Anna Mertens
Glimlach - adem - tred
Vertaling: Lächeln - Atmen - Schreiten - Franz Werfel (1890-1945).
Schep, dat gij draagt en moogt houden
Duizenden waatren der vreugde in uwe hand.
Glimlach, vochtig en zalig, rust aan de rand
Lach, die geen rimpel vouwde.
Glimlach is kern van het licht.
Door de ruimte breekt licht, maar nog zonder gezicht.
Wordt het licht eerst als glimlach geboren.
Uit de zingende, lichte en onsterflijke deuren
Uit de deuren der ogen schouwde
Lente voor 't eerst, een hemels gedicht,
Glimlachs nooit zengende brand,
In de koele brand van die glimlach dompel maar de oude hand,
Dat gij dit draagt en moogt houden.
Luister nu, luister, wil horen,
In de nacht klinkt eenstemmig het ademlied.
Is adem dan de eendracht des levens niet?
Over haat aller duistere koren.
Adem is wezen van 's Hoogsten aêm,
In kruid, struik en stam,
Niet de zucht, waarvoor 't najaarsblad ritselend vlucht,
De adem Gods wordt in aller adem geboren,
Verhulde, donker onsterflijke deuren
Vaart Gods adem, bekerende de aarde.
Op het windmeer des adems glijdt voort
De zeilen reeds zwellend in 't duister,
Het nachtlijk beladene schip van 't oneindige woord,
Luister, wil horen, o luister.
Zink terneer, kniel neder te wenen
Zie der geliefde aardever vluchtende trêe,
Snel tot haar heen, zweef in haar schrijden mee,
Alles in 't reine, alles in 't algemene,
| |
Schrijden is meer als loop en maat,
Meer als 't heelal in zijn eeuwig wentlende staat,
Meer als de ruimte in zijn dansende overmaat,
In het schrijden der mensen wordt de baan tot de vrijheid geboren
Met het schrijden der mensen treedt
God in Zijn lieflijke omgang uit alle harten en deuren.
Zijn meer als de baan van de sterren, het licht en de wind,
Daar de wereld in mensen begint.
Kom in glimlach, in adem en tred der geliefde verdrinken,
Uitwenen, neerknielen, zinken.
|
|