| |
| |
| |
Kritieken
Stefan Andres
Bruiloft der Vijanden
Utrecht - De Fontein
Frécourt, een officier van het Franse bezettingsleger in Duitsland (na de eerste We eldoorlog) komt in contact met de Duitse familie von Clairmont; de vader, die arts is en spion in Frankrijk is geweest, de moeder, de zoon, 't type van de ‘echte’ Duitser, en de dochter Louise. Frécourt, de officier, en Louise krijgen elkaar lief. Als de oude Clairmont dit merkt, begint hij op een wonderlijke wijze tegen te werken. Tenslotte belijdt hij zijn schuld: toen hij in Frankrijk zijn werk als spion deed heeft hij een korte liefdesverhouding gehad met een jonge vrouw Denise, die de eerste vrouw van Frécourt blijkt geweest te zijn. Denise heeft zelfmoord gepleegd. Tenslotte blijkt de liefde tussen Frécourt en Louise sterker te zijn dan de angst van de oude Clairmont en de tegenstellingen tussen het Duitse en Franse volk.
Deze roman is prachtig geschreven. Zodra men in ons land een roman ‘knap’ noemt, kan men er zeker van zijn dat men dit doet om een gebrek aan vertelkunst goed te praten. Maar van ‘Bruiloft der Vijanden’ kan men niet alleen zeggen dat het boek zeer knap geschreven is, maar dat het ook een voorbeeld is van prachtige vertelkunst. Bovendien worden de personen bijna stuk voor stuk helder uitgebeeld, Louise het zwakst, maar in de karaktertekening van Clairmont toont Stefan Andres een groot meesterschap. Ik geloof dat deze schrijver in ons land nog niet die aandacht heeft ontvangen die hij verdient.
L.H.S.
| |
Mary Webb
Kostbaar Gif
Vertaling: J.C. Bloem
Utrecht - Het Spectrum
Het is niet de gewoonte, wanneer men een vertaald boek bespreekt, te beginnen met het prijzen van de vertaler. Ik doe dit nu wèl, niet omdat de vertaler de dichter J.C. Bloem is, maar omdat de dichter J.C. Bloem heel zijn meesterlijke taalgevoeligheid in dienst gesteld heeft van deze vertaling die niet minder dan een herdichting is. Ik zou zeggen: een betere aanbeveling kan een vertaalde roman niet meekrijgen. Het is dan ook wel duidelijk dat deze roman deze vertaling verdiende. Een prachtig stuk oud leven wordt in dit boek uitgebeeld: hartstocht, haat, bijgeloof, geldzucht en mystiek. Wie van de boeken van Aart van der Leeuw houdt, zal ook genieten van ‘Kostbaar Gif’ van Mary Webb.
L.H.S.
| |
J.D. Salinger
Eenzame zwerftocht
Den Haag - Uitg. Oisterwijk
De oorspronkelijke titel van dit boek is: ‘The Catcher in the Rye’ en de Nederlandse vertaling is van Henk de Graaff.
Het schijnt vaker voor te komen in Amerika, dat een jonge man van zo'n zestien-zeventien jaar, die het op school niet uit kan houden en die met de hele wereld, zich zelf incluis, overhoop ligt en die natuurlijk liever niet zijn vader onder de ogen verschijnt, enkele dagen en nachten onderduikt in New York. Ja, en dan gaat er veel in zulke jongens om. Daar zou men boeken vol over kunnen schrijven - ik weet er van, want ik heb bijna dertig jaar met jongens van die leeftijd omgegaan. Er zíjn dan ook veel boeken over deze puberteitsperiode verschenen. Het gaat natuurlijk altijd op leven en dood en het zou vervelend worden als dit het geval niet was. In de regel is de tijd de grote heelmeester. Een goed meisje kan ook de reddende engel zijn. Toegeven moeten we, dat er in zo'n tijd ook veel verknoeid kan worden door ouders en opvoeders, die hun eigen slapeloze nachten en verdroomde dagen glad vergeten schijnen te zijn.
