Meester dromer
Auke Jelsma
Klein en broos zocht het mannetje zich een weg tussen de haastige mensen in de Stationshal. Af en toe bleef hij opeens stilstaan, met grote ogen voor zich uitkijkend, alsof daar ergens wondere taferelen zich afspeelden.
Met een ruk kwam hij dan weer tot bezinning, ten gevolge van een duw of een trap op zijn tenen. Verlegen keek hij rond, of men zijn dagdroom ook bemerkt had, en hij kreeg een kleur als hij een glimlach in een mondhoek zag verdwijnen.
Enkele stappen deed hij in de richting van het tweede perron (‘Denk er nou om, lieverd’, had zijn vrouw gezegd, ‘je kaartje zit in je rechterjaszak en je moet op het tweede perron zijn. Zul je erom denken? Het tweede perron.’ En laat in vredesnaam je bagage niet weer in de trein liggen, hoor je het?’) tot hij weer staan bleef en een verschrikte blik op zijn handen wierp. Ah gelukkig, daar was zijn koffer nog in zijn rechterhand, en in zijn linker de reistas, hij had dus nog niets vergeten.
‘Laat ik nu eens één keer flink zijn’, dacht hij, ‘laat ik nou es niks vergeten!’
Hij trok zijn rug recht, hij probeerde vastberaden te kijken en beklom met een zekere beslistheid de trap naar het tweede perron.
Maar halverwege de trap kwam hij tot stilstand. Kon hij het ook helpen? De schoen van de dame vóór hem, grijs slangenleer, met een hele hoge hak, net een grijze poort. Een glazen poort en als je voorzichtig om een hoekje keek, zag je die witte berg. Er klommen vogels op en neer. Een vrouw bukte zich boven een waterspiegel.
Hij schrok wakker. ‘Kijk uit sufferd’, zei iemand.
Hij knikte terwijl hij in beweging kwam. Ja, hij was een sufferd, daar stond hij verdraaid weer te dromen.
‘Je moest eens flink wakker geschud worden’, had zijn vrouw wel geërgerd uitgeroepen. Hij probeerde zichzelf wakker te schudden. ‘Een koffer en een reistas. Als de trein voor de derde keer stopt, uitstappen. Eén koffer en een reistas!’ Hij schudde zich, tot hij er warm van werd.
Door de gelukkige omstandigheid, dat iemand van het personeel hem naar binnen duwde, alvorens de portieren dicht te klappen, wist hij de trein nog te halen. Vóór hij de coupé binnenging, reed de trein het station al uit.
De coupé was leeg. Geen mens in de buurt, niet naast hem, zelfs niemand op één van de andere banken.
Hij zette de koffer voor zijn voeten neer, zodat hij erover struikelen zou als hij opstond. De reistas hield hij op de knieën.
Stel je voor, een onbekende reistas, die opeens op je knieën gezet wordt. Je weet niet eens wat erin zit. Met een verwonderde blik trek je de ritssluiting open, je houdt je adem in van spanning.
Een oud pistool, zoals door de geuzen gebruikt werd. Vreemde gouden