Ontmoeting. Jaargang 5
(1950-1951)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
K.J. Popma
| |
[pagina 61]
| |
Nog een andere tragiek ligt wel in die veelzijdigheid, daar ze nauw was verbonden met onvermogen om zich in kleine kring te besluiten als in gezelschap van geestelijke fijnproevers. Zijn werk in kerk en staatkunde bewees, hoe hij voor geheel een volk, geheel een generatie arbeidde en zich daaraan gebonden wist. Tragiek, want ook daarin liet hem zijn wetenschappelijk en artistiek geweten geen rust in wat ten halve bereikt kon worden. Weinigen hebben hem verstaan, ook al zagen velen zijn gulle oprechtheid; want wie zijn evangeliserende vurigheid kende kon zijn wetenschappelijk positivisme en politiek radicalisme niet anders dan als raadsel aanvaarden. Mogelijk is hij ook zelf zich een raadsel geweest, als hij in grenzenloze mildheid van hart mythe en Woordopenbaarheid niet uiteenhield, en zich afwendde van de idee ener Christelijke kunst en wetenschap, hij, die beide voor zijn Heiland opvroeg. En een raadsel moet het hem gebleven zijn als hij zag, dat zijn best bedoeld besluit schade aanrichtte. Zoals zijn woord, in alle zuivere eenvoud, velen voorbijging, ging hij zelf in daden- en uitdrukkingsdrang soms aan zijn eigenlijk bedoelen voorbij. Modern in denkvormen, tot subjectivisme toe, bleef hij niettemin een nederig hoorder des Woords, een goede en getrouwe dienstknecht, die het wel glimlachend geweten heeft dat het loon genade is, en zo inging in de vreugde zijns Heren. |
|