| |
| |
| |
Kritieken
Mr. G.Th. Verharen
Abraham in burger
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
De titel van deze roman schijnt verband te houden met de grote Abraham, van wie in de Bijbel verteld wordt, dat hij op Gods bevel uit zijn land en uit zijn maagschap trekt naar het land, dat de Here hem wijzen zal. In zoverre is er overeenkomst, dat ook Abraham Binker, de hoofdpersoon van dit boek, aan 't slot van dit boek gaat emigreren en met vrouw en aangenomen zoon zijn land en zijn maagschap verlaat.
Het gaat in deze roman om Abraham Binker en Leen Binker, diens aangenomen zoon. Als Abraham Binker deze zoon gaat aangeven aan het gemeentehuis als de zoon van hem en zijn vrouw, zondigt hij daarmee tegen de Nederlandse wet. Want deze zoon, Leen Binker, is in werkelijkheid de zoon van Abrahams overleden broer Hinne en het resultaat van het feit, dat Hinne de dochter van de boer, met wie hij naar school fietste, verkrachtte. Door middel van die zonde tegen de wet vecht Abraham om de werkelijke afkomst van Leen verborgen te houden.
De schrijver geeft ons een kijk op de sociale verhoudingen, op de wereld om rechter en rechtspraak en tipt ook het jeugdprobleem aan. Al deze problemen legt hij ons voor op een manier, die van grote kennis van zaken getuigt en ook zeer boeiend is. Alleen vormen al deze problemen een te zware belasting voor de gang van het verhaal, die te traag wordt. De schrijver zal zich dan ook moeten bepalen tot een probleem, en niet teveel overhoop halen als hij weer eens begint. Verder zal hij critisch moeten zijn ten opzichte van zijn stijl. Als hij, om een voorbeeld te noemen, van Abrahams vader schrijft: ‘Als rijp graan kwamen de woorden uit zijn mond, de oogst van gedachten, die lang in zijn hoofd geweest waren’, dan zal niemand door dit beeld overtuigd zijn, omdat het een volkomen vals effect heeft. Verder zijn er zeker dingen in dit boek, die tot nadenken stemmen.
J.A.W.
| |
François Mauriac
De wegen zeewaarts
's-Gravenhage 1956 - N.V. Pax
Het oeuvre van de ruim zeventigjarige Mauriac is even veelsoortig als omvangrijk. Enkele dichtbundels, een lange reeks romans, een bijna even groot aantal essais en biographieën, enige toneelstukken, een vijfdelig Journal, ziedaar de oogst van een leven, dat nog niet is afgesloten. Na '45 heeft Mauriac zich voornamelijk aan journalistieke arbeid gewijd en met de volle felheid van zijn heftig temperament alle vormen van dictatuur bestreden. Deze jaren hebben geen nieuw element gebracht in zijn letterkundig werk. Zijn roem wortelt in het verleden.
Les chemins de la mer, daterend van 1939 en vertaald door Dick Ouwendijk, is een der romans van het tweede plan. De bouw wijkt enigszins af van de meest door hem gevolgde, die een enkele figuur in het midden zet, waarom de handeling zich kristalliseert. Hier wordt de aandacht verdeeld over wat men de fresco-bouw zou kunnen noemen. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat een teveel aan personen de eenheid van de roman schaadt en de indruk verzwakt. Waarom moest Landin, de eerste klerk op het notariskantoor Révolou, een gestalte op de achtergrond, op bepaalde momenten naar voren worden getrokken en vervolgens, beladen met geheimzinnigheid, in het duister verdwijnen en uiteindelijk worden vermoord. Zo is er meer, dat de structuur van het boek onvast maakt. Overigens een echte Mauriac: ook hier de nerveuze stijl, de freudiaanse ontleding der gevoelens en der gewaarwordingen, de felle greep naar het hart der mensen
| |
| |
en der dingen. Het verhaal speelt zich ook nu weer af in Bordeaux en omgeving; het milieu is dat van de hoge middenstand. Immers Mauriac kan alleen beeldend beschrijven, wat hij uit. ervaring kent. Klaarblijkelijk is het hem er om te doen de verwoestende invloed van de geldzucht te demonstreren, die de vriendschap doodt, de liefde verstikt en de uitbloei van het leven belemmert. Ook de Mammondienst kent hij van nabij. Daarbij voegt zich een thema dat bij Mauriac zelden ontbreekt, dat der onrijpe sexualiteit, die jonge mensen kwelt en moeizaam een weg zoekt. De puriteinse opvoeding van de schrijver met de verdringingen, die er het gevolg van zijn, speelt hierbij een rol, getuige zijn curieuse uitlatingen in Commencements d'une vie. Een derde motief is de dichterlijke aanleg van één der jongeren, de gevoelige Pierre Costadot, in w ens mond de schrijver fragmenten legt uit zijn een jaar later verschenen gedicht Le Sang d'Attis. Ongetwijfeld zijn in Pierre reminiscenties verwerkt aan de jonge Mauriac. Over al deze elementen koepelt zich de bekende tragische conceptie van het mensenbestaan, die zich openbaart in al de figuren van de roman. Niemand vindt het geluk in een leven, los van God; anderzijds vindt ook niemand vrede in een rustige, vertrouwende overgave aan Zijn vaderlijke leiding. Heeft deze man, wandelend tussen twee afgronden, wel ooit één gelukkig mens getekend?
