rechtspleging ten diepste berust op een aesthetisch gekwetst zijn. De wijze van vonnissen vindt hij vies, ten enenmale onromantisch en daartegen met name komt de priester in opstand.
Dit lijkt me psychologisch volkomen verantwoord, maar de problematiek inzake de al of niet juistheid van een doodvonnis is door die wijze van benaderen scheef getrokken.
A.J.J.
| |
Han Suyin
Regen zal ik drinken
Amsterdam - De Bezige Bij.
Zoals op zovele andere plaatsen in onze wereld vindt op het schiereiland Malakka de botsing plaats tussen de verschillende rassen. Door haar geboorte als dochter van een Chinese vader en een blanke moeder en haar werk als dokter in een ziekenhuis staat de schrijfster Han Suyin tussen de rassen in. Haar verhaal over de verwarde strijd, die op Malakka op vele fronten wordt gevoerd, is belangwekkend en boeiend. Maar ook aangrijpend. Tenslotte is het niet de Chinees, de Maleier of de Europeaan, maar de mens naar wie haar medeleven en mededogen uitgaan. Twee bladzijden namen omvat de ‘lijst van personen’ voorin het boek, om te eindigen met de woorden ‘En anderen’. Heel veel mensen, van de verschillende door elkaar geworpen rassen, komen in Han Suyins relaas even naar voren. Achter hen is het tropische landschap, met zijn overdadige groei, dichterlijk beschreven. Om hen heen hangt de weemoed om de vergeefsheid van zoveel leven en streven. En zelfs die ene mens, die van meer nabij door de dokter wordt gadegeslagen, blijft een raadsel: Ah Mei, gevangen genomen communiste, naderhand politie-spionne in dienst van de Engelsen. Maar tegelijk Kleine Wolk, het meisje dat de geliefde in de jungle volgde. Han Suyin doet geen poging het raadsel op te lossen; zij vertelt alleen. Van haar eerste ontmoeting met het bekoorlijke Chinese meisje tot aan de bruiloft met de man, die niet de geliefde was. ‘Wij bleven op het trottoir staan wuiven toen Ah Mei en Tong wegreden en riepen daag’.
J.M.Vr.
| |
Thora von Brockdorff
Portioenkoela
Lochem - De Tijdstroom.
Thora von Brockdorff, een Zuidduitse schrijfster, heeft in diverse landen merkwaardige belevenissen gehad met dieren, en zij weet daarover vaardig te vertellen. Het blijven echter altijd de belevenissen van Thora met een hond, een zeehond, een jakhals, een ezel, een paard, een leeuw enzovoort. De ware liefhebbers van dierenverhalen zal het doorgaans om iets anders te doen zijn; zij willen het dier gadeslaan, horen hoe het reageert, hoe zijn vertrouwen kan worden gewonnen. Degene, die over het dier vertelt, heeft als het ware ook voor hen waargenomen, hij is bereid wat hij ervaren heeft met zijn lezers te delen. Het lijkt
| |
| |
wel of Thora von Brockdorff eerder de bedoeling had de lezer met de merkwaardigheid van haar avonturen te verbluffen. Maar als ze dan wil beweren, dat een van haar belevenissen in Nederland plaats vond, in een windmolen in de buurt van Arnhem, waar een ‘fijne zeedamp op mijn lippen en voorhoofd neersloeg’, dan neemt een Nederlandse lezer die verhalen over het oncontroleerbare Zuid-Europa toch wel met een korreltje zout.
De tekeningen, waarmee het boek is geïllustreerd, vormen allerminst een verfraaiing van het geheel.
J.M.Vr.
| |
Kees Pronk
Het zwaar getij
Wageningen - Zomer & Keuning.
