Uit deze dingen is te verklaren, dat Cor Wijker met u voor zijn werk kan staan en u nazeggen: Ik vind het mooi. Dit komt omdat hij slechts zelden concessies heeft gedaan. Cor Wijker heeft nog nooit een stuk voor de verkoop gemaakt. Hij verkoopt ook achteraf niets. Er waren enkele uitzonderingen op deze regel, maar deze uitzonderingen waren van die aard, dat de regel er nadrukkelijk door bevestigd werd. Hij behoedt zijn kunstenaarsschap zorgvuldig tegen alle invloeden die zouden kunnen ontstaan door behoefte aan gewin, hoe onberispelijk dat gewin ook zou mogen zijn. En nu zeg ik het niet helemaal juist. Zich behoeden veronderstelt nog te veel een verstandelijke functie. Het is veel meer een instinct dat zich verzet. Cor Wijker beseft dat de ongereptheid van zijn kunst en misschien wel zijn kunst zelf staat of valt met zijn onafhankelijkheid als kunstenaar... en verkondiger.
Het werk van Cor Wijker is waarschijnlijk enig in Nederland. Men vindt in ons land nog wel, dikwijls begenadigde, figuur- en beeldsnijders, maar hun werk heeft in de regel een zuiver ambachtelijk karakter. Zij zijn ambachtslieden, die naar voorbeelden of ook wel naar hun eigen fantastie, figuren in houtwerk aanbrengen, die een zuiver versierende functie hebben. Deze behoefte aan versiering heeft Cor Wijker per se niet. Zijn werk bestaat op zichzelf. Het is even zelfstandig als beeldhouwwerk en als een schilderij. Het behoudt dat karakter van op zichzelf te staan ook als het toegepast wordt, zoals in de preekstoel. Het is merkwaardig, dat deze beeldsnijder veelal uitgaat niet van het tafereel, dat hij uitbeelden wil en waarvoor hij dus een groter of kleiner stuk hout zoekt, maar van het materiaal zelf, van het stuk hout dat hij op een gegeven moment in handen krijgt. Daarin ziet hij het beeld zitten. En dat beeld probeert hij er uit te halen. Met het eindeloos geduld, de zelfbeheersing en de accuratesse die men bij dat werk nodig heeft.
Hij doet dit zonder dat hij van te voren enige schets of krabbel maakt. Die zouden hem alleen maar hinderen. Hij heeft er genoeg verdriet van gehad dat hij voor de preekstoel eerst schetsen aan de kerkeraad moest voorleggen.
En zie nu het werk. Ik kan er inderdaad niet veel meer van zeggen, dan dat ik het mooi vind. Er zijn slechts enkele dingen die mij hinderen en dan zijn het - zo heb ik voor mijzelf vastgesteld - de onderdelen in het tafereel, die blijkbaar te veel bedacht zijn, zoals bijvoorbeeld in het paneel van de preekstoel, dat de uitstorting van de Heilige Geest voorstelt, het bovenste gedeelte, dat door middel van een soort stralenkrans de eigenlijke uitstorting symboliseert. Hier heeft de artist voor een ogenblik de simpelheid, de spontaneïteit verloren, die zijn kracht is.
Men kan dit werk primitief noemen. Met hetzelfde recht kan men het modern noemen. Het laat zich niet kwalificeren.
Wanneer men naar de foto's kijkt die bij dit artikel zijn opgenomen valt het onmiddellijk op hoe (schijnbaar) moeiteloos Wijker de moeilijklijkheden met de compositie, die deze beeldsnijtechniek meebrengt,