| |
| |
| |
Kritieken
Annie Sanders
De schaduw gaat voorbij
Kampen - J.H. Kok N.V.
Wandelend langs een dorpsstraat kan men nogal eens het volgende type voortuintje aantreffen.
Zo maar in de barre grond, zonder de samenhang van een gazon, is er een veelheid van planten neergezet. Geen vierkante meter is onbezet gelaten. Maar doordat ruimte en afstand ontbreken komt niets tot zijn recht.
De dorpsgemeenschap in ‘De schaduw gaat voorbij’ lijkt op zo'n dorpstuintje. Er is geen ruimte om de verschillende figuren Pekten, geen ruimte die hen van elkaar en van ons scheidt. Dus ook geen ruimte voor onze fantasie. De schrijfster vertelt ons zoveel over haar mensen dat ze geen geheim meer hebben en zich daardoor vanzelf aan onze aandacht onttrekken.
Even weinig karakteristiek als de mensen in dit boek zijn is de taal die ze spreken, een pseudo-dialect met veel ‘moe hebs’ en ‘hij mots’ en ‘asdats’. Al is het doel van de schrijfster: in de hoofdpersoon, de organist Waaldijk, iets te laten zien van wat de Christen in de gemeenschap behoort te zijn, ons sympathiek, als roman kunnen we dit boek toch niet geslaagd noemen.
N.P.V.
| |
Mia Bruyn-Ouwehand
Liefde en lot
Nijkerk - Uitg. G.F. Callenbach N.V.
De kracht van dit boek schuilt niet in originaliteit van stijl en diktie. Ik streepte aan: Een grelle brand, een grelle wind, woorden, uit de keel geweld, de kerker van de ziel.
Maar wel geeft het boek de visie van een vrouw, die het leven geleefd en beleefd heeft.
Hoofdpersoon is een grootmoeder, die het verleden aan zich voorbij ziet trekken en daarnaast geconfronteerd wordt met het heden
Als meisje uit een doodarm arbeidersgezin beleeft ze in verschillende dienstjes haar liefde voor de man. Na haar vlucht voor de keuze huwt ze tenslotte met de oude boer Eibert. Tenslotte vindt zij, na het sterven van haar man, een nieuwe taak in het moederloze gezin van haar zoon in Canada.
Dit boek heeft iets te zeggen. Over alles speelt het milde licht van een gerijpte blik op het leven. Het tracht een oplossing te geven van het levensmysterie en wel een positieve oplossing: Christus. Ik zou willen, dat jonge mensen, die zich dreigen te verliezen in een materialistische wereldbeschouwing, dit boek gingen lezen. Het heeft hun zeker iets te zeggen. ‘Want’, zegt mevr. Bruyn aan het slot van haar verhaal, ‘als een innerlijk levende- en bezielende kracht werkt de liefde van de moeder in de wereld.’
Het is jammer, dat de uitgever de flap van het boek misbruikt, om al te hoge verwachtingen te wekken. Maar dat kan mevrouw Bruyn niet helpen, al vond ik ook een klein tikje van die overdrijving in de mening van de schrijfster: ‘Ik weet, dat wij vrouwen meer en meer leiding moeten geven, wil de maatschappij ten goede veranderen’.
Dat wordt dan, zo gezegd, de vrouw in het ambt.
G.v.H.
| |
Albert Maltz
Vuur in de nacht
Baarn - Uitgeverij In de Toren.
Dat dit boek in de Prisma-reeks binnen een half jaar was uitverkocht verwondert mij na lezing niet. Het werd, om principiele redenen echter niet in deze reeks herdrukt. Waarschijnlijk is men achteraf teruggeschrokken voor Maltz' realisme.
De uitgeverij In den Toren verzorgde
| |
| |
echter een (royaal uitgegeven) herdruk, tegelijk met een andere roman van dezelfde schrijver, waarop wij in een volgend nummer nog zullen terugkomen.
Albert Maltz is een New Yorkse schrijver (geb. 1908) die aan de Columbia Universiteit studeerde en reeds jong succes had met het schrijven van korte verhalen. In totaal schreef hij vier romans en voorts een aantal toneelstukken en filmdialogen.