Na zijn debuut ‘Huis van alle winden’, dat wij enige jaren geleden bespraken, constateren we dat Kees Pronk zijn ergste cliché-periode te boven is. In zijn nieuwe volksverhaal beschrijft hij het leven van de oestervisserij in Zeeland. Dat heeft de schrijver scherp bekeken. Jammer dat hij zijn roman weer volgens het recept ‘van dik hout zaagt men planken’ heeft geschreven. Jeroen komt uit Indonesië terug. Zijn meisje is hem trouw gebleven, doch hij wil hoger op. Na een paar teleurstellingen komt hij bij de rijkste oesterkweker op kantoor, raakt op diens dochter verliefd en verliest hij zijn Janna aan een vriend. Ondertussen waren zijn spaarcentjes gestolen door zijn broer. Dan is het verhaal al een heel eind op streek en meer dan 200 bladzijden mag het liever niet worden in een serie. Derhalve gaat het nu in versneld tempo: Jeroen huwt de rijke Digna, die echter na de geboorte van haar eerste kind sterft. De februariramp komt en wij zien Jeroen ijlings op weg naar het huisje in de polder om het gezin van Janna te redden. Maar het is dan ook Janna alleen die aan de dood ontsnapt. Ja, ja. Zo worden alle dingen en alle rampen dienstbaar gemaakt aan de eis van een boeiend verhaal, zoals het volk dat graag leest. Geluk er mee, zullen we maar zeggen. Wie weet of Kees Pronk het eerlang niet met minder grof geschut af kan. Hetgeen van harte te hopen is, want er schuilt wel een verteller in hem.
P.J.R.
| |
L.W. de Bree
Vechten tegen de Bierkaai
Amsterdam - P.N. van Kampen & Zoon.
Middelburg in de 19e eeuw. ‘Filantropie, mannenheerschappij, vooruitgangsideaal en materialisme, moderateurlamp en waterfilter’. Afschuwelijke sociale misstanden op de weverijen. En op de Bierkaai een al te warmbloedig jong weeuwtje, Josien Pasveer, die de brave directeur Willem Schuilwerve in haar netten verstrikt. Alles komt op zijn pootjes terecht, dank zij de salto mortale aan het slot, wanneer Jozien overhaast Middelburg verwisselt voor Amsterdam, als echtgenote van een speelgoedbaas die zij op de kermis leerde kennen.
Helemaal geen psychologische roman en toch goed geschreven, d.w.z. met een gevoel van distantie en humor.
Ja, zo was het wel in het liberale Middelburg der 19e eeuw, toen in Zeeland de grote uittocht der afgescheidenen naar Amerika begon. De schrijver geneert zich er niet voor om zijn historische kennis te luchten, tot in de finesses, maar hij doet het te naïef om ergernis te verwekken. Het boek heeft niets om het lijf maar houdt de lezer een paar uur gezellig bezig. En een bepaalde sfeer weet de heer De Bree zeker wel te treffen.
P.J.R.
| |
Yvonne de Man
Een vrouw met name Suzanna
's-Gravenhage 1956 - A.A.M. Stols.
Na Gijsens Joachim de zoveelste versie van de Kuise Suzanna. In elk geval geen bitter boek. Integendeel. Het is doortrokken van begrip en mensen- | |
| |
liefde, hoewel de schrijfster geen schuilhoek van het hart onbespied heeft gelaten.
Suzanna is hier de begaafde vrouw, die haar verdriet sublimeert. Joachim - een vat vol tegenstrijdigheden in zijn wanhoop over het gemis van een zoon. Het is Suzanna, die aan het eind van haar leven het verhaal vertelt, op een wijze die de moderne lezer aanspreekt door weldoende soberheid.
De schrijfster droeg het boek op aan Frank Bolsius ‘mijn zoon en mijn gids door de oudheid. Uit zijn nota's en onze zondagse gesprekken heb ik, helaas, niets anders weten te pas te brengen dan een beetje bijzonderheden over de handel en wandel der mensen van Israël en Babylon’. Dat ‘niets anders’ getuigt van al te grote bescheidenheid, want de schrijfster is er, met de middelen die haar ten dienste stonden, zeer zeker in geslaagd een verhaal te schrijven vol kleur. Ziehier een goed specimen van ‘historische’ roman waarin het verhaal niet is overwoekerd door het feitenmateriaal. Die ‘zondagse gesprekken’ zijn wel bijzonder vruchtbaar geweest.
P.J.R.
| |
A. Mout
Het theater van Houtkamp
Den Haag - Bert Bakker/Daamen N.V.
De korte roman van A. Mout, verschenen in de Ooievaarreeks, geeft de geschiedenis van een variété-theater in de eerste helft van deze eeuw, zoals deze (de geschiedenis dan) zich op bepaalde keerpunten verbindt met en reflecteert in het leven van de bij het theater betrokken personen. Of misschien ook wel andersom, episoden uit het leven van de personen gereflecteerd in de geschiedenis van het theater.
