Ontmoeting. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |
W. Bilderdijk (1756-1831)
| |
[pagina 325]
| |
‘een achterblijver’Ga naar eind7) en gedeeltelijke herwaardering in gunstige zin betreffende zijn studie van het Middelnederlands,Ga naar eind8) wijzigt dit oordeel niet of nauwelijks. De jurist Bilderdijk en de amateur-medicus Bilderdijk zullen begrijpelijkerwijs nog meer aan eigen tijd gebonden zijn dan de taalkundige. Waarom dan toch heeft Bilderdijk nog betekenis en waarde voor ons? Om hem te kunnen waarderen, moet men hem niet van buitenaf benaderen, hem niet bezien als dichter, als historicus enz. maar moet men doorstoten naar de kern, naar de mens Bilderdijk, naar de Christen, de profeet. Vandaar teruggaande naar zijn werk, wordt veel dat dor en droog was, voor ons levendig en belangwekkend.
Ik beschouw Bilderdijk als een Christen en dus als een groot zondaar. Toch geven we hem niet tot een prooi aan ‘zijn bedillers, aan wie een mild wereldbestuur van tijd tot tijd een meer of min onordentlijk dichter toewerpt als om op te peuzelen.’Ga naar eind9) Wie naar slechte eigenschappen in zijn karakter zoekt, kan die genoeg en naar genoegen vinden; waar men af moet keuren, oordele men echter niet alleen naar de doorbroken weerstand, men huivere ook voor de kracht der drijfveerGa naar eind10). Het is uit het diepst van eigen ervaring geweest, dat Bilderdijk schreef: ‘Wat weet gij, welk een dwang, indien de vrome viel,
De hemel toeliet tot beproeving van zijn ziel?’
De heldenfiguurGa naar eind11) van Bilderdijk blijft verborgen voor wie zelf niet in strijd leeft, maar slechts voortvegeteert. Want Bilderdijk heeft gestreden, met zichzelf, met zijn tijd, met God. Wanneer Bilderdijk vecht tegen het rationalisme, dat God in feite uitschakelde en het menselijk verstand zelfgenoegzaam verklaarde, vecht hij tegen eigen vlees en bloed: zelf heeft hij in zijn stoicijnse periode ook de rust buiten God gezocht. Het is dan enigszins simplistisch en kortzichtig, te beweren dat hij in zijn bestrijding te negatief en te weinig solidair met zijn medezondaar is.Ga naar eind12) De hartstocht waarmee hij vermaant de godsdienst der rede af te zweren: ‘Gelooven moet ge, ô mensch! Gelooven. - In 't gelooven
Is rust, in dit alleen.’
komt voort uit eigen neiging tot twijfel aan God. Hierin herinnerde hij Pierson aan Pascal, ‘wijsbegeerte uit wijsbegeerte verachtende; voor den twijfel aan God, aan het volstrekte (als voorwerp niet van weten, maar van geloven) terugbevende als voor zelfmoord.Ga naar eind13) Had Pierson Kierkegaard gekend, hij had diens naam voor die van Pascal genoemd. Het is dus waarlijk geen wanbegrip, dat spreekt wanneer Bilderdijk het zoeken van rust een ‘schuldloos wit’ noemt, maar tegelijkertijd, zolang het buiten God is, ‘toch, hoe schuldig!’ Juist omdat hij zelf de verleiding daartoe kent, maar ze ook herkent, wijst hij steeds op Christus: | |
[pagina 326]
| |
‘Ach uw doel is rust te zoeken,
Al waar 't onder de aard in 't dal der helsche vloeken.
Het hart behoeft ze, ja: Die rust is 't hoogste goed.
Maar, stervling - ze is alleen bij Jezus, in Zijn bloed.’