| |
| |
Veel veranderd is er niet bij de jeugd - en ik zou een jeugd zonder protest tegen de door ons geschapen wereld reuk- en smaakloos vinden. Maar om de wereld nu te vullen met boeken over jeugdmoeilijkheden, die men met evenveel recht groeistuipjes als ‘de weg naar de volwassenheid’ noemen kan..., nee, daar voel ik niet veel voor. Waarom niet meer boeken geschreven over het ‘langzaam sterven’ van mensen op rijper leeftijd - zeker een niet minder moeilijke periode, stellig niet minder romantisch en zeker zo noodzakelijk.
Dit boek van Salinger schijnt een best-seller in Amerika te zijn - een boek door het boekenminnend publiek verslonden... maar ook door de literaire élite, de fijnproevers, gelezen. Misschien is het de levensechtheid, die dit verhaal van de ondergedoken schooljongen genietbaar maakt - want echt is het, tot in de taal toe! Bij alles wat de vluchteling ondervindt, blijft hij de puber en haalt hij de volwassenheid niet. Want bij de vrouw, die hem tot man zal promoveren wil hij alleen maar ‘wat praten...’
Bepaald ontroerd heeft mij dit verhaal, door de psychologisch prachtig uitgeschreven verhouding van de held tot zijn jongere zuster.
Mijn bezwaar tegen dit boek is, dat er eigenlijk niemand mee geholpen wordt... òf het moest zijn, dat een enkele psychiater het met zegen doorneemt uit hoofde van zijn beroep. Of zouden er ergens nog ouders en opvoeders gevonden worden, die men dit boek in de handen moet stoppen... omdat ze stijf volhouden te geloven in het sprookje van de ooievaar?
G.M.
| |
Wim Hornman
De hele Hap
Amsterdam 1953 - De Bezige Bij.
Een jongen van 17 jaar gaat in 1945 naar Amerika om opgeleid te worden voor de strijd tegen de Jappen. Vóór de opleiding voltooid is capituleert Japan. De jonge soldaat Bender wordt naar Java gezonden. Het boek beschrijft een troep soldaten, de onderlinge verhoudingen, het waken in de vijandige nachten, verlof in Soerabaja en enkele ‘acties’.
Deze roman is geschreven in een ‘forse’, overladen taal. ‘De zon-demonen dansten tuimelend over de roodgebrande aarde’. ‘Onder zijn topi gilden zijn ogen van angst.’ Natuurlijk wemelt het boek dus ook van de donders en smoelen en heet het doden van een vijand: iemand naar zijn vette moer helpen. Dit klint allemaal onbeheerst, en ik geloof ook dat Hornman in dit boek een brok ‘radeloosheid’ heeft verwerkt. Er zal niemand zijn die een dergelijk gegeven beheerst zal kunnen verwerken. Hornman heeft nog kans gezien er een boeiende en menselijke roman van te maken, zoals de omslag terecht zegt.
L.H.S.
