Ontmoeting. Jaargang 5(1950-1951)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 365] [p. 365] Lidy van Eijsselsteijn Vertelsel voor de hond Tristan; Hoe het kwam, dat de hond met zijn staart kan praten. Vannacht, toen ik lag te slapen, en jij ook op je kussen lag, toen kwam je plotseling naar me toe, en kwam met een vraag voor de dag. Was er dan bij de vele verhalen geschreven door de vrouw - Was dan geen van die alle ooit bestemd voor die grote oren van jou? ‘Ach, natuurlijk. Er is een verhaal dat mij als kind werd verteld, dat ik heb bewaard als een geheim en nooit nog oververteld - Maar nu, vannacht, nu de stilte, en jij alleen luistren naar mij, en nu jij graag een vertelsel wilt, nu geef ik het dan maar vrij. Moet je luisteren! Lang geleden voelde God zich erg alleen, Hij verlangde naar mensen en dieren en bloemen en land om zich heen. Toen is God de wereld gaan maken, land, en water, en zoveel daarbij, Hij maakte ook mensen: een man en een vrouw en dieren, en een hond zoals jij. En terwijl Hij was aan 't boetseren kwam een engel naast Hem staan, die mocht soms helpen, een kleinigheid, en geven zo eens iets aan. En toen de engel had toegekeken hoe God steeds weer wat nieuws begon ging hij óók wat maken: hij maakte een staart, een staart, die praten kon! [pagina 366] [p. 366] “Wat doe je?” wou God weten. “M'n jongen, wat maakte je daar? Een stáárt is toch niet om te praten?” Maar de engel was net klaar! Daar stond God, met de staart in Zijn handen, die Hij eig'lijk wel aardig vond, en de engel had het zo goed bedoeld - En toen dacht God aan de hond. Want de hond is altijd, dat weet je, de vriend van de mens geweest, daarom had hij bij God een streepje voor, meer dan ieder ander beest... Wat zeg je? Vind je dat heerlijk, dat God toen aan de hond heeft gedacht, en dat jij óók zo'n pratende staart van Hem kreeg? Maar nu stil zijn, 't is nog nacht.’ Vorige Volgende