meenschappelijke akker rijpen? Dat hartekapitaal, waarover wij spraken, die belegen ervaring van Christelijk leven gedurende generaties, welk kapitaal bij voortgaande ontkerstening van het volksleven zeker voor de kunst verloren zal gaan omdat het niet meer zal worden verstaan en dat dus stem moét krijgen, zo mogelijk vandaag nog, kàn dit alleen indien althans bij geloofsgenoten liefde en begrip, hoop en verwachting aangetroffen wordt. Vandaar contacten en ontmoetingen, productie, conferenties, briefwisselingen, gesprekken! We kunnen het niet genoeg herhalen: belangstelling, medeleven, steun, verwachting zijn óók scheppende factoren! Wij kunnen niet berusten in de wanhoopsklacht van Marsman, dat zijn volk geen klankbodem wilde zijn, niet klinken wilde, maar wij zeggen en blijven zeggen: Volk, klink, om Christus' wil! En dat is meer dan een verzoek; het is een roep; uit en tot roeping.
De tweede jaargang van ons tijdschrift is omvangrijker dan de eerste en kan naar onze bescheiden mening ook wat de kwaliteit betreft een vooruitgang genoemd worden. De redactie blijft haar uiterste best doen op deze weg niet te vertragen.
De heer P.J. Risseeuw gaat helaas de redactie verlaten om voortaan als gewoon medewerker ons van tijd tot tijd bijdragen af te staan. Het is moeilijk te zeggen aan welke kant de spijt groter is: aan de zijne of aan de onze. Maar dit uittreden is begrijpelijk, indien men bedenkt hoeveel tijd en kracht het eigenlijke boekenschrijven in schaarse vrije uren kost en hoeveel beslommeringen elke redactionele arbeid meebrengt. Het mag wel eens gezegd worden, dat de heer Risseeuw niet-alledaagse redactiegaven bezit, die ten nauwste samenhangen met zijn mensenliefde en sociaal besef. Dat deze gaven in de loop der jaren de erkenning hebben gevonden, die ze verdienen, zou een te stoute bewering zijn. Het moge daarom bij deze, overigens onwelkome, gelegenheid eens duidelijk worden uitgesproken, hoe hoog wij hem schatten, hoezeer wij hem genegen zijn en hoe vaak wij van zijn ervaring, inzicht en ‘tips’ ook in ‘Ontmoeting’ hebben geprofiteerd. Sinds 1918 redacteur van ‘Opgang’, was de heer Risseeuw medeoprichter van ‘Opwaartsche Wegen’ en daarvan redacteur tot en met de tweede jaargang. Hij redigeerde de bij Callenbach uitkomende Kerstboeken (een idee van P.J.R., dat nadien veel navolging en nabootsing vond) van 1924 tot 1933; was redacteur van het Zondagsblad van ‘De Rotterdammer’ van 1931-1934 en later tot 1941 literair medewerker van het genoemde dagblad. Voorts was hij eindredacteur van de lustrumboeken van de Chr. Auteurskring in 1934