De vertaling biedt goed, vlot Nederlands, vrij van Franse smetten. Foutloos is ze echter niet. Er zijn vele woorden en vooral uitdrukkingen, waarvan de betekenis aan de vertaler is ontgaan. Iedere bladzijde geeft daarvan voorbeelden te zien. Het zou teveel plaatsruimte vragen dit te demonstreren. De sfeer van het boek wordt echter niet aangetast door de fouten, waar trouwens vele goede vondsten tegenover staan.
v.d. P.
| |
Th. Troll
De naakte waarheid over toneel en toneelspelen, bewerkt door Harriet Freezer
Baarn - Hollandia.
In tien hoofdstukken tracht Th. Troll het toneel en het toneelspelen uit te kleden. Harriet Freezer heeft zijn observaties pasklaar gemaakt voor Nederlandse toestanden. Er staan enkele aardige en rake opmerkingen in, maar het geheel is nogal schamel. Een goede kostumering schijnt nu eenmaal voor toneel onmisbaar. De schijnwerpers branden daar fel. Ook de waarheid mag wel van zeer goeden huize zijn, wil zij zich er naakt kunnen vertonen.
Ev.G.
| |
F. Bordewijk
Halte Noordstad, vermeerderd met drie een-acters en een monoloog
Amsterdam 1956 - Scheltema & Holkema.
Drieërlei raad geeft F. Bordewijk: 1. aan de Nederlandse schrijvers om hun krachten meer dan tot dusver te beproeven op de toneelschrijfkunst (de kunst, die de e.s stelt met verhoudingsgewijs weinig woorden veel te zeggen en meer nog te doen aanvoelen); 2. aan de Nederlandse lezers om zich niet te bepalen tot het lezen van buitenlands toneel (en dan bij voorkeur de klassieken), maar ook huidig Nederlands; 3. aan de Nederlandse uitgevers om het contact tussen toneelstuk en publiek te bevorderen binnen de grenzen van het mogelijke.
Drie mooie raadgevingen, waarmee men het ‘binnen de grenzen van het mogelijke’ hartelijk eens kan zijn.
Om de daad bij het woord te voegen, laat Bordewijk dan het toneelstuk ‘Halte Noordstad’ volgen. Wat een vervelend stadje. Nooit van m'n leven zal ik er een kaartje naar nemen. Dit is nu het geëtaleer van de naargeestigheid. Na zo'n stuk vergaat iemand de lust om nog huidig Nederlands toneel
| |
| |
te lezen. Dan toch maar liever buitenlands en bij voorkeur klassiek, toen men nog niet van mening was, dat deze kunst zou moeten bestaan in het nastreven van ‘met zo weinig woorden zoveel mogelijk te zeggen en nog meer te doen aanvoelen’. Deze woordkarigheid is voor het toneel de dood in de pot. Toneel is in de eerste plaats woordkunst. De Nederlandse schrijvers hebben dit vandaag aan de dag klaarblijkelijk nog niet ontdekt, maar de moderne buitenlanders des te beter.
De toevoegsels aan ‘Halte Noordstad’ moeten voor geestig doorgaan. Ik kan het niet helpen, maar ik vind het hele bundeltje naargeestig. Een mislukt experiment.
Ev.G.
| |
Johan H. Wigmans
Ik was één der millioenen
Den Haag/Tielt - Lannoo.
Drie drukken in één jaar wijzen er op, dat dit boek veel gelezen wordt. Dat de auteur geen schrijver van beroep is, geen belezen intellectueel, zoals de uitgever zelf erkent, is juist. Maar het gaat hier om de feiten, om de hel van Siberië, die Wigmans als politiek gevangene van de Sovjets door moet.
Tegen deze achtergrond gezien heeft het boek grote waarde; daarom willen wij het graag in veler handen zien.
G.v.H.
| |
Elleston Trevor
De slag om Engeland
Baarn - Hollandia.
Van ‘Im Westen nichts neues’ heeft eens iemand gezegd: ‘Na lezing was ik één uur anti-militarist’. Misschien is hij het langer, als hij kennisgenomen heeft van ‘De slag om Engeland’. In pakkende zinnen en vaak flitsende dialogen beschrijft Trevor het leven van piloten en grondpersoneel van een vliegveld in Engeland gedurende de laatste oorlog. De gespannen sfeer, waarin deze mannen en vrouwen leven, de luchtgevechten, waarin hun angst en heldenmoed naar voren komen, drijven deze mensen naar elkaar toe, maken er één grote familie van. Op knappe wijze beschrijft de auteur hun levens; de strijd glijdt aan ons voorbij als het beeld op het witte doek, fascinerend en ontroerend. De spanning bereikt het hoogtepunt, als één der piloten een compressor op een spitfire monteert tijdens een bombardement van het vliegveld en daarna zegt: ‘Het is niet de moeite waard, majoor, werkelijk niet’.
