Inge Lievaart
De christen
Hij is mens als iedereen:
zeer boos, zeer bitter en geschonden
en schendend anderen om zijn wonden,
en zeer verloren en alleen, -
maar hij, door Christus' hart gevonden,
wòrdt anders, door dit alles heen.
Schoon hij dezelfde is nog van aard,
en, trots en wreed, veeleer nog allen
en God zal, dan zichzelf afvallen,
wanneer hij in Gods spiegel staart,
ziet hij beschaamd zich steeds versmallen,
en bidt en weet zich zeer bewaard.
Schoon hij nog lijdt dezelfde pijn,
want ziekte, zorg en rouw, zij blijven,
ook hij, vermeestert, moet verstijven,
hij proeft niet meer dit diepst venijn
van leegte en kou, niet te verdrijven,
verwachtende een ander zijn.
Hij vindt geen grond voor wat hij wacht
in wat hij ziet, of is gebleven:
een miezerig, ontbindend leven,
maar als hij door zijn tranen lacht,
is dit alleen om Gods vergeven
en Christus' zoenwoord: ‘'t Is volbracht’.
Want Christus, mens als iedereen,
doch boos, noch bitter, en geschonden
slechts om te helen door zijn wonden,
laat geen verloren, geen alleen,
vertrouwend Hem, ondanks zijn zonden;
Hij maakt hem nieuw, door alles heen.
|
|