| |
Paolo Monelli
Mussolini
Bussum - C.A.J. van Dishoeck
Deze boeiende, rijk gedocumenteerde biografie van de dictator, die ruim twintig jaar de staatkundige situatie in Italië bepaald heeft, behoort tot het beste, wat er over hem gepubliceerd is. Paolo Monelli, nu zestig jaar, was eens redacteur van de Gazetta del Popolo en oorlogscorrespondent van een der grootste Italiaanse bladen. Te zijnen dienste stonden talrijke binnenen buitenlandse bronnen. Zijn aantekeningen bij elk hoofdstuk verwijzen ons daarheen. Bovendien ontving hij zijn informaties uit de eerste hand, namelijk van hen, die de ‘duce’ persoonlijk gekend, onder en naast hem gewerkt, en in de gebeurtenissen een rol gespeeld hebben; ten slotte was hij zowel vóór als tijdens de oorlog getuige van vele zaken, waarover hij verslag uitbrengt. Beïnvloed door de propagandistische berichtgeving in de kranten, de fraaie interviews in geillustreerde weekbladen en reisindrukken van het fascistisch Italië, meen- | |
| |
den velen, dat Mussolini een rechtlijnige, beginselvaste krachtfiguur was, u weet wel, een sympathieke ‘sterke man’, dictator van het goede soort, in onderscheiding van zijn afzichtelijke Duitse lotgenoot, die hem en het betrekkelijk onschuldige Italië in het verderf heeft gesleept. Op hen zal deze levensbeschrijving aanvankelijk misschien de indruk maken van onbillijke partijdigheid en persoonlijke vooringenomenheid. Ten onrechte evenwel. De schrijver slaagt er in, Mussolini's persoonlijkheid zeer dicht bij ons te brengen, zodat we niet alleen een staatkundig, maar ook een zielkundig beeld van hem krijgen, levenswaar en volkomen aanvaardbaar. Mussolini rechtlijnig? Hij divageerde om het kwartaal. Anderen bepaalden de koers. Beginselvast? Hij had geen principe, dan zijn ijdelheid en eerzucht. Zijn ‘mars naar Rome’? Ondanks hem. De sterke man? De besluiteloze. Maar men leze Monelli's boek, dat zeker eerlijk tracht, aan de duce geheel recht te doen. Waarschijnlijk
tot uw ontsteltenis zult u dan ook bemerken, wat in de Italiaanse samenleving moreel geoorloofd was voor iemand, die het aureool der volksgunst droeg. Zijn levenseinde - met Clarette Petacci, de bijvrouw, die hem tot in de dood getrouw bleef - is de bezegeling van een menselijke tragedie. De caricaturale tekeningen boven elk hoofdstuk (van R. van Looy), hoe knap typerend en expressief ook, misstaan eigenlijk in dit verhaal van leven-en-ondergang, het drama van de duce. Jeroen Franke vertaalde het (naar de Engelse uitgave) zeer goed.
v. H.
| |
Otto Schrag
Het antwoord
Amsterdam - Uitg. G.W. Breughel
Antwerpen - Mertens & Stappaerts. Op dit boek kan men menige aanmerking maken, omdat het compositorische feilen vertoont, zwakke en ook onnatuurlijke dialogen behelst en, voor zoveel het verhaal aangaat, in een gezochte ontknoping eindigt.
Toch zou men de auteur en het boek tekort doen, wanneer men op deze feilen de nadruk zou leggen, want ondanks al deze gebreken is ‘Het Antwoord’ een goed boek geworden. Men zou het zelfs een typisch voorbeeld van een waardevolle roman met grote gebreken kunnen noemen.
De waarde van dit boek is gelegen in de probleemstelling en in de oplossing van het aan de orde gestelde probleem. Schrag durfde het aan, te stellen dat iedere mens die daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de laatste oorlog, persoonlijk verantwoordelijk is en blijft voor de daden, die hij in die oorlog heeft verricht; ook voor die daden, waarvoor hij een militaire opdracht ontving. Bij de berechting van de oorlogsmisdadigers hebben we deze stelling wel algemeen aanvaard. Maar voor hen die tot het kamp van de overwinnaar behoorden?
Paul Berner, een joodse jongeman uit een Duitse provincieplaats, weet tijdens de oorlog, na veel leed te hebben ondervonden van zijn landgenoten, te ontvluchten naar Engeland en daar neemt hij dienst bij de R.A.F. Op zekere nacht krijgt hij opdracht om deel te nemen aan een massaal bombardement van zijn geboorteplaats en hij vindt niet de moed om te weigeren. De stad wordt goeddeels verwoest. Maar Berner kan zijn geweten niet tot rust brengen. Hij kan de verontschuldigingen, die anderen voor hem zoeken, niet aanvaarden. Hij blijft er van overtuigd, dat de geallieerden, door te grijpen naar het middel van collectieve vernietiging zonder aanzien des persoons, schuldig staan. Deze schuld voelt hij als een schuld van heel de mensheid, die drukt op zijn geweten. Berner moet zich daarvan bevrijden en hij keert daarom na de oorlog terug naar de resten van zijn stad. Hij tracht een brug te slaan tussen de schuldige overwinnaars en de niet minder schuldige overwonnenen.
