Vluchtige Notitiën
De tip en het manco
‘Nee, meneer,’ zei de man naast me (we zaten samen op een bankje in het park en 't was prachtig zomerweer), ‘nee, kom me niet aan m'n lijf met gedichten en van die letterkundige verhalen. Dat is niks voor mij. Ik en m'n vrouw en m'n ongetrouwde dochter halen iedere Zaterdag een boek uit de bieb op de hoek bij ons en dan hebben we ieder drie boeken voor een dubbeltje in de week. En dan heb ik graag avonturen-boeken of detective-verhalen. Over de grootheid lees ik óók graag. D'r moet spanning in zitten. We zijn alle drie eender, dus dat komt best uit. Waarom leest een mens? Om z'n eigen narigheid te vergeten. Want ik zit hier nou wel in m'n beste pak in 't zonnetje te kijken, maar daarom heb ik m'n narigheid nog wel. Al was 't alleen al, dàt ik hier zit. Centen om es naar 't buitenland te gaan heb ik niet. Niet eens, om es Limburg te gaan bekijken. En dat hier die Rus zo dicht bij zit, vind ik ook al niet lollig. Ze praten wel es van onze tijd is zus of zo, maar onze tijd is net als vroeger: een snerttijd. En in de oorlog dacht ik: als dàt nou es voorbij is, ga ik zo oud als ik ben nog naar Canada of zo. Ik was zo stom om te denken, dat ze daar in New York of weet ik veel aan de ka zouden staan roepen: Komen jullie maar gauw, bondgenoten, 't is hier best. Nou, dat weten we weer. Zeg u gerust zelf: is 't hier niet veel te vol? We zitten hier boven op mekaar. Als je niest, waait er een deur dicht. 't Is altijd het zelfde: ga es opzij, je staat op m'n tenen. Maar d'r schijnt niks aan te doen. En om nou op de boeken terug te komen: als je leest ben je wat anders en kom je ergens anders. Je ben rijk of je ben een diplomaat of een zwerver. En je zit in de rimboe of in een wolkenkrabber. In ieder geval niet in dat dooie park. Natuurlijk, het is maar surrogaat. Ik ging vanmiddag ook liever in een vliegtuig zitten of op de boot naar Argentinië. Dat gaat nou eenmaal niet. Een mens moet de werkelijkheid in 't oog
houden. En als je dan wat beleven wil, ga je lezen. Maar zeker geen verhaaltjes over je eigen narigheid, of over wat de een of andere halve gare heeft gedacht toen hij zijn meisje naar huis had gebracht. Dat laat me zo koud als een steen. Nee, ik wil in een boek beleven wat ik graag in m'n èchte leven zou hebben meegemaakt. En m'n meisje heb ik tot vervelens toe naar huis gebracht en beroerdigheid heb ik genoeg beleefd. We zoeken allemaal ons beetje vertier. En ik gun ieder diertje z'n pleziertje, als ze mij het mijne maar gunnen. Van letterkundigen en dichters moet ik niets hebben. Je zou es zien: als ze het hele Nederlandse volk in een leeg land zetten, dat tien keer zo groot als Nederland was, hoeveel minder boeken ze schreven en hoeveel minder de mensen lazen. Ze hadden d'r geen behoefte aan, meneer, wat ik je smoes. En gedichten lazen ze dan helemaal niet meer. Nee, natuurlijk, ik ben weer es niet goed snik, dat weet ik nu al vijf en zestig jaar. En dat ik een materialist ben, is ook al uit de ouwe doos. Ik zal niet zeggen, dat we allemaal eender zijn, maar geloof me maar gerust: de meeste mensen zijn net als ik. Wij lezen een boek om wat er in gebeurt, de hele rest kan ons gestolen worden. Denk es aan m'n woorden als je met schrijven een paar centen verdienen wilt. Geen gedichten, jongeman, en geen rare fratsen......’
P.S.