Het volgende boek van deze schrijver, ‘De invasie’, zien wij met belangstelling tegemoet.
G.v.H.
| |
Den spiegel der zaligheid van Elkerlijk, ingeleid, uitgegeven en verklaard door Dr. G. Jo Steenbergen Zwolle 1956 - W.E.J. Tjeenk Willink (Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde).
Het ontroerendste getuigenis van de felheid waarmee de vijftiende eeuw niet alleen het leven, maar ook de dood beleefde, de ‘Elkerlyc’, heeft in Dr. Steenbergen een nieuwe uitgever gevonden, die in inleiding en commentaar de benijdenswaardige gave toont, zowel het teveel als het te weinig te kunnen vermijden. Als aanvaardbare tegemoetkoming aan de gewenste lezers - (nog) vreemdelingen in de middeleeuwse literatuur - is de spelling gemoderniseerd.
M.B.
| |
Wolfgang Leonhard
De revolutie laat haar kinderen gaan
(Vertaling van F. Kool)
De Bezige Bij - Amsterdam, 1956. Een boeiende, leerrijke, sterk gedocumenteerde autobiografie van een uitgeweken sowjetfunctionaris. Leonhard was een knaap van dertien jaar, toen hij in 1935 met zijn moeder uit nazi-Duitsland naar de Sowjet-Unie emigreerde. Daar krijgt hij de gebruikelijke communistische ‘opvoeding’, wordt cursist aan de Kominternschool, vertrekt in 1945 naar Berlijn om onder leiding van Ulbricht in verschillende
| |
| |
functies de Oostduitse sowjetzone voor het communisme te doen rijpen. Intussen groeit de twijfel aan de Stalinistische dogma's in hem. In 1950 breekt hij er mee en wijkt naar de Bondsrepubliek uit. Alle politieke hoofdfiguren van Oost-Europa, wier namen wij vandaag in de krant tegenkomen, passeren in deze oprechte, onverhulde levensbeschrijving de revue. Het is veel meer dan ‘levensbeschrijving’; het is een bronnenboek voor Oosteuropese staatkunde, en als zodanig veel belangrijker dan boeken van het genre Ik koos de vrijheid. Dit is weer een boek, ‘waarvoor men de tijd moet nemen’ (400 pag.); ik nam er de tijd voor en kan er van zeggen, dat het mij van de eerste tot de laatste bladzijde vastgehouden heeft.
Joh.v.H.
| |
Sjoerd Broersma en Dr. R.K. Broersma-Luomajoki
Domeinen der Finse literatuur
Utrecht - A.W. Bruna & Zonen.
Het echtpaar Broersma heeft met deze Domeinen, althans voor Nederland, een stuk pionierswerk geleverd. Te onzent is het het eerste boek, dat in kort bestek en overzichtelijke vorm een beeld van de Finse literatuur geeft zowel van het verleden als het heden. Wel hebben ze eerder op dit gebied encyclopedische bijdragen geleverd en Finse boeken en verzen vertaald. Sjoerd Broersma, vóór en in het begin van de tweede wereldoorlog buitenlands correspondent van het Algemeen Handelsblad, maakte in 1939 het Poolse drama mee. Zijn prachtige reportageroman Poolse rapsodie is hier ten onrechte vrijwel onopgemerkt gebleven in de lawine der na-oorlogse publicaties. In Finland gestrand, huwde hij daar met dr. Rauni Luomajoki. Tijdens de oorlog week het echtpaar naar Nederland uit en bleef hier gevestigd. In hun recente publicatie Domeinen schetsen zij de ontwikkelingsgang van de oude Finse volkspoëzie. Aan het volksepos de Kalevala, eerder bewerkt door Jan H. Eekhout (1939), wijden ze een apart hoofdstuk, en belichten de betekenis ervan voor de Finse kunst, letteren en wetenschap. Proeven van vertaling en dichterlijke bewerking wisselen de tekst af. Een overzicht van Finse literatuur, in het Nederlands vertaald, zowel van romans als novellen en poëzie, toont aan, hoeveel hiervan op naam van het echtpaar Broersma staat. Een respectabel aandeel.
Joh.v.H.
| |
De Horizon van de schrijftafel Aspecten van Westerse letterkunde Amsterdam-Brussel - Elsevier.
Elke nationale literatuur heeft bepaalde karakteristieke eigenschappen; in ‘De horizon van de schrijftafel’ worden enkele van deze kenmerkende aspecten aangewezen. Leest men de opstellen zoals ze bedoeld zijn - als subjectieve, wat gechargeerde weergave in grote lijnen - dan zal men hieruit meer inzicht krijgen, dan door een opsomming van verwarrende details.