| |
| |
Op welke wijze hij hierin tenslotte persoonlijk slaagt, doet eigenlijk minder ter zake. Het maakt deel uit van het niet erg gelukkig gekozen verhaal. Belangrijk is echter, hoe de oplossing in het algemeen in de opvatting van Schrag moet worden gevonden. Hij brengt die onder woorden in de uitspraak van een chirurg, die hij op een van de laatste pagina's laat zeggen: ‘Zij (de mensen) geloven niet meer in ideeën en woorden... maar in mensen geloven zij nog. Begrijpt u dat, mijnheer Berner?’
In dit boek schenkt Schrag nl. de Duitsers, die Berner hebben gehaat, èn als jood, èn als oorlogsmisdadiger, hun geloof in hem terug, nadat hen is gebleken, dat hij bereid was zijn leven te geven voor dat van een van hun kinderen. De verzoening is vrucht van het offer, dat één mens bracht voor velen. Deze gedachten zijn typisch joods. De auteur maakt echter van zijn hoofdpersoon meer dan een zondebok, die de woestijn ingezonden wordt. De jood Berner geeft zichzelf bewust. En de overtuiging dat een verzoening slechts tot stand kan komen door de daad van de zichzelf volkomen opofferende liefde, is niet oud- maar nieuw-testamentisch, niet joods, maar Christelijk. In hoeverre de schrijver, die geen Christelijke roman in de gangbare zin des woords heeft willen schrijven, zich bewust is geweest, dat hij in zijn Paul Berner een middelaarsfiguur heeft geschapen, kan in het midden blijven. Hij heeft het gedaan, en zo het begin van de weg uit de impasse van de wrok en het wantrouwen tussen de volken gewezen. Al wees hij die weg niet tot het einde, we mogen hem toch dankbaar zijn voor dit boek.
J.E.N.
| |
Mr A. Pitlo
Taal en Stijl der notariële akten
(Ars notariatus II)
Wageningen - Zomer en Keuning. Men vraagt zich wellicht af, waarom een verhandeling over ambtelijke stijl in dit tijdschrift wordt besproken. Het antwoord op die vraag schuilt hierin, dat de schrijver zich niet heeft beperkt tot de onderwerpen die door de titel worden aangegeven, maar dat hij van deze kapstok gebruik heeft gemaakt om er allerlei beschouwingen aan op te hangen over actuele sociologische problemen en ook over de functie van de taal.
Wat dit laatste aangaat poneert de auteur stellingen, die door menig letterkundige op z'n zachtst in hun algemeenheid zeer aanvechtbaar zullen worden genoemd. Menig avant-gardist uit de experimentele hoek zal er zelfs blazend en met rechtop staande neken rugharen op af willen vliegen. Mr Pitlo stelt nl.: ‘Verscherping van het taalgebruik is één met het dieper door de zaken heendenken’ (pag. 7). Uit het verband is duidelijk, dat de auteur met verscherping van het taalgebruik heeft bedoeld het exact gebruik van de taal, zo, dat men naar de zin der woorden niet behoeft te gissen en de interpretatie van het geschrevene de minst mogelijke inspanning kost. Op dezelfde bladzijde heet het: ‘De bekende opmerking “ik weet het wel, maar ik kan het niet precies zeggen” behelst onzin. Men heeft niet door een zaak heengedacht, alvorens men haar voor zichzelf scherp heeft weten te formuleren.’