Het stellen van dit alternatief is geen spitsvondig aardigheidje, maar het duidt er op dat het niet helder is, waar nu eigenlijk het zwaartepunt is komen te liggen. Het verhaal is door zijn opzet fragmentarisch gebleven en het zit een beetje mager in het vlees, alsof de stof maar nauwelijks toereikend was, zelfs voor deze korte roman. Het taalgebruik van de schrijver is verzorgd en rustig, té rustig naar mijn smaak, het zou best een opfrisser kunnen gebruiken. Het boekje zou vijfentwintig jaar geleden zo geschreven kunnen zijn en biedt naast een hier en daar aardige psychologische tekening weinig verrassends. Als geheel komt het niet uit boven het niveau van een wat kleurloze berichtgeving.
J.W.V.
| |
Jos Murez
Kroniek van een parvenu
Gent - Kunstgroep ‘Het Antenneke’.
Deze novelle van Jos Murez neemt de gehele negende aflevering in beslag van het literair en artistiek tijdschrift ‘Het antenneke’. Murez, één van de jongere Vlamingen, toont zich hier een onderhoudend schrijver, vrij in de mond en vlug van aandacht, scherp zonder cynisme en positief in de benadering van de medemens. Zijn parvenu (- als ge met de vijand en met de bevrijder kunt handeldrijven, waarom zoudt ge dat niet kunnen met uw eigen volk), wordt ons beleefd gepresenteerd in een kring van nette profiteurs uit de tweede hand en hij is bij al zijn knallende gebreken toch ook weer op volkomen argeloze wijze zichzelf. Dit, én het licht speelse accent in de behandeling van het gehele geval, leggen wel getuigenis af van het milde gevoel voor betrekkelijkheid, waarmee Murez zijn medemensen gadeslaat.
Een intelligent geschreven verhaal, dat ik met genoegen gelezen heb.
J.W.V.
| |
Leo Vroman
De adem van Mars
Amsterdam - Querido.
In het titelverhaal uit deze bundel brengt Vroman onder woorden, hoe hij de oorlogsdagen van 1940 doorleefde en onmiddellijk daarna uitweek naar
| |
| |
Engeland. Het is inderdaad niet meer dan de adem van Mars die hier over het leven schijnt te gaan, er is niets daverends of geweldigs aan deze kleine kroniek, maar toch is het Mars in al zijn ontreddering en dreiging. In deze twintig bladzijden, eenvoudig gesteld en raak typerend proza hebben persoonlijke bescheidenheid, helderheid van waarneming en een allerfijnst gevoel voor nuancering feilloos samengewerkt tot een eindresultaat, dat niet gemakkelijk overtroffen zal worden.
In de volgende schetsen zijn door de schrijver indrukken verwerkt uit zijn verblijf in een Jappenkamp in Indië, zijn krijgsgevangenschap in Japan en impressies uit New York, waar hij na de bevrijding is gaan wonen. Het zijn stukken die opgebouwd zijn uit dezelfde geestelijke ingrediënten als het titelverhaal en die uit dien hoofde dezelfde aandacht verdienen, ook al wordt de intensiteit van die eerste twintig bladzijden gaandeweg minder bereikt. De laatste schetsen versmallen zich naar mijn indruk tot brieven van een te uitsluitend persoonlijk belang.
J.W.V.
| |
Jeannie Ebner
Zij wachten op antwoord
Vertaald door J. Maschmeyer-Buekers. Den Haag - Servire.
Bij een vorige, gelegenheid heb ik ‘Sie warten auf Antwort’ van Mej. Ebner reeds met grote nadruk aanbevolen. De schrijfster probeert het gesluierde beeld van Sais te onthullen, ze wil de achtergrond van de zienlijke wereld doorgronden, en laat een zuivere mensenziel (Angelika) op deze wereld komen, maar ook daaraan gelukt het niet. Is de eigenaar van het geheimzinnige huis een fictieve grootheid of bestaat hij werkelijk, en zo ja, hoe zou hij te bereiken zijn?, vragen we, evenals bij Kafka's: Het Slot. Ik geloof dat deze ‘Kafka rediriva’ ons zeker veel te zeggen heeft - zij is een eerlijk zoekende vrouw, die zèlf ook op antwoord wacht. Het doet me genoegen, dat door deze vertaling, die wegens haar grote zorgvuldigheid en de soms verrassende vondsten bijzondere lof verdient, dit boek in bredere kring in ons land wordt bekend gemaakt.
