[Ontmoeting 1954, nummer 8]
Okke Jager
IK
Als de radio speelt, dan spelen mijn handen.
Ik zeg: dat het komt doordat de techniek
mijn handen laat hangen of wel dat het van de
Weeromstuit komt en zo maak ik muziek.
Als de radio speelt, dan spelen mijn handen.
Ik zeg: dat het komt door de romantiek,
Dat het kind in mijn hart weer wakker schrok van de
Muziek dat in slaap was gewiegd met muziek.
Maar het is omdat ik het niet kan verdragen
Dat er iets zou klinken dat niet uit mij
Ontsprongen zou zijn en met vaardige slagen
Vallen mijn vingers de radio bij.
Ik glijd over toetsen van lucht die verglijden
Naar de orgelklavieren in Hilversum Eén.
De man die het kan en ik doen het beiden.
Ik speel quatre-mains en tenslotte alleen.
Waarom ben ik nu dirigent en publiek en
Waarom niet de trom op de achterste rij?
Ik buig en ik applaudiseer, de muziek en
Het staande geklap komen beurtlings van mij.
Was ik het die boog en die wenkte en lachte?
Mijn hart is verbaasd tot concertzaal verwijd.
Maar zelf sta ik buiten in regen te wachten
op lijn 3 of lijn 6 of de eeuwigheid.
Dit vers verschijnt in de bundel ‘Worden als een kind’, die in de zomer van '54 uitkomt bij Kok in Kampen.