Toen ik in het prospectus las dat hij zijn ‘Vuur in de Nacht’, een Duitse verzetsroman, schreef zonder ooit in Duitsland geweest te zijn, moest ik een zekere tegenzin overwinnen om aan de lectuur van dit omvangrijke werk te beginnen, temeer omdat het lezen van oorlogsromans een weinig aanlokkelijke bezigheid is geworden. Maar nu ik de lectuur beëindigd heb, moet ik toestemmen dat zijn roman een der meest aangrijpende oorlogsboeken is die ik gelezen heb. Missch.en wel omdat het nu juist geen oorlogsroman in de gewone zin van het woord is. Waar het in dit boek om gaat is het groeiend innerlijk verzet van een Duitser tegen het nazi-regime, dat uitloopt op een daad.
Wegler, die reeds zijn zoon in de oorlog verloor en wiens vrouw bij een bombardement om het leven kwam, verraadt aan de overvliegende Engelsen door een pijl van brandend hooi de plaats van de gecamoufleerde tankfabriek.
Het gehele verhaal speelt zich af binnen een tijdsbestek van 24 uur waarbij de auteur natuurlijk een ruim gebruik maakte van flash-backs. Het verhaal is uitermate beklemmend en spannend omdat het de schrijver te doen was om de verantwoordelijkheid van ieder mens tegenover het vraagstuk van de oorlog en van de duivelse Hitler-ideologie in het bijzonder.
Wegler was niet het type van de romanheld, laat staan de oorlogsheld, hij was een man zonder politieke aspiraties, wiens ogen langzamerhand opengingen voor ‘de vuiligheid’ van het regime, van welke vuil.gheid Maltz de lezer dan ook niets bespaart. Wegler brengt tenslotte nog de innerlijke kracht op om op zijn wijze te protesteren door die ene daad die niemand begreep, behalve een enkeling als de gewezen predikant en verzetsman Frisch.
Vuur in de nacht' is een door en door menselijk boek, dat de lezer zeer persoonlijk confronteert met het oorlogsvraagstuk. Het is bovendien knap gecomponeerd en zeer boeiend geschreven al zou een beetje meer terughouding het boek geen kwaad hebben gedaan.
Het uitstekende Nederlands is van K. Luberti.
P.T.R.
| |
Hermann Bünemann
Franz Marc, Zeichnungen-Aquarelle
München - F. Bruckmann.
Deze ‘Dichter durch die Farbe’, een van de meest op de voorgrond tredende figuren van de kunstenaarsgemeenschap ‘Der Blaue Reiter’, zo genoemd naar een schilderij van zijn vriend Kandinsky, is voor alles bekend als de schilder van het dier. Het lijkt haast overbodig hier te herinneren aan zijn prachtige blauwe paarden of ranke herten, waarvan ieder wel eens een reproductie heeft gezien. Zijn geestverwante, de dichteres Else Lasker-Schüler schreef eens dat Mare de dieren zó lief had, dat hij ze onderling hoorde praten en hen begreep.
In het hierbij aangekondigde boek worden een aantal tekeningen en aquarellen van Mare gereproduceerd, waardoor wij als het ware een blik werpen in de werkplaats van de kunstenaar. Bij beschouwing der platen treft ons de zuivere contour en het ritme van de lijnen. Men voelt de verborgen religieusiteit in het werk van Mare, de man die in één van zijn aantekeningen, waarvan er enkele frappante in dit boek opgenomen zijn, opmerkte ‘dass
| |
| |
es keine grosse und reine Kunst ohne Religion gibt; dass die Kunst um so kunstlerischer war, je religioser sie gewesen und um so kunstlicher, je unreligiöser die Zeit war’.
Een andere uitspraak trof mij waar hij de vrijheid van de dichter signaleerde boven die van de schilder. De dichter kan de maan in de kamer laten komen, de zon in het hart en de sterren naar beneden. Maar als een schilder dit waagt dan is het mis. Het is wel toegestaan ‘einem Pferde Flugel anzusetzen; aber man muss das Patent “Pegasus” darunter schreiben’.