Uit deze beide citaten blijkt wel dat de schrijver, vermoedelijk onbewust, strijdpunten aanroert, die in literaire kringen in het brandpunt der belangstelling staan. En zo is het boekje ook voor hen die buiten het notariaat staan interessant geworden.
De sociologische opvattingen van de Hooggeleerde auteur getuigen van een zeer aristocratische instelling. Mr P. is ernstig bezorgd over de voortschrijdende democratisering van ons volksbestel. Hij ziet die als een steeds groeiende bedreiging van de culturele waarden, die door de eeuwen heen verworven zijn. Alleen al de confrontatie van het kind van de intellectueel
| |
| |
met dat van de schillenboer, die sinds kort samen in één schoolbank zitten, acht de schrijver funest, omdat naar zijn overtuiging het kind uit het beschaafde milieu hierdoor zal verruwen en afzakken tot het peil van de kinderen der primitieve schillenboeren. Begrijpen we de auteur goed, dan ziet hij de toekomst, ook voor het gebruik van de Nederlandse taal, somber in. Het behoeft nauwelijks opgemerkt, dat ook deze opvattingen zeer eenzijdig zijn, maar het is van belang, ook van extreme standpunten kennis te nemen.
De practische wenken die worden gegeven voor het taalgebruik bij het redigeren van akten in het bijzonder en van (ambtelijke) stukken in het algemeen, zijn behartigenswaardig en practisch.
Al met al verdient het boekje, in brede kring te worden gelezen.
J.E.N.
| |
Henri Troyat
Schaduwen over de sneeuw
Antwerpen-Amsterdam - Standaard-Boekhandel
Een Franse roman (La neige en Deuil), vertaald door J. Roeland Vermeer. Troyat, een Rus, die Frans staatsburger werd, is thans 43 jaar. Zijn werk is meermalen bekroond. Hij verwierf op zijn 24ste jaar de Prix. Populiste, op zijn 27ste de Louis Barthau-prijs en de prix Goncourt. Ook het boek, dat wij nu ter bespreking ontvingen, kwam in aanmerking voor de Grand prix littéraire de Monaco. Het verscheen reeds in verschillende talen, terwijl de Paramount het zal verfilmen onder de titel The Mountain. Het is van beperkte omvang, 168 kleine pagina's. We lazen het in een avond uit, omdat het onze aandacht volstrekt vasthield. De twee hoofdpersonen zijn de 52-jarige Isaïas Vaudagne en zijn 30-jarige broer Marcellus, beiden ongehuwd, levend in een oud huisje buiten een gehucht aan de voet van het hooggebergte. Isaïas is vele jaren gids geweest, Marcellus drager bij het gidswerk. Door een val kan de oudste zijn beroep niet langer uitoefenen. Marcellus, een zelfzuchtige, luie nietsnut, maakt misbruik van de aanhankelijkheid en liefde van Isaïas voor hem, en dreigt, alléén op zoek te zullen gaan naar een verongelukt vliegtuig in het hooggebergte. Uit bezorgdheid voor zijn broer gaat Isaïas dan mee, als leider van de riskante bestijging in wintertijd. Bij het vliegtuig gekomen, berooft Marcellus de lijken der omgekomen reizigers, tot ontzetting van zijn broer, wiens ogen voor de slechtheid van Marcellus opengaan. Isaïas ontdekt in het wrak nog een overlevende: een uitgeputte gewonde Hindoese vrouw. Wanneer Marcellus zich met geweld tegen haar redding verzet, slaat Isaïas zijn broer neer en draagt, zonder aandacht te schenken aan zijn om hulp schreeuwende broer, de vrouw over de gletscher naar zijn hut. Marcellus komt om, maar ook de vrouw bezwijkt op de terugtocht. Isaïas legt haar in zijn bed. Wanend, dat zij nog leeft, zegt hij tot zijn schapen, die nieuwsgierig uit
de stal zijn hut binnenkomen: ‘Geen leven maken. Jullie ziet het, ze slaapt.’