J.H.S.
| |
Theo M. Eerdmans
Zeven brieven aan Alma
Amsterdam - Arbeiderspers.
Deze roman over het leven van longlijders in een sanatorium onderscheidt zich van andere boeken over hetzelfde onderwerp door zijn rauwheid en bitterheid; duister als het bos met zijn eksters, waarop Peter Thone, patiënt van gang vijf, kamer zestig, dagelijks uitziet; zonder een streepke geestelijk zicht; zwaar van vloeken en vervloekingen. De zeven brieven aan Alma zijn fragmenten van brieven aan zijn verloofde, inzetten van zeven prachtig geschreven hoofdstukken. Eerdmans is een stilist-verteller, die zijn taalmiddelen volkomen beheerst, en al hanteert hij ze soms abrupt, recht op de man, de lezer, af, zonder iemand van zijn figuren te ontzien, wars van elke sanatorium-sentimentaliteit en -meewarigheid, het dramatisch effect van zijn boek is vol sentiment. Het laatste hoofdstuk in het bijzonder, dat Thones uitgaansdag in Amsterdam en zijn dood in een politiebureau-cel beschrijft, is beklemmend van wanhoop. In de zes voorgaande hoofdstukken beschrijft hij het sanatoriumleven van patiënten, zusters en doktoren, en met name de longziekte en het verschillend verloop er van zo reëel en der zake kundig, dat hij meent, zich veilig te moeten stellen met de volgende waarschuwing. ‘Er zijn altijd lezers, die namen en situaties vergelijken met werkelijk bestaande; dat heeft dan ditmaal geen enkele zin, omdat de namen en situaties in dit boek alleen leefden in een fantasie’. Dat is uiteraard het goed recht van de auteur, mits zijn fantasie de grenzen der denkbare mogelijkheden eerbiedigt.
| |
| |
Dit doet Eerdmans in zijn Zeven brieven meestal, maar enige keren heeft hij de grenzen kennelijk overschreden. Zo acht ik het ondenkbaar, dat in dit behoorlijk beheerd sanatorium een ernstig longpatiënt als Thone, die n.b. van de directeur-arts de zgn. ‘strenge bedkuur’ heeft gekregen, in weerwil van zijn hoge koorts zijn uitgaansdag mag nemen. Dit is immers geen onachtzaamheid meer, maar een vorm van moord met voorbedachten rade.
Joh.v.H.
| |
Marja Roc
Tussen de cherubijnen
Den Haag - H.P. Leopold.
Wij zien in deze roman de inneming van Jeruzalem door de ogen van een kind, dat zich wanhopig vastgrijpt aan de zwarte kaftan van Jeremia, omdat deze profeet de ondergang voorzegd en blijkbaar gewild heeft. Het kind verbergt zich tussen de cherubs op het verzoendeksel van de ark en komt daardoor in Babylonië terecht bij Nebucadnezar. ‘De God der Hebreeën is nog niet aangekomen?’ ‘De god der Hebreeën kwam nog niet aan, o grote koning’. Gevangenen moeten een hymne zingen en beginnen dan onder zweepslagen met: ‘Rondom Jeruzalem zijn bergen, alzo is God rondom Zijn volk’. Later slaat Nebucadnezar in woede met een zwaard op de ark. ‘Gebroken vleugels tuimelen omlaag. Een gouden deksel met verminkte cherubfiguren viel rinkelend ter aarde. Nebucadnezar staarde omlaag op twee grauwe stenen tafelen... Ik de Here uw God, ben een enig God... Hij bukte zich. Met kletterend geraas braken de tafelen op de bakstenen grond in scherven’. Het Joodse kind groeit op en komt door de vuurgloed van een hevige passie voor een Babylonische priesteres tot het geloof aan God en de gehoorzaamheid aan de heilige wetten van Mozes, waarin hij de rust weer terugvindt, die hij eenmaal gekend had tussen de cherubijnen.
De schrijfster heeft veel deskundige literatuur over Babylonië bestudeerd en weet dorre wetenschappelijke gegevens kleur en fleur te geven in een stijl, die volkomen past bij de Oosterse sfeer. Wij maken het grote Nieuwjaarsfeest mee, als een zot drie dagen mag regeren, en heel deze Babylonische religie wordt telkens weer met de Joodse geconfronteerd. Het is zuiver gezien om het geloof in Jahweh te tekenen met een kind in de geborgenheid van twee vleugels, - een kind dat uit dit nest gestoten wordt in de ruimte van Babel, waar het een nieuwe geborgenheid zoekt in de schoot van een priesteres in het bed van Mardoek, maar waar het tenslotte terugkeert onder de vleugels van een Joods gezin in een volledige overgave, die geen twijfel meer kent, tegenover de moedeloosheid van Nebucadnezar, die doodloopt in ‘ijdelheid der ijdelheden’.