Verrassend is verder zijn antwoord op het protest van Duitse kunstenaars, die zich achtergesteld wanen bij de Franse schilders. Hij geeft blijk over grenzen heen te kunnen zien als 't gaat om de grote meesters te erkennen. Zou hier het bloed van zijn Franse moeder gesproken hebben?
Belangrijke citaten van vooraanstaande schrijvers, waarin zij hun visie geven op deze dichter met kleuren besluiten het tekstgedeelte.
Een groot aantal voortreffelijke illustraties, waarvan ik met name de dertien gekleurde vermeld, geven het boek voor iedere liefhebber van Marc's kunst een uitzonderlijke waarde.
Een woord van bijzondere lof verdient de fraaie, aparte band van H.O. Buchner.
J.C.S.
| |
Franz Marc
Skizzenbuch aus dem Felde von Klaus Lankheit
Berlin (1956) - Verlag Gebr. Mann.
Een waar kleinood, aanvulling van het hierboven aangekondigde boek van Bünemann, is de facsimile-uitgave van Marc's laatste schetsboek. Als men weet dat Marc als soldaat en officier in de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk vechten moest, dan is de titel ten volle duidelijk. Ondanks de verschrikkingen van de oorlog kon deze kunstenaar niet anders dan zijn eigenlijke roeping volgen: Zo schreef hij op 17 mei 1915 aan zijn vrouw 'ich fange jetzt lese an im Skizzenbuch zu zeich nen. Das erleichtert und erholt mich en in de volgende brief: ‘Ich zeichne jetzt zuweilen Fragmenten zu Bildern Anregungen zur Bibelillustration, die mich erneut reizt, kleine Kompositio nen und dergleichen’. En het zijn deze tekeningen die wij nu dank zij deze uitgave bestuderen kunnen. Veel heeft hij er niet meer kunnen maken, want reeds in 1916 maakte een granaatscherf bij Verdun een einde aan het leven van deze kunstenaar, die in dit kleine formaat (9,5 bij 16 cm) bewijst dat ware monumentaliteit niet een kwestie is van techniek en van afmeting, maar, zoals de inleider terecht opmerkt, voortkomt uit de ziel.
J.C.S.
| |
Max Nord
Geen talent voor geluk
Amsterdam 1956 - Em. Querido.
De kunstschilder Frans Wolters ziet terug op het geluk, dat hij dubbel mist: omdat hij het had, zonder het te beseffen en omdat hij het niet meer heeft. Dit geluk is voor hem gepersonifieerd in Elisabeth, die hij in Parijs ontmoette en trouwde, daarbij ook haar dochter Olga, kind van een of andere Duitser, aanvaardend.
Dan komt de oorlog, de verzetsbeweging, de Duitser Heinz, waarmee Wolters samenwerkt in het verzet. Ook Elisabeth ontmoet Heinz, de vader van Olga, en dan is ze voor Wolters verloren. Vlak daarna wordt Wolters gearresteerd, hij noemt namen, ook van Heinz en Elisabeth. Wolters keert na de oorlog levend terug, Heinz en Elisabeth niet; is het wraak geweest dat hun namen zo vlug genoemd werden? Een proces volgt, met vrijspraak bij gebrek aan bewijs. Zelf weet Wolters niet of hij schuldig is, hij lijdt aan geheugenstoornissen. Maar ook verder is het verleden voor hem een leegte, waarin hij geleefd heeft in de fictie dat Elisabeth van hem hield.
| |
| |
Stellig zijn er aanmerkingen te maken op dit roman-debuut van de dichter Max Nord. Het ingevoegde krantenverslag over het proces b.v. valt op door onnatuurlijkheid en onwaarschijnlijkheid. Maar er is meer onwaarschijnlijk en onnatuurlijk dan dit détail; er waren eigenlijk alleen schimmen door dit boek. Niet alleen de fatale Heinz, niet alleen Elisabeth, zelfs ook de hoofdpersoon, de ik-figuur, komt niet tot leven. Wat wel tot leven komt - en daarin komt de dichterlijke beperktheid tot uiting - zijn de reacties op de gemiste vrouw. Daarin alleen openbaart zich de noodzakelijkheid van dit schrijven.