Een psychologische roman? De aankondiging wil het doen geloven, maar ik betwijfel het. In het algemeen mag ik die gewichtige, versleten aanduiding van een roman-genre niet. Men kan er alle kanten mee uit en - nergens heen. Kan men - in dit boek - met de schurk Marcellus nog uit de weg, met de edele Isaïas zeker niet. Marcellus heeft open kaart gespeeld: Isaïas aanvaardt de levensgevaarlijke expeditie ten einde Marcellus in staat te stellen, lijken te beroven. Een willoze geesteszwakke is Isaïas niet, want hij weerstaat zijn broer, als deze de hut wil verkopen, het ouderlijk huis. En deze nobele ziel zal in een halsmisdaad bewilligen en daarvoor zijn leven wagen? Neen, het boek is als (zwak gebouwde) parabel ‘van goed en kwaad, liefde en hebzucht’ wel aanvaardbaar, niet als ‘psychologische
| |
| |
roman’. En het decor van sneeuw, ijs, rotsen en mist, het halsbrekende alpinisme is stellig van een kunstenaarshand.
v. H.
| |
Zoé Oldenbourg
De Hoeksteen
's-Gravenhage - U.M. Pax.
Deze Franse historische roman, ‘La Pierre Angunlaire’, werd voortreffelijk vertaald door Frans Willems. De omslagtekening van Hans de Jong geeft de drie hoofdfiguren van het boek karakteristiek aan: de grootvader Ansiau de Linnières, de zoon Herbert en de kleinzoon Haguenier. De uitgever heeft het omvangrijke werk (467 bladzijden) bijzonder mooi doen drukken en binden. Jammer dat de corrector hier en daar gefaald heeft: er zijn verschillende zet- (taal-) fouten in gebleven. De vertel- en beschrijvingswijze is door haar eenvoud boeiend; de dialoog, samen- of tweespraak, vol afwisseling, raak, geestig soms, nimmer onbeduidend of plat; de monologen daarentegen veelal gerekt, te rhetorisch en te literair. Al lezende krijgt men eerbied voor de kennis van de schrijver, betreffende het geestes-, zedelijk en maatschappelijk leven der standen in het Frankrijk der middeleeuwen; bovenal voor het natuurlijk gebruik van die kennis. Ze wordt niet opzettelijk uitgestald, maar is dienstig tot beleving van de levenssfeer, het denken, doen en laten der mensen. De bouw van het boek is levendig, bezighoudend in de beste zin van het woord, door de wisseling van twee verhaalmotieven: de zwerftocht van de blinde Ansiau de Linnières naar het heilige land en het leven van de zoon Herbert, kasteelheer en diens zoon, de ridder Haguenier. En hoever de vele hoofden bijfiguren in dit drama van het geslacht der Linnières door de afstand van tijd, maatschappelijk en geestelijk bestaan ook van ons verwijderd zijn, ze zijn in de loop van de verhalen hunner handelingen en belevenissen mensen voor u geworden, voor wier lot ge diepe belangstelling krijgt en houdt. En dit blijft toch maar de hoogste verdienste der romankunst. Daarom is De Hoeksteen ongetwijfeld een belangrijk boek. Daarin is de hoofdfiguur, de landheer Herbert, het best geslaagd; wel is waar een berekende, harteloze en goddeloze bruut,
gevangene van zijn zelfzucht, een duistere ziel tot aan zijn levenseinde toe, maar geheel geloofwaardig door de auteur gebeeld. De sympathieke ridder Haguenier daarentegen, dromer en dichter, wiens ‘platonische’ liefde voor de gehuwde edelvrouwe Marie de Mongenost zijn noodlot wordt, is voor ons de zwakste rol in het drama gebleven.
v. H.
| |
Albert Kuyle
‘Rond Jezus' kleed’
Utrecht - De Fontein.