O.J.
| |
W.S. Sevensma
Beknopte geschiedenis van het kostuum
Gorinchem - J. Noorduijn en Zoon N.V.
Het kostuum is een cultuurverschijnsel bij uitnemendheid. Geen beschavingsfenomeen is zo instruerend voor de cultuurgeschiedenis als het kostuum. Hierin treft men een heel tijdperk ten voeten uit. Het is dan ook geen wonder, dat er voortdurend meer aandacht geschonken wordt aan de kostuumkunde. Reeds lang bestaan er op dit gebied uitgebreide, rijk geïllustreerde en daarom zeer dure uitgaven. Men zal echter vaak in deze dikke delen verdwalen zonder te vinden, wat men zoekt.
Het is daarom met een bijzonder groot genoegen, dat thans gewezen kan worden op een Nederlands boek, dat nu eens precies geeft, wat men nodig heeft. Geen ingewikkelde geleerde verhandelingen, maar beknopte omschrijvingen van de voor een bepaald tijdperk typische kostumering. De heer W.
| |
| |
S. Sevensma, leraar bij het meisjesnijverheidsonderwijs te Groningen, heeft in zijn ‘Beknopte geschiedenis van het kostuum’ dit kostelijk overzicht geboden. Van de vroegste tijden tot 1950 toe wordt hierin een nauwkeurig beeld gegeven van de ontwikkeling van het kostuum. Zeer rijk geïllustreerd met wel niet mooie, maar toch zeer instructieve platen: 144 in getal.
Voor het behalen van de nijverheidsakten Na, Ns en Nd is dit boek onmisbaar. Men kan de wetgever niet voldoende dankbaar zijn voor het verplicht stellen van de kostuumkunde als leervak voor deze akten, want hierdoor is de praktische noodzaak van deze uitgave gegeven. Nu zijn ook alle anderen, die voor het kostuum interesse hebben en dat zijn kortweg allen, die op enigerlei wijze de cultuurgeschiedenis beoefenen, meteen aan een goed, overzichtelijk en praktisch werk geholpen. Met name is dit boek een uitkomst voor allen, die belangstelling hebben voor het toneel. Slechts één bezwaar heb ik: er is geen register en dit is beslist nodig. Bij een herdruk is er wellicht gelegenheid dit verzuim te herstellen. En een herdruk komt er zeker.
Ev.G.
| |
L.J. Schmidt
Inspecteur Kielstra
's-Gravenhage - Pax.
Dit keurig uitgevoerde boek is geen grote detective geworden. Het is opgebouwd op het overbekende idee: De inspecteur heeft een theorie, maar houdt zijn meningen voor zich, tot de moordenaars zijn ontmaskerd. Erg is, dat Schmidt er zo'n hopeloos ouderwets slot aan heeft gedraaid. U kent dat wel: Om kwart over elf precies zal de inspecteur, die in handen van het geboefte is gevallen, op wreedaardige wijze ter dood worden gebracht en net als het eerste bloed zal gaan vloeien komt de politiemacht opdagen.
G.v.H.
| |
Willem Laatsman
Het bittere hart
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
Het verhaal over ‘Het bittere hart’, een mijn in de Borinage, bij Marcinelle. De verschrikkelijke ramp, die nog niet zo lang geleden het dorp trof, komt in onze herinnering terug.
Laatsman heeft er een aardig boek van gemaakt, dat eigenlijk uit drie delen bestaat. Eerst maken wij kennis met de vele personen, die in het boek een rol spelen. Dit gedeelte met zijn vele dialogen is zeker niet het beste. Het leest niet gemakkelijk en vermoeit gauw. Het tweede stuk, dat de ramp beschrijft, is veel beter geschreven. Het is spannend en suggestief. Je krijgt de indruk, dat de auteur aan dit gedeelte met veel genoegen heeft gewerkt. Aan het eind zakt het boek in. Laatsman moet zijn personen nog op de rechte weg helpen en er een bevredigend slot aan breien. Daardoor wordt het verhaal gewrongen en doet het onwezenlijk aan.