Dit leidt dan in fragmenten tot een proza, dat in zijn onvermijdelijke woordkeus tegelijk sober en vervoerend is, ver voerend ook van bovengenoemde en andere bezwaren.
M.B.
| |
Louis Paul Boon
Zomer te Ter-Muren
Amsterdam, 1956 - De Arbeiderspers.
‘Wat op 's harten gront leit, dat welt me naer de keel; ik word te stijf geparst en 't werkt als nieuwe wijn, die tot de spon uitbarst.’
Deze woorden van Vondel had Boon kunnen schrijven, niet naar de vorm maar naar de inhoud; Boons werk is immers een hart-grondige critiek op de wereld, de maatschappij, de kerk, de mens van vandaag.
Soms, in zijn laagtepunten, wordt het literatuur, maar niet daardoor heeft het bestaansrecht. Want het wil geen literatuur zijn, het bestaat slechts bij de gratie van een diepe waarachtigheid. Evenals in ‘Kapellekensbaan’ ontbreekt in het vervolg daarop, ‘Zomer te Ter-Muren’, elke compositie, het bevat weer vier, vijf verhalen door elkaar, waarvan dat over Ondine en Oscarke wel het voornaamste is. In veel opzichten herinnert dit boek ons aan Multatuli's Ideeën, misschien maakt zich voor Ondine iemand nog wel eens even verdienstelijk als prof. Stuiveling voor Woutertje Pieterse. Dit boek kan door geen enkele theoretische beugel, maar we zouden onrechtvaardig zijn tegen Boon en tegen onszelf als we het daarom terzijde lieten liggen. Boons oeuvre verdient, dat we het verwerken, al kost dat soms moeite en moed. In deze ‘roman van de enkeling in een wereld van barbaren’ ontmoeten we dan de mens Boon en we zullen naar behoeven zwijgen, vloeken en bidden.
M.B.
| |
Ronald Matthews
Uren met Graham Groene
Brugge 1956 - Deselée de Brouwer.
De titel ‘Uren met Ronald Matthews’ was eerlijker en ineer ad rem geweest voor het hier aangekondigde boek, dat zijn belang ontleent aan het feit dat Ronald Matthews een min of meer intieme vriend van Graham Greene is en derhalve niet steeds over zichzelf kan schrijven zonder ook nog het een en ander over Greene te zeggen.
Dit een en ander bevat veel interessante en soms ook wel belangrijke bijzonderheden over de persoonlijkheid van Greene en daarom moet uiteindelijk geen bewonderaar van Greene het ongelezen laten, al zal hij zich voortdurend ergeren aan Matthews. Diepergaande problemen als de verhouding tussen Greene en het Katholieke dogma - men herinnere zich b.v. de reacties op ‘The heart of the matter’ - worden niet of slechts oppervlakkig behandeld.
De vertaler schroomt niet op elke pagina te laten merken dat dit boek in het Engels geschreven werd.
M.B.
| |
E.S. Willards
Mijn moeder werd opgehangen
A'dam - P.N.v. Kampen.
Is dit verhaal alleen de navrante geschiedenis van een jongen, die op 19-jarige leeftijd ontdekt, dat zijn moeder 15 jaar geleden is opgehangen op be- | |
| |
schuldiging van moord? Nee, het is veel meer een hartstochtelijk betoog tegen de toepassing van de doodstraf. De schrijver heeft geluk: Ik ben er ook tegen. Maar... op heel andere gronden.