Tegenover de protserige overdaad van heiligen van suikergoed en maagden van marsepein, waarmee de kerken van Rome zich vaak aanpassen aan de devote snoeplust der gelovigen, werpt Kuyle de wijde deuren open van een kathedraal, waarin een bijna Protestantse soberheid de Roomse rijkdom omringt, waarin uitbundige lijnen uitlopen in een eerbiedige boog.
De heiligen paraderen niet door zijn boek als bij de optocht van het carnaval; er worden geen heilige geraamten rondgedragen. ‘Zo weinig van belang het is te weten waar ergens het gebeente rust, zo goed is het om uit zijn leven de les te trekken, die voor ons allen daarin is neergelegd.’ (bl. 125).
Zijn wonderlijke combinatie van Protestantse strakheid en Roomse bontheid weerspiegelt zich in zijn stijl, die de stijl van bijna alle bijbelse romans in schoonheid overtreft.
Is het nog nodig, dat op elk Kerstfeest onze dominees ons bezweren: Kerstfeest is geen poëzie, maar heilsfeit, geen kaarslicht, maar dogma, geen huiselijke heilige familie, maar antithese van vrouw en slang, geen stalletje met een kribbetje, maar snijpunt
| |
| |
van heilshistorische lijnen, geen os en geen ezel, maar een Draak in de lucht, geen intimiteit, maar apostolaat? Als wij deze korte verhalen van Kuyle lezen, beginnen wij zo langzaamaan weer wat heimwee te krijgen naar de os en de ezel, en wij vragen ons af: kan de ‘intimiteit’ van Bethlehems stal ook te veel verloren gaan in de ruimte van de heilshistorie, die het stokpaardje werd van zovele dominees?
Als onze knappe theologen zulke diepe achtergronden achter de kribbe laten opengaan dat de wanden van de stal verschuiven tot achter de horizon, krijgen wij wel eens een beetje ruimtevrees - en we gaan weer verlangen naar de romantische Roomse verhalen, waarin we het warme stro kunnen ruiken. Er zijn preken, waarin de muffe geur hangt van oude boeken, - maar in dit boek van Kuyle ruiken we zomaar - het kleed van Jezus.
Het is een weldaad dit bijzondere boek te lezen.
O.J.
| |
L.H. Stronkhorst
Kinderen der mensen
Nijkerk - G.F. Callenbach
De schrijver verplaatst ons in het plattelandsgezin en het dorpsmilieu. Gijsbert van Kralingen, zoon van een welgesteld landbouwer, heeft voor Rina Bergman, dochter van de koster, liefde opgevat en die verhouding is de bron van het conflict, waarbij meerdere mensen betrokken zijn. Er is allereerst een agressieve medeminnaar, de vrij achterlijke Hannes van Bemmel; een predikant Kuilman, die het met koster Bergman aan de stok krijgt over het geval, maar het in meer dan een opzicht aflegt; een veearts Balder, de rauwe ‘andersdenkende’ zullen we maar zeggen, met zijn onafhankelijke moraal, - en verschillende andere dorpsfiguren. Aldus een oud, meermalen ter hand genomen gegeven voor een romanverhaal, maar dat door Stronkhorst toch zo behandeld is, dat men geen ogenblik bij de lezing der betrekkelijk onbelangrijke gebeurtenissen denkt: Ik weet het allemaal wel - ze krijgen mekaar in het end... Dit laatste interesseert ons het allerlaatst om de versletenheid dier ‘oplossing’, bewilliging veelal tot voldoening der meesten. Maar de manier, de eigen beschrijvingswijze van de auteur, de middelen om zulk een versleten onderwerp toch weer onderhoudend en geloofwaardig te bewerken, zijn op zichzelf verdienstelijk. Te meer, daar een en ander niet gevernist is met een dusgenaamde christelijke strekking, maar de geestelijke instelling zuiver, oprecht gehouden is.
.
|
|