Het meest boeide mij Godfried Bomans - humoristischer, wanneer hij serieus is, dan wanneer hij serieus probeert humoristisch te zijn - in ‘De Noordnederlandse letterkunde en de huiskamer’ en Adriaan van der Veen met ‘De Amerikaanse letterkunde en de grens’: ‘Amerika is in zijn schrijvers streng voor zichzelf, omdat het niet wil en kan vergeten dat het zichzelf in zijn pionierstijden tot het beloofde land heeft gedroomd’.
Verder worden behandeld: De Vlaamse letterkunde en de grond (Hubert Lampo); De Engelse letterkunde en de pastorie (Olive Renier-Corthorn); De Duitse letterkunde en de studeerkamer (Jan Aler); De Scandinavische letterkunde en de seizoenen (Amy van Marken); De Franse letterkunde en de salons (R. Wiarda); De Italiaanse letterkunde en de klokketoren (Herman van den Bergh); De Spaanse letterkunde en het klooster (G.J. Geers).
M.B.
| |
| |
| |
Emiel van Hemeldonck Schelde, snelle Vliet... Tielt/Den Haag - Lannoo.
Dit verhaal van de Vlaamse auteur speelt in Antwerpen in de Franse tijd. De hoofdpersonen zijn de weduwnaar Matthias Joosten, een vooraanstaand koopman, diens aan de benen verbrand dochtertje Magdalena en zijn beide pleegkinderen Willem en Cornelis, waarvan de vader, een eenvoudig handwerkman, bij een ongeluk op de Schelde is omgekomen. Willem ontpopt zich als een keihard zakenman, Cornelis als een dromer en dichter, die liever schoolmeester wil worden dan zakenman. Om de tegenstelling in de ontwikkeling der beide jongens gaat het psychologisch verloop. De deugd wordt beloond en de ondeugd gestraft, al heeft de schr. er oog voor, dat in elk mens iets van de engel en van de duivel te vinden is. Het verhaal komt wat traag op gang, maar is verder vlot geschreven. Het is ouderwets van opzet, met een inslag van sentimentaliteit die herinnert aan het werk van Hendrik Conscience. De titel is ontleend aan een gedicht, dat Cornelis zou hebben gemaakt. Het is het tweede deel van een trilogie, die de grootheid van Antwerpen in verschillende tijdvakken wil beschrijven. Het eerste daarvan speelt in de 16e eeuw, maar de delen kunnen afzonderlijk worden gelezen. Het boek is ook in zoverre ouderwets, dat de verhouding tussen de sexen wel met de uiterste ingetogenheid wordt beschreven. De schrijver is van origine onderwijzer en thans hoofdinspecteur van het L.O. in België. Hij is een zeer vruchtbaar auteur, die al verscheidene historische romans op zijn naam heeft staan, waarvan de belangrijkste ook in het Duits zijn vertaald.
J.C.H. de P.
| |
Til Brugman
De zeebruid
Amsterdam - Wereldbibliotheek
Wat het opgroeiende meisje in de havenwijk van een grote stad, in dit geval Marseille, bezig is te worden, laat de schrijfster ons al heel duidelijk zien als ze deze jeugd tekent in haar contact met de ‘geordende maatschappij’. Representanten van die maatschappij zijn de zusters van de naailessen, zuster Clothilde, die haar leerlingen op haar eigen niveau tegemoet heeft leren komen en het zustertje Thérèse, dat maar gauw in een hoek van het lokaal koffie gaat zetten als de leerlingen haar collega met hun netelige vragen uit haar tent proberen te lokken.
Eén van deze leerlingen is Stella Dubec, de zeebruid, dochter uit een meer en meer verwordend gezin, dat haar in zijn ondergang toch niet meeneemt. Want Stella blijft nuchter en weerbaar en bezield van een positieve toekomstgedachte: de terugkeer van haar ‘petit père’, de zeeman met wie zij wezenlijk verbonden is.
Helaas moeten we er getuige van zijn dat Stella zich laat afglijden naar de droom, de illusie, die haar zin voor de werkelijkheid ondermijnt en haar zo slachtoffer maakt van een intrigue.
Van de innerlijke noodzaak van dit proces, die b.v. bij het te gronde gaan van de moeder wel aanwezig is, heeft de schrijfster mij niet kunnen overtuigen.
Met de veranderde instelling van de hoofdpersoon verandert ook de aard van het boek. Om de wakkere, waakzame Stella heen is het springlevend, om de dromende Stella heen onpersoonlijk als een, wel te verstaan spannende, detective.
Deze tweeledigheid doet doet enigermate afbreuk aan deze roman, die overigens zeker kwaliteiten heeft.
N.P.V.
| |
Helene Jacky
Kinderen van Rome
Baarn - Bosch en Keuning N.V. Vertaling Aize de Visser.