Had het lugubere einde, waar de dochter, al weer heel toevallig, haar verdronken moeder vindt, niet anders gekund?
G.v.H.
| |
Stefan Andres
‘De reis naar Portiuncula’
(Oorspr. titel: ‘Die Reise nach Portiuncula’) Vertaling van Vic. Stalling Utrecht - De Fontein.
Portiuncula is het Franciscaanse heiligdom bij Assisië in Midden-Italië. Zij, die daarheen reizen zijn een Duitse zakenman Sulpiz Hasbach met zijn dochter Felicitas, bij wie zich een andere Duitser voegt, Klinger.
Het Franciscaanse ideaal, dat Sulpiz in Italië terug wil vinden, is een minimum aan gebondenheid als de hoogste vrijheid. Aan het eind van 't boek zegt hij: Een krekel te zijn op een olijfboom hier - en altijd in dit licht hetzelfde vers te zingen, altijd - hetzelfde door alle eeuwen heen’. Dit is
| |
| |
't eind van de reis; dit is dé vrijheid, waar je behalve aan de almachtige goede God aan niemand gebonden bent zoals 't krekeitje. Zelfs van de binding aan schuld is hij verlost.
Een vraagteken! Is het goed, om het heimwee naar de natuur, waar de mens ontspanning kan vinden van de bindingen in dit leven, te verabsoluteren? Staat de natuur hier niet buiten het eigenlijke leven met zijn schuld en gericht; en geeft ze niet, wat God zelf alleen maar geven kan aan een mens, die in berouw voor hem neerknielt, namelijk de vergeving van schuld? Alsof ze God is?
De compositie van dit boek van deze bekende Duitse schrijver is knap. Al moet er bijgezegd, dat het niet altijd overtuigend is. Wanneer Hasbach tegen Klinger zegt: ‘U hebt zeer juiste gedachten, toegespitste, sterke in het vuur van de smart geharde gouden gedachten’, dan is dat een stuk overspannen beeldspraak, die ons niets meer zegt. Er zijn meer voorbeelden van dit taalgebruik. Als dit de oplossing is, die de roman ons biedt aan het eind van de reis, vragen wij ons af of dit geen zelfbedrog is. Maar is het antwoord, ons antwoord op de vraag, wat vrijheid en geluk eigenlijk is, soms ook een antwoord met enkele vraagtekens?
J.A.W.
| |
James Thomas Flexner
Amerika schildert
Den Haag 1956 - Servire.
Wat weet de gemiddelde Nederlander van de Amerikaanse cultuur? Op muzikaal terrein lijkt mij de situatie niet slecht. Vele namen van componisten en uitvoerende musici zijn hier bekend en geliefd, al zullen deze zich wel voor een groot deel op het gebied van de Jazz bewegen - waarmede ik overigens niet graag zou beweren dat Jazz niet tot de cultuur behoort. Evenzo is het gesteld met de literatuur: hoevele Amerikaanse schrijvers en dichters worden hier niet gelezen. Maar op het gebied van de beeldende kunst en met name van de schilderkunst bestaat een volstrekt luchtledig. En toch zijn er een aantal schilders en grafici die een beter lot verdienden dan totaal onbekend te zijn. Het is de verdienste van de schrijver, dat hij in een beknopt overzicht op duidelijke wijze een poging doet om hierin verandering te brengen en de uitgever verdient lof voor de royale wijze waarop hij het geschreven woord aanvult met afbeeldingen van de voornaamste kunstenaars. Natuurlijk zou men enkele grote figuren als Whistler en Singer Sargent, Marin en Wood, wier namen ook hier weerklank oproepen, met meer dan één schilderij vertegenwoordigd hebben willen zien, maar de opzet van dit boek liet dit niet toe.
Het is opvallend dat er bij de behandelde kunstenaars - waarom ontbreekt in een dergelijk boek toch een register? - zoveel kunstenaars van Europese afkomst zijn. En merkwaardig ook de velen die in Europa bleven en daar een rol van betekenis speelden, zoals Mary Cassalt, leerlinge van Degas, die als enige kunstenaar van Amerikaanse afkomst samen met de Impressionisten ten toon stelde; Whistler, die zijn grootste roem in Engeland beleefde; Singer Sargent, die in Parijs zijn meesterwerk schiep; Feininger (overigens in dit boek niet genoemd) als één van de trouwste leden aan het ‘Bauhaus’ in Weimar verbonden.