De moeder van de jongen, getrouwd met de bruut Faville, leeft in een hel, haalt een revolver en schiet haar man dood. Voor de rechtbank houdt zij vol, dat ze niet de opzet had te doden. Dat de officier van justitie aan haar woorden twijfelt, is m.i. verklaarbaar, in de ogen van de schrijver onbegrijpelijk. En het is beslist niet juist, dat de schr. uit dit feit de conclusie trekt, dat dus de officier haar aan de galg wil hebben en de jury beinvloedt ten nadele van zijn moeder. Hierop voortbouwende komt Willards tot algemeenheden en verdachtmakingen, die zijn betoog alleen maar kunnen verzwakken.
Hier enkele aanhalingen:
‘De jury is bevooroordeeld. Ons strafstelsel is een futiliteit. De daad van de moeder is een zaak van haar eigen leven; daar staat de justitie buiten, onmachtig, min of meer ridicuul. De samenleving gaat niet uit boven de moraal van de jungle. Die samenleving heeft haar vermoord op een manier, die alleen kan opkomen in het brein van een psychopaat. Is het niet bête, iemand verantwoordelijk te stellen voor wat hij doet, zonder de verschillende motieven in aanmerking te nemen, die tot zijn daad hebben geleid? We beantwoorden moord met een moord en denken, dat we er af zijn’.
Ik geloof niet, dat de zaak zo eenvoudig ligt en betreur het, dat de auteur generaliseert, uitgaande van een twijfelachtig vermoeden, dat resulteert uit een stel krantenknipsels van 15 jaar geleden.
Dit neemt niet weg, dat het felle protest, de scherpe zinnen, de opbouw van het psychologisch proces in de jongen de lezer boeien tot het einde, wanneer hij zich terwille van zijn moeder te gronde richt.
Storend is het herhaaldelijk voorkomei van. Ik bedoel dit, ik geloof zus en zo ik wil zeggen... en dergelijke uitdruk kingen.
Toch een debuut van een in Rotter dam geboren Engelsman, dat aandach vraagt.
G.v.H
| |
H.J.M. Lodewick
Literaire kunst
's-Hertogenbosch - L.C.G. Malm berg.
Dit boek is in ‘hoofdzaak bedoeld voor het V.H.M.O.’, een variant op de aloude ‘Poelhekke’ dus. Zonder op enige wijze bij het V.H.M.O. betrok ken te zijn heb ik het met veel waar dering gelezen en er, hopelijk, het eer en ander uit geleerd. Het is up to date tot op de allernieuwste richtinger en stromingen en de voorbeelden zijr gelukkig gekozen. Op eveneens zee gelukkige wijze wordt de literaire kuns in verband gebracht met bijvoorbeeld de schilderkunst. De oude Poelhekke werd door velen die hem op schoo gebruikten na het examen niet op pen sioen gesteld, maar bleef bij bepaalde gelegenheden als naslagwerk dienster bewijzen. Daarvoor lijkt ook deze mo dernere ‘Lodewick’ uitnemend ge schikt. Als zodanig zij dit V.H.M.O. boek daarom ook aan oudere belang stellenden in de literatuur aanbevolen
T.M. Vr
| |
Maria van der Steen
Totale uitverkoop
Den Haag 1956. - Bert Bakker Daamen N.V.
Jeugdherinneringen zijn in deze jarei niet de meest gewilde romanstof; spe ciaal een ‘jeugd in armoede’ doe haast antiek aan. Dat zijn de overwe gingen waarmee men deze debuut roman ter hand neemt; als men een maal begonnen is te lezen worden zo echter vlot vergeten. Maria van de Steen blijkt namelijk een bekwaan schrijfster te zijn, een die haar herin neringen belangwekkend weet to
| |
| |
maken. De ‘wereld van toen’, zoals die in ‘Totale uitverkoop’ door ‘de ogen van een kind’ gezien wordt, is het Zuiden van ons land, Brabant, waar, volgens de schrijfster de kerk despotisch heerste. Het kind was het dochtertje van een onmaatschappelijke vader en een slovende moeder, een intelligent, vroegrijp meisje. Het gezin lijdt armoede en gebrek; vermaning, vernedering en achteruitzetting worden de moeder niet gespaard als zij zich van de onverantwoordelijke vader laat scheiden, en het relaas van deze ellende wordt nog uitgebreid met de stuitende sexuele ervaringen van het onbeschermde kind. Het ontbreekt niet aan enkele lichtere, goedwillende figuren, maar die kunnen niet tegen de omstandigheden op, worden in de jammer meegezogen. Aan het slot hurkt Hanneke tegen een boom en vloekt God die haar had laten geboren worden.
