nummer van dit soms toch wel aardige tijdschriftje. Er voert, nog altijd volgens de richtingwijzer, ook een weg naar een polemiek over het ‘zijn’. ‘Ueber das Sein’ staat er op het bord vermeld, en daaronder ‘über das Ursein’ en nog zo iets mistigs. De weg hier is overigens uitnemend te gaan; ze is zorgvuldig geplaveid met citaten... En tenslotte loopt er ook nog een pad, alleen voor voetgangers, verboden voor loslopend vee, regelrecht naar een park voor ‘christelijke kunst’ - maar parken zijn zo vervelend...
Laten we het onszelf niet lastig maken. Aan ons pleintje staat ook een bioscoop. Voor een gulden vergeten we daar al onze problemen en narigheden. Allez. Monsieur Ripois, Lieveling der Vrouwen. Zo staat het er.
Maar och arme, van ons plannetje voor ‘een vlucht in de bioscoop’ komt niet veel terecht. Als we onszelve niet bij problemen willen bepalen, zal monsieur Ripois dat wel eventjes doen.
Wie deze Ripois, monsieur Ripois is? Een eenvoudige Franse jongen, die een vrij zorgelijk bestaan leidt op een Londens kantoor. Maar een man met een wonderbaarlijk sterke drift zich van het ene amoureuze avontuur in het andere te storten en zich in deze avonturen te bevrijden van de saaiheid, de geesteloosheid, de verveling van zijn dagelijkse arbeid. Bovendien een man, die zijn charmes uitstekend weet te gebruiken om op een ietwat gemakkelijke manier een betere levensstandaard te bereiken.
Zijn eerste slachtoffer is de cheffin van zijn kantoor. Maar monsieur Ripois is ook een man die zich in geen geval wil laten binden. Zodra hem de kans hiertoe al te groot voorkomt, verlaat hij zijn geliefde, op zoek naar het volgend avontuur, dat niet te lang op zich laat wachten. Dank zij zijn hulp. Ditmaal is het een eenvoudig, lief burgermeisje, dat echter alles in het werk stelt zo spoedig mogelijk met haar minnaar naar het stadhuis te wandelen. Doch weer vlucht Ripois, ditmaal werkeloos. In een desolate toestand komt hij bij een prostituee aan, die hem niet alleen voedsel en onderdak, maar ook haar liefde schenkt. Weer wordt hem de grond te heet onder de voeten, weer vlucht hij. Van het geld, dat hij zijn laatste weldoenster ontvreemdde, installeert hij zich als leraar Franse taal- en letterkunde op een kamer. Op het moment, dat hij weer aan de rand van de materiële nood staat, ontmoet hij dan een jonge vrouw, wier geldelijk vermogen hem ertoe brengt met haar te trouwen.
Maar monsieur Ripois zou zichzelve niet zijn, als hij zich in de veiligheid van het geld en de zekerheid van het huwelijk zou kunnen vinden. Reeds op de dag van het huwelijk ontmoet hij de vrouw, die hem gelukkig zal kunnen maken...
Op het moment dat zijn huwelijk aan de rand van de catastrophe staat, vertelt hij deze vrouw zijn leven, verklaart haar zijn liefde, vraagt haar bij hem te te blijven... Monsieur Ripois heeft met deze vrouw een allermerkwaardigst gesprek, waarin waarheid en leugen elkaar beurtelings afwisselen, ja, waarin waarheid en leugen elkaar soms zo dicht benaderen, dat de toeschouwer eigenlijk niet meer weet waar hij aan toe is. Wie is monsieur Ripois? En steeds sterker dringt zich het medelijden, de deernis op, die de toeschouwer reeds in het begin van de film in een vage ver-