Ieder die zich op dit terrein wil oriënteren schaffe zich dit boek aan.
J.C.S.
| |
Ella Goldstein, E.R. Meyer en Nico Jesse
Voetsporen van Rembrandt
Een beeldfotografie Utrecht 1956 - A.W. Bruna en Zoon.
Bij de inrichting van de Rembrandttentoonstelling vorig jaar hebben de organisatoren zich, meen ik, de vraag gesteld, wat de kunst van Rembrandt
| |
| |
voor de mens van 1956 eigenlijk betekent. De dreiging van een algehele vernietiging door de tweede wereldoorlog was voor hem nauwelijks afgewend en reeds naderde een andere niet minder algehele bedreiging: die van het atoomtijdperk. Zou Rembrandt hem nog iets te zeggen hebben; zou zijn boodschap misschien duidelijker tot hem spreken dan ooit? Als deze vragen bevestigend beantwoord moeten worden - zoals ik stellig geloof - dan kan men ook niet beter doen dan Rembrandts werk zetten naast het beeld van onze tijd en dit hebben de drie hier bovengenoemden dan ook zeer bewust gedaan in een overigens niet geheel originele beeldbiografie; immers enige jaren geleden verscheen een dergelijke uitgave over Vincent van Gogh. Hoe het ook zij, het hier aangekondigde werk is een prachtig boek geworden; magnifiek zijn de zwart-wit reproducties naar werken van Rembrandt en schitterend de foto's van Nico Jesse, die met de tekeningen, schilderijen of etsen soms een frappante gelijkenis hebben.
De tekst is met opzet zo geschreven dat ook de niet ingewijde geboeid blijft doorlezen en zich warmt aan de liefde voor de kunstenaar die op menige bladzijde door de regels heenbreekt. Tekst en illustratie zijn het gehele boek door op een knap volgehouden wijze op elkaar afgestemd, zodat men het boek ook als een album door kan bladeren, nu eens lezend, dan weer afbeeldingen bekijkend.
De kunsthistorische gegevens waren bij de heer Meyer, hoofd van de paedagogische afdeling van het Rijksmuseum te Amsterdam, in goede handen. Hij zal ook wel verantwoordelijk zijn voor de uitvoerige toelichtingen en de bijzonder instructieve opsomming van Rembrandts belangrijkste werken in verband met zijn levensloop.
Een boek dat qua uitvoering behoort tot het beste wat in het Rembrandtjaar verscheen en dat mij uitermate geschikt voorkomt om belangstelling voor deze grote universele kunstenaar bij de mens van deze tijd te wekken, te verlevendigen en te bestendigen.
J.C.S.
| |
Willem G. van Maanen
Al lang geleden
Amsterdam 1956 - Em. Querido.
Men moet na lezing van deze roman (waarin een terugblik op de oorlogs- en bezettingstijd een dominerende plaats inneemt) erkennen, dat het boek op knappe en indringende wijze opgebouwd is. De klare, hier en daar harde stijl is een volmaakt medium voor wat de auteur aan zijn lezers wil brengen; er is geen woord te veel, geen woord te weinig. De schildering van de ‘dramatis personae’ is voortreffelijk, waarbij de figuur van de ambtenaar al op heel treffende wijze is weergegeven.
Het innerlijk conflict, waaraan de hoofdpersoon (voormalig verzetsstrijder) als de gedesillusioneerde lijdt, is verantwoord beschreven. De uitweg uit de conflictsituatie, via allerlei gesprekken, afrekening met het verleden en een erotisch avontuur tot de weg terug naar de wettige echtgenote is logisch weergegeven. Een roman, die zeker boeit en de aandacht tot de laatste bladzijde gevangen houdt. Toch moest hierbij aangetekend worden, dat dit knappe en boeiende boek eigenlijk een vervelend thema, vervelende personen en vervelende gebeurtenissen bevat. Dat ligt zeker niet aan het compositievermogen en het schrijftalent van de auteur. Het ligt misschien wel aan zijn geestelijke instelling. Bij het lezen komt de gedachte op, dat de schrijver te weinig afstand neemt van zijn roman-figuren. Zij zijn allen exponenten van de wat triest-nihilistische levensbeschouwing, welke de auteur eigen moet zijn. Deze opmerking wil niets afdoen van onze grote waardering voor dit knappe geschrift.
S.H.S.
|
|