Het wezen der zonde ligt voor Bilderdijk in het iets willen zijn van de mens buiten en tegenover God.Ga naar eind14) Dit besef staat hem niet toe, om in zijn romantische periode ‘gelijk dat andere, daardoor alleen al zoveel hoger uitgegroeide recalcitrante dichtergenie, Shelley, naar zijn eigen normen te leven en die als nieuw en souverein te stellen.’ We mogen het niet betreuren,Ga naar eind15) dat dit genie daardoor gefnuikt is: als Jacob heeft hij met de Engel geworsteld en zijn kwetsuur is heilzaam. Bilderdijks oproep tot bekering is mede daarom zo heftig, omdat hij, de visioenair, het eind der tijden al ziet naderen: ‘Keert weder, keert in de oude sporen,
Voor 't vallen van de donkere nacht.’
Dit leven al in een toekomstige tijd, maakt het gebrek aan zin voor practische, eigentijdse politiekGa naar eind16) begrijpelijk; in dit verband zijn de Napoleon-gedichten ook niet het werk van iemand die zijn huik naar de wind hangt, maar van een ziener ‘die leeft in de wereld van het Boek Daniël en van de Apocalyps’Ga naar eind17). Bilderdijks geloof heeft hem dan ook in zijn beschouwing van het dichterschap de juiste weg gewezen. De bekende regels: ‘De Dichtkunst des pöeets, de Godsdienst van de Christen
Is een’
bevatten geen vermetele ketterij, maar diepe waarheid, omdat voor de dichter Bilderdijk ‘de zichtbare werkelijkheid louter zinnebeeld was van de geestelijke.Ga naar eind18) Als Mozes heeft hij het beloofde land wel gezien, maar niet betreden, in zijn poëzie heeft hij aan zijn grootse ideeën geen voldoende vorm kunnen geven. Maar zijn inzicht is ook nu nog waardevol; want de problemen van het woord, waarmee de moderne poëzie worstelt, zijn buiten het Woord onoplosbaar.Ga naar eind19)
Van Bilderdijks invloed op het leven van ons volk vormt het Réveil, ‘ontstaan in de romantische sfeer van de school van Bilderdijk’Ga naar eind20), wel het zuiverste voorbeeld. Gaan we verder, dan komen we aan het probleem of de voorloper zijn volgelingen herkend zou hebben. Te weinig heeft het hedendaags Calvinisme, politiekGa naar eind21) en religieus, van het Réveil geleerd.Ga naar eind22) Trouwens, ‘het zou de moeite lonen de vraag te behandelen of de man die.... zoveel op de Reformatoren aan te merken gehad heeft... werkelijk onder de Calvinisten moet gerangschikt.Ga naar eind23) In ieder geval bevatten Bilderdijks geschriften veel opmerkingen, die ook nu nog leerzaam zijn.Ga naar eind24) (Mits critisch beschouwd, zijn grootheid verdraagt evenmin een dom afwijken als een klakkeloos aanvaarden). Ten bewijze slechts één citaat, zonder commentaar: ‘In de Roomsche Kerk zit | |
[pagina 327]
| |
nog te veel Aristoteliaansche dogmatiek, in het Protestantendom te veel Cartesianismus. Als beide ongevoelig weggewaassemd zijn, zal men zich verstaan, en het eens zijn, hoe paradox dit nu klinken mag. Geloof mij, een goed Gereformeerde is meer Roomschgezind dan hij zelf weet.’
Ieder, die gevoel heeft voor het heroische en geniale, zal deze eigenschappen in Bilderdijk zien en waarderen. Zijn wezenlijke grootheid echter - zijn strijd om zichzelf te verwerpen en zich geborgen te weten in God - kan door ‘hetzij tegenstanders, hetzij vreemdelingen ten aanzien van des dichters innerlijk leven’ niet worden ‘ontzien of herkend’Ga naar eind25) Wie niet de genade gekregen heeft in de gekruisigde Christus te geloven, kan deze getuige van Hem wel horen, maar niet verstaan. |
|