De oorspronkelijke titel van deze kleine roman is ‘Ein Stern geht auf’. De titel van de voortreffelijke Nederlandse
| |
| |
vertaling. ‘Kinderen van Rome’ dekt zeer wel de inhoud. Want mag men de jonge oorlogswees, het zwervertje Nino, met enig recht de hoofdfiguur van deze roman noemen, het is evenzeer het verhaal van een groot aantal anderen, kinderen zowel als ouderen, maar hoe duidelijk kenbaar maakt de schrijfster het kind ook in de laatsten. Zij allen lijden, enige jaren na de oorlog, nog onder de verschrikking en gevolgen daarvan, kinderen van een land dat de oorlog begon en verloor.
Toch is de toon van het verhaal niet bitter, niet wanhopig. De geest van waaruit dit boek is geschreven, komt het duidelijkst tot gestalte in Marco, de jonge dokter, die toch weer weet waarom hij nog leeft en wat hij heeft te doen. Ja, een klein verfomfaaid boek (gevonden in een ruïne op zijn terugtocht na de krijgsgevangenschap in Afrika) heeft hem vrede gebracht en de moed om verder te leven. En nu helpt hij kosteloos vele zieke kinderen die in lang niet genoeg gegeten hebben, en ook vertelt hij soms van dat kapotte boek dat hij eens vond, en dat hem in veel heeft geholpen. Tegen de angst bijvoorbeeld en tegen de eenzaamheid.
Dit wordt zelden veel uitgebreider en directer weergegeven dan in bovenstaande regels. Simpel? Alleen bij eerste kennismaking. Hoe gemakkelijk was het hier te ontsporen. Deze eenvoudige aanduidingen zijn suggestief en voldoende, tenminste in dit geheel, dat niet is een uitdiepen van één persoon, maar een kennismaking met een gemeenschap. De suggestieve indirectheid waarmee de verschillende personen in onze aandacht worden gebracht (er wordt heel weinig gesproken en even weinig letterlijk gedacht) is wel de kracht van deze schrijfster. Men wordt a.h.w. ongemerkt van de ene in de andere figuur overgeplaatst. Vandaar waarschijnlijk ook de eindindruk dat er geen hoofdpersoon is, of het zou die indirecte moeten zijn van de schrijfster, die zichzelf zo goed kan laten vergeten.
Dit werk is niet groots, het is wat eenzijdig in de keuze van de gemeenschap, die voor ons gaat leven, maar het is naar mijn mening daarin toch groot (en christelijk) dat deze zo waarlijk voor ons leeft, alsof wij er zelf met onze liefde middenin staan.
I.L.
| |
Keur uit het ongebundelde werk van W.G.C. Byvanck ingeleid en met aantekeningen voorzien door J.J. Oversteegen Zwolle 1956 - W.E.J. Tjeenk Willink. (Zwolse drukken en herdrukken, nr. 16).
W.G.C. Byvanck leefde van 1848 tot 1925, was redacteur van ‘De Gids’ (1893-1906) en directeur van de Koninklijke bibliotheek, hij publiceerde tal van literaire en historische studies. Voor menigeen zullen deze feiten onbekend zijn. Is deze onbekendheid van Byvanck inderdaad te wijten aan het feit dat hij als het ware ingeklemd zat tussen twee generaties, die van Multatuli-Huet-Pierson en die van de Tachtigers?
Deze omstandigheid zal er toe bijgedragen hebben, maar de voornaamste oorzaak van het vergeten worden van Byvancks leven en werk schijnt mij toch te liggen in het ontbreken van een synthese in zijn persoonlijkheid; wetenschappelijk een manusje van alles, maar het meest toch nog een cultuur-historicus, is hij er niet in geslaagd - zoals bijvoorbeeld Huizinga nog wel - althans uiterlijk een synthese te veroveren op de zeer verschillende elementen van zijn persoonlijkheid.
Of men nu het grote essay over de ‘Hamlet’ neemt, de bijdrage over Bilderdijk of het meer actuele werk over de Franse politiek, steeds wisselen de kunstenaar, de wetenschapsmens en de journalist elkaar onbeheerst af. Het is in hoge mate typerend voor Byvanck
| |
| |
als hij in zijn Hamlet-studie schrijft: ‘Ook is er nog een groter vijandin voor de kunst dan de anarchie, dat is de conventie’ (p. 102).
Aan die conventie is Byvanck niet ten prooi gevallen, dat is zijn grote verdienste, maar de anarchie heeft hij niet kunnen overwinnen. Desondanks, wellicht zelfs daardoor, komt in zijn werk een buitengewoon boeiende persoonlijkheid naar voren.
Tot slot een opmerking, die misschien een aanvulling is: ik heb de indruk dat het Oversteegen, die klaagt, dat de literatuur-historici zo weinig aandacht aan Byvanck hebben besteed en Prof. dr. W.J.M.A. Asselbergs met het IXe deel van de Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden vermeldt als een gunstige uitzondering op deze regel, ontgaan is, dat J.A. Rispens in zijn Richtingen en figuren in de Nederlandse Letterkunde na 1880 zeer waarderend en indringend over Byvanck schrijft.
