seerde hij zich. Onmiddellijk corrigeerde hij: Nee, ik ben niet alleen. Achter mij staat de Mens van het Nieuwe Jerusalem en voor mij, achter het venster op het oosten... Maar het is de broeder, de naaste. God sprak: Het is niet goed dat de mens alleen zij.
Even kwam bij hem op, dat het een dier kon zijn, dat vergeten was door de vluchtenden en dat zich, losgelaten, moest gevoelen als de duif, die uit de ark van Noach was ontsnapt. Maar het zoemen van de electromotor, die de liftkooi ophief, stelde hem gerust. Daar was een mens, die andere mensen zoekt.
Hij was nauwlijks nieuwsgierig, wie hij zou ontmoeten. Het was op dit ogenblik van zeer ondergeschikt belang, omdat alle verschillen waren weggevallen. Wat onderscheidde onder deze omstandigheden man en vrouw, rijke en arme, intellectueel en imbeciel, grijsaard en kind? Het enige belangrijke was, dat die andere niet was gevlucht, dat die onbekende was gebleven, evenals hij, dat hun voorlopig lot hetzelfde zou zijn. Voorlopig... drong tot hem door. En dan besefte hij, dat op dit ogenblik slechts één zaak van wezenlijk belang was.
De rode cijfers op het bedieningsbord van de lift sprongen steeds verder naar boven. Bij iedere etage nam zijn kleine vreugde toe. De onbekende zou hem vinden.
Op het ogenblik dat de liftkooi het hoogste punt had bereikt viel de as van zijn sigaret. Hij schrok en maakte met zijn voet de routinebeweging die het vuil moest verwijderen. Toen hij zich dat realiseerde, wist hij meteen, wie hij verwacht had.
De deuren schoven vaneen en in de doorgang stond zuster Evangeline. Ze corrigeerde de afstand tussen de vloeren van kooi en etage, zodat het een ogenblik scheen dat ze zweefde. Dan trad ze een pas naar voren, alsof ze zich aan hem voorstelde.
Haar beslistheid, door het altoos leiding geven, had plaats gemaakt voor een bijna schroomvallige bewondering.
- Dokter Julius, u is nog niet vertrokken.
- Nee, ik bleef nog hier.
- Maar nu is het dan toch de hoogste tijd.
- Wanneer ik zou willen gaan. Maar er zijn immers nog patiënten binnen?
- U weet, waarom ze niet zijn geëvacueerd. Uw aanwezigheid kan hen niet meer baten, dokter.
- Dat staat niet aan mij ter beoordeling.
- Dus u denkt... Nee, dat denkt u niet. Het zou absurd zijn.
- Het doet er niet toe, wat ik denk, zuster. Ik ben gebleven.
- U kunt ook nu nog gaan. Vlug, haast u... Staat uw auto niet in de garage? Binnen een half uur zult u de laatsten hebben ingehaald. De wegen zijn nu vrij.
- En de patiënten, zuster? Maar bovendien...
Hij brak af. Het had immers geen zin, haar te zeggen dat de weg naar de vrijheid sinds enkele ogenblikken was afgesneden.