vluchtig, doch meteen al raak, de figuren en décors uit, die Huston nodig heeft. De mensen, die hij vindt, doen voor het merendeel nog vrij gewoon, hoewel zij met beide benen al stevig in de onderwereld staan. Zij hebben allemaal zo hun eigen verbond met de duivel of zijn althans bereid dit op eerste aanvraag te sluiten. Een zojuist uit de gevangenis ontslagen meester-inbreker van Duitse afkomst (wat een heerlijke caricatuur!) zoekt zijn contacten voor de ‘kraak’ van zijn leven in een juweliersfirma. In de gevangenis heeft hij alles tot in de finesses uitgewerkt en dank zij een louche bemiddelaar is het complot al gauw gevormd. De inbraak wordt met succes uitgevoerd en een tweede bemiddelaar, een bedenkelijke, bankroete advocaat, neemt het op zich de buit kwijt te raken. Hij is op zijn beurt echter van plan de bende te bestelen en dan gaan die twee misdaden, de beraamde en de volbrachte, door elkaar heenwerken. De politie, die openhartig niet alleen van de onkreukbare kant getoond wordt, werkt eigenlijk alleen maar aan de peripherie van het complot en zorgt, dat de cirkel gesloten blijft en zich steeds verengt. Daarbinnen is de worsteling tussen de twee misdaden in volle gang en tenslotte vernietigen zij elkaar en alle deelnemers volkomen. Een laatste hartstochtelijke uitbraak van een aan lager wal geraakte boerenjongen eindigt met zijn dood bij de paarden op de boerderij, die hij kopen wilde.
Na dit slot, ontroerend en beklemmend, is Huston uitgesproken en komt helaas de producer nog even aan het woord. Hij introduceert (niet eens onverdienstelijk) een politieman, die een moraliserend toespraakje houdt en volmaakt overbodig nog eens zegt wat de gehele film uitschreeuwt. Het kwaad straft zichzelf. Jammer, maar blijkbaar onvermijdelijk.
Waarin ligt nu het eenzijdige van ‘Asphalt Jungle’? Wel hierin, dat Huston de zelfkant van binnenuit beschrijft en daarbij voortdurend bewogen is door slechts één gevoel: meedogen. Zodra het complot begint te werken legt Huston over alles en iedereen de doem van de angst en onontkoombare ondergang. Hij doet dit bijna onmerkbaar, maar niet minder indringend. Elk woord, elk gebaar, elke menselijke interesse heeft hetzelfde begin en einde gekregen, de angst. Huston toont daarin geen satisfactie, nergens roept hij ons toe: zie je nou, dat komt er van. Gelukkig niet. Zijn zienswijze toont de onderwereld als een verzameling van door eigen toedoen ontspoorde mensen, die eigenlijk niets liever zouden willen dan in het spoor terugkeren, doch dit niet meer kunnen. Hij maakt ze menselijk genoeg om te voorkomen, dat wij ons op de borst zullen slaan en meewarig het hoofd schudden. Huston wenst geen beklag, doch erbarmen, omdat hij heel juist aangevoeld heeft, dat dit een grotere afstand schept dan welke moraal ook.
De film is knap gemaakt, hoewel niet uitzonderlijk, doch wel op zeer meeslepende wijze gecomponeerd naar de climax van de ondergang, die vanaf de eerste meters al voorspeld werd. Deze vervoerende verteltrant maakt de eenzijdigheid van de film nog overtuigender en zo wordt deze rauwe gangsterfilm tot een tegengif bij uitnemendheid.