M.B.
| |
Felix Lützkendorf
De donkere jaren
Baarn - Boekerij.
Deze roman is het eerste deel van een trilogie, die een tijdbeeld geeft van Duitsland van omstreeks 1900 tot 1945. Dit eerste deel eindigt met de ontbinding van het keizerrijk, de revolutie van 1918. De gebeurtenissen spelen zich voornamelijk aan de zelfkant der samenleving af. De hoofdpersoon, Clemens Kunigam, is hier nog een kind, opgroeiend in een trieste woonkazerne. Het zijn met recht donkere jaren, omdat Clemens' ouders het maatschappelijk moeilijk hebben. Feitelijk is zijn grootmoeder, die bij het gezin inwoont, de sterke figuur: zij voert de huishouding, gaat uit werken, als het nijpt met de financiën en in de hongerjaren van de eerste wereldoorlog, als Clemens' vader in militaire dienst is en zijn moeder op een fabriek werkt, zorgt de oude vrouw, dat er eten in huis komt. Felix Lützkendorfs voornaamste bron is kennelijk zijn persoonlijke jeugdervaring. Te midden van de morele verwording geraakt het kind Clemens in een crisis en daar niemand hem bijstaat vereenzaamt hij innerlijk. Zijn vader sterft in Frankrijk aan het gruwelijke front - de knaap wordt het zich nauwelijks bewust; zo dicht leeft hij bij de dagelijkse verschrikkingen van het thuisfront, dat hij niet meer beseffen kan, wat hij verloren heeft. Zo is het begin, de rijping van een generatie, die bij de ondergang, de instorting van een rijk toch nog iets van morgen verwacht. De vertaling (bewerking) van Mr. W. Joosten is zeer goed.
v. H.
| |
Thyra Ferré Bjorn
Pappa's Vrouw
Baarn - Hollandia. Vert. Diet Kramer.
Dit is de eerste roman van een vrouw die reeds grootmoeder is. Reeds in haar jeugd nam zij zich voor schrijfster te worden. Ondanks het feit dat haar gezin haar noodzaakte de uitvoering van haar plannen uit te stellen vergat zij ze niet. Zij moet beslist lijken op haar moeder, over wie zij vertelt in ‘Pappa's Vrouw’, een alleraardigste familiekroniek. De titel van haar boek blijkt bij lezing wel heel juist gekozen. Als Maria (Pappa's vrouw) eenmaal een besluit genomen had, kon je hemel en aarde bewegen, maar van dat besluit zou ze vast en zeker nooit afzien. Reeds de eerste dag dat zij als zestienjarig dienstmeisje haar intrede doet in de Laplandse pastorie van Dominee Franzon, besluit zij dat ze binnen afzienbare tijd mevrouw Franzon zal worden. En zij trouwt Pappa inderdaad, al moet zij er eerst voor naar Amerika reizen. Deze mededeling kan onmogelijk doen vermoeden hoe ongekunsteld deze Maria evenwel is. Daarvoor moet u dit verhaal van Maria en Pontus Franzon en de acht ‘dromen’ zelf lezen. Maar doe het niet met een lege maag, het
| |
| |
zou het lezen mogelijk tot een Tantaluskwelling maken, want de kooken bakkunst van Pappa's vrouw is zeker niet de minste van haar deugden. Voor het overige durf ik u volledig genoegen te voorspellen van dit niet alleen maar amusant doch veel meer levenswarm en weldadig verhaal van een gezin, waarin de natuurlijke verhoudingen gelukkig eens niet zijn verstoord. Dat dit boek verscheen in een vertaling van Diet Kramer, kan nog een aanbeveling te meer zijn.
J.L.
| |
C. Baardman
Jachthond op de Oceaan
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
In deze roman wordt het leven van Hein Maas beschreven van het ogenblik, dat hij als zestienjarige jongen de sleepboot verkiest boven de kansel, tot de dag, dat hij als beroemde kapitein van ‘De Schelde’ na de oorlog in het vaderland terugkeert.
Dat Baardman kan vertellen, hoeft geen betoog. Het grote aantal door hem geschreven boeken bewijst het. Waarschijnlijk komt dat, omdat hij de zee en de sleperij kent als weinig anderen. Hij weet een spannend verhaal smeuig op te dissen. Zijn boeken leven en de wind van de zee waait er door. Ook zit er vaart in zijn werk.
En toch... Bij het lezen moest ik vaak denken aan de oude schoolmeester, die in mijn jeugd geschiedenis doceerde. Wat waren wij, Hollanders, brave en stoere kerels. En wat waren die anderen - de Spanjaarden - ellendelingen en slappelingen. Wat kan Hein Maas alles beter dan welke kapitein en welke rederij ook! Je voelt je gelukkig, Nederlander te zijn!