Voor de lezer, die op deze manier door de schrijfster wordt los gelaten, rijst echter na dat slot de vraag: waarom? Waarom moest dit alles op deze uitzichtloze manier worden te boek gesteld? ‘Ik leg de vinger op de wond’, zegt de schrijfster, ‘de wond van het Zuidelijke Nederland, want tallozen slepen hun angsten uit hun, jeugdjaren mee, nu nog.’
Het is niet aan ons, uit te maken of de schrijfster al of niet gelijk heeft in haar bittere aanklacht tegen de Rooms Katholieke Kerk. Voor ons is het boek belangrijk omdat het beschrijft hoe de haat tegen God in het mensenhart opstaat. Het meest door het gedrag van de mensen die menen God te dienen.
J.M. Vr.
| |
Ambtman
Toch bedankt, Excellentie
Uitgeverij ‘FED’, - Amsterdam.
De auteur Ambtman (sic!) heeft getracht een roman te schrijven, die een beeld geeft van de gebeurtenissen die zich binnen de belastingdienst in de na-oorlogse jaren afspeelden als uitvloeisel van de financieel-economische en monetaire politiek van Minister Lieftinck. Stof voor een roman biedt dit onderwerp zeker. Een oud en respectabel dienstvak, waarin voorzichtig conservatisme het telkens won van de dynamiek der jeugd, waarin het werktempo werd bepaald door zorgvuldigheid en accuratesse, kortom, een dienstvak dat rijk was aan modellen voor het type ambtenaar dat in de humoristische weekblaadjes aan de kaak wordt gesteld, wordt op het ogenblik dat het door de oorlogsomstandigheden in een de arme ambtenaar ontstellende en soms chaotische achterstand is geraakt, geplaatst voor de bijna gigantische taak van de sanering der Nederlandse financiën. Geldzuivering, effectenregistratie, zekerheidstellingen, nieuwe vermogensheffingen, het uitbenen van de vermogenstoestand van zwarthandelaars en collaborateurs en wat dies meer zij, veroorzaakten een hoeveelheid werk die niet te overzien was. Als gevolg daarvan werden duizenden nieuwe werkkrachten in dienst genomen; in een opschuivingsproces promoveerden intelligente lagere ambtenaren tot middelbare rangen en ze werden, bij gebrek aan beter, veelal belast met werk en een verantwoordelijkheid die vroeger des hoofdambtenaars waren. Dat gebeurde zonder of nagenoeg zonder de vooropleiding, scholing en vorming die voor een functie met grote bevoegdheden zo nodig is. Ambtman probeert een inzicht te geven in de toestanden van omstreeks 1950 door schetsmatig de reacties en het wedervaren van een tot controleur gebombardeerde adjunctcommies te beschrijven. Maar het is zeer de vraag of hij zich wel heeft gerealiseerd welke mogelijkheden zijn stof bood. In elk geval heeft hij veel moeilijkheden niet onderkend. Na lezing legt men deze roman enigszins teleurgesteld terzijde. Voor de insider is het een aardig boekje, omdat het
| |
| |
speelt in een bekend milieu en er vertrouwde klanken in te beluisteren vallen. Zij die voor de Administratie der Belastingen slechts de belangstelling hebben van de normale belastingplichtige zullen echter vermoedelijk hun schouders ophalen over het onevenwichtig manneke Springer met zijn humanistische levensopvatting van de koude grond en zijn slecht ontwikkelde artistieke smaak. Enkele passages in het boek zijn stylistisch verantwoord en ze vormen een aanwijzing dat de auteur niet talentloos is. Compositorisch gezien is de roman echter een rommelzo. Het hele geval maakt helaas een half rijpe indruk.
J.E.N.
|
|