Ontmoeting. Jaargang 5
(1950-1951)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Les.‘Als deze twee elkaar rechthoekig snijden
is van de driehoek dit de schuine zijde’.
Gegniffel in de klas; de jeugd is slecht.
(De leraar denkt er over te gaan scheiden).
| |
Gevoel.‘Bij ongeval twee kinderen verbrand’.
Zojuist kreeg ik een splinter in mijn hand.
Het eerste is erg, het tweede deed me vloeken.
Dat houdt met mijn gevoeligheid verband.
| |
Tijd.De kinderen waren aan het strand aan 't spelen
en bouwden huizen, forten en kastelen.
De avond viel, dus zijn ze weggegaan
en reeds zijn zee en wind de buit aan 't delen.
| |
Stijl.De duinen zijn een grendel achter mij;
de nacht gaat als een donk're stroom voorbij;
de zee beweegt in stiller ademhalen.
Kortom: alleen, half twaalf en afgaand tij.
| |
Stof.Vanavond zocht ik naar een reden
voor al mijn vlijtig verzen smeden.
Ik vond er geen. Dus heb ik dat
weer vlijtig in een vers beleden.
| |
Het ware.Een naakte man zit op een kale rots
midden in 't eindeloos oceaan-geklots.
Hij peinst en peinst.... dan krast hij met een griffel
een nieuw sonnet in 't steenvlak van de rots.
| |
[pagina 14]
| |
Raar.Er loopt een mannetje op de zoldertrap.
Ik volg zijn gang precies, van stap tot stap:
de zoldertrap heeft zeven kale treden,
zijn houten been zegt: tok, en zijn pantoffel: flap.
| |
Kunst.Ernst zij uw kunst. Spot niet. Laat al uw schrijven
vol diep gevoel zijn, edel al uw drijven.
Slechts als gij zo de schoonheid dient, zal eens
misschien iets van uw werk voor 't nakroost overblijven.
| |
Groet.Wat zal ik doen? Zal ik nog verder gaan?
Mijn stem doen klinken tussen aarde en maan?
Wel nee! Ik maak me lekker uit de voeten,
terwijl de lezer voor Piet Snot blijft staan.
|
|