Nooit mislukt hem iets. Onder de moeilijkste omstandigheden weet hij een sleep op de plaats van bestemming te brengen. Alle concurrenten is hij net iets te vlug af. Het gaat maar van glorie tot glorie. Als op D-day de ‘Schelde’ in de eerste linie vecht, zwoegt het schip onder een regen van granaten naar de kust. ‘De bemanning ziet, hoe schepen getroffen worden en zinken, zij ziet mensen verdrinken en kleine figuren uit de landingsvaartuigen springen, op de kust neervallen om niet meer op te staan. Drie dagen zwoegen zij in een hel van vuur’. Dan keren zij terug, de vlag in top, want de hele bemanning is compleet’.
Dat is iets te mooi om waar te zijn.
G.v.H.
| |
Farbige Buchmalerei aus dem Frühen Mittelalter Herausgegeben von Dr. Frowin Oslender Hamburg (1955/56) - Friedrich Wittig Verlag.
In de hierbij aangekondigde serie verschenen tot nu toe zes deeltjes: Das Antlitz Christi, Weihnachten, Christi Passion, Genesis, Die Offenbarung des Johannes en Evangelisten. Ieder deeltje is voorzien van een korte inleiding en acht of twaalf reprodukties in kleur naar miniaturen uit de vierde tot de twaalfde eeuw, stuk voor stuk toegelicht. Deze toelichtingen zijn in de ware zin des woords verklarend, zodat de afbeeldingen, vervaardigd door kunstenaars, die eeuwen voor ons leefden en gewend waren zich op een geheel andere wijze uit te drukken dan wij, ineens voor ons gaan leven. Om een voorbeeld te noemen: bij de miniatuur, die de aankondiging van Maria uitbeeldt, gaat er van de Engel een groene onbestemde massa uit, die naar Maria toe warmer van kleur wordt en haar geheel omhult. De inleider (Hans Asmtissen) tekent hierbij aan, dat groen vaak bij oude meesters de kleur van de Heilige Geest is geweest en nu komt ineens Lucas 1: 35 in de gedachten, waar staat: ‘De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen’.
Het is een genot de schatten onder ogen te krijgen, die tot nu toe slechts alleen te bezichtigen waren in stoffige
| |
| |
bibliotheken. Een nieuwe wereld gaat voor ons open; wij moderne protestanten zijn slechts gewoon aan de woordverkondiging en een verkondiging door het beeld kennen wij niet. Maar als wij er voor leren openstaan, zal zij ons diep kunnen ontroeren en ontroering ontberen wij maar al te vaak in deze verintellectualiseerde wereld. God liefhebben met geheel ons hart is mede één van de eisen en zelfs de eerstgenoemde (Luc. 10: 27); en ons hart is bij het ten volle genieten van deze kunst ten nauwste betrokken. Voor kleine geschenken zijn deze keurig verzorgde deeltjes bij uitstek geschikt.
J.C.S.
| |
Fred Bérence
De Italiaanse Renaissance
Amsterdam-Brussel 1956 - Elsevier.
In 1860 verscheen ‘Die Kultur der Renaissance in Italiën’ van Jacob Burckhardt en bijna 100 jaren later durft een uitgever het aan opnieuw een dik werk over dit tijdperk in het licht te geven, alsof er intussen door niemand meer over dit onderwerp werd geschreven. En Walter Pater dan, en Gobineau, Hudson, Cotterill en Chledowski? Om er maar enkelen te noemen. Zij allen belichtten ieder op hun wijze deze periode in de beschavingsgeschiedenis en dit is allerminst verwonderlijk, omdat ‘es sich’ naar het woord van Burckhardt ‘um eine Zivilisation handelt, welche als nächste Mutter der unsrigen noch jetzt fortwirkt’. En dat dit citaat nog altijd van kracht is, bewijst Bérence in het hierbij aangekondigde boek o.m. door de vele verwijzingen naar de moderne kunst.
Wat mij allereerst bij het lezen van dit boek trof, is het enthousiasme, de vaart - en daarin onderscheidt liet zich met name van een schrijver als Cotterill - waarmede het geschreven is. In zijn voorwoord zet de schrijver uiteen hoe hij aan zijn hartstocht voor ‘dat grote intellectuele, artistieke en geestelijke avontuur, dat men de renaissance noemt’ gekomen is. Overwerkt, mocht hij niets lezen, maar de dokter gaf hem een kunstgeschiedenisboek vol platen. Zodra hij hersteld was, kende hij maar één verlangen: met eigen ogen al die kunstwerken zien! Toen hij nu voor het fresco van Rafaël in de stanze van het Vaticaan ‘De Atheense School’ stond, hoorde hij een inwendige stem, die zei: ‘Dit is je vaderland, waar je overal tevergeefs naar hebt gezocht’. Het fresco in zich opnemend, begon hij iets te begrijpen - wat voor de tijdgenoten van Rafaël duidelijk moet zijn geweest, maar voor ons, onwetende kinderen van de twintigste eeuw, verborgen - van de diepe betekenis van de christelijke filosofie.
Bérence heeft zijn boek gebouwd op de stelling dat de renaissance zich niet tegen het christendom keerde of, zoals onder invloed van de reformatie vaak is beweerd, een herleving van het heidendom betekende, maar in wezen een der schoonste verheerlijkingen van het christendom was.
Zijn feitenkennis is groot, al vindt men vaak ook bij anderen citaten of anecdotes, die hij vermeldt (kan het anders?). Maar hij beschikt over zulk een meeslepende stijl, dat het moeilijk is het boek uit handen te leggen voor men het geheel gelezen heeft.
Enkele details zijn niet juist, b.v. op da Vinci's ‘Madonna in de grot’ komt geen Elizabeth voor, maar de vrouw in het midden is Maria en beneden rechts zit een engel.
De illustraties vullen de tekst goed aan, maar ik betreur het dat hier het systeem gevolgd is van vier afbeeldingen op één pagina. Natuurlijk begrijp ik wel hoe de uitgever hiertoe gekomen is, maar het werkt onrustig. Overigens niets dan lof.
J.C.S.
| |
Rudolf van Reest
De zoon
Baarn - Bosch en Keuning N.V.
Hans Weststraten groeit als enig kind
| |
| |
op in een orthodox predikantengezin en wordt door zijn moeder als een afgod vereerd. Daar kan de wat slappe vader niet tegenop. De invloed van de moeder blijft bestaan tot Hans zijn - door haar verknoeide - leven opnieuw begint.
Het thema der verkeerd gerichte moederliefde, waarop Rudolf van Reest zijn roman bouwt, is niet nieuw, maar het is de schr. gelukt er een verhaal van te maken, dat boeit. Gelukkig vervalt hij niet in de fout, aan het slot alles weer goed te willen maken. Het leek er op en ik hield mijn hart al vast.
In dit boek mis ik de sfeer, die het orthodox gezin typeert, een sfeer, die de schr. bijv. in ‘Gebondenen’ zo goed weet te schilderen. Ook is de beschrijving van de moeder-zoon-verhouding niet altijd aanvaardbaar. Daartegenover staat de boeiende beschrijving van de twee mensen, uit zo verschillend milieu, die een verbintenis aangaan. Ze komen uit twee werelden. Deze antithese tussen Hans en het meisje ‘van de wereld’ is goed uitgewerkt. Men voelt aan, dat de verwijdering beider leven gaat verwoesten. De climax nadert, als ‘de derde’ komt, waardoor er geen oplossing meer mogelijk schijnt. Die is er tenslotte toch... door Jezus Christus. Een goed boek, goed uitgegeven.
C. van H.
| |
Eva Hemmer-Hansen
Schandaal in Troje
Lochem - De Tijdstroom.
Een belangwekkend experiment, deze roman-uitwerking van Ilias-thema's. Op het eerste gezicht lijkt het een beetje goedkoop, Helena en Clytaemnestra als mondaine dames te zien opgevoerd, de elkaar brieven vol psychologische zelfbespiegelingen schrijven. Maar vóór het boek is uitgelezen, is het duidelijk, dat men ook op deze manier een beeld krijgt van de beroemde vrouwen uit het klassieke epos. En dat het door Eva Hemmer-Hansen opgeroepen beeld toch eigenlijk nergens in conflict komt met het beeld, dat de lezing van Ilias en Odyssee ons heeft bijgebracht. Ze moet haar Homerus kennen, deze moderne Deense schrijfster! En zó van alle tijden zijn de vrouwenfiguren uit de oude zangen, dat ze ook als romanheldinnen aannemelijk blijven!
Het roman-procédé van Eva Hemmer-Hansen is het allermodernste: het eerste hoofdstuk een brief (van Helena aan Clytaemnestra) waarin de vlucht van Helena en Paris uit Sparta wordt verteld; het tweede hoofdstuk een beschrijving in de derde persoon van Helena's ontmoeting met Paris' Trojaanse vrouw Oenone; het derde hoofdstuk een brief (van Clytaemnestra aan Helena); het vierde hoofdstuk een brief; het vijfde hoofdstuk een beschrijving in de derde persoon van een ontmoeting tussen Aegisthos en Clytaemnestra. Enzovoort: Zo komen stuk voor stuk de personen uit het drama naar voren, zo ontwikkelt zich het oude overbekende verhaal.
Het moet gezegd, dat de techniek van de psychologisch geschoolde moderne derne auteur de oude stof een zekere nieuwe belangwekkendheid mee-deelt. Anderzijds is het ook waar, dat het Ilias-thema Eva Hemmers knappe techniek wáárd is. We kunnen ons nauwelijks voorstellen, dat hetzelfde procédé, op een moderne stof toegepast, een resultaat zou hebben opgeleverd, dat evenzeer de moeite van het schrijven en lezen loont.
Het heeft geen zin alle verschillen te gaan opsommen tussen de ‘Ilias’ en ‘Schandaal in Troje’. Laat ik volstaan met dit ene: Homerus schreef voor alle tijden, Eva Hemmer-Hansen voor onze twintigste eeuw. Voor de vijftiger jaren daarvan.
J.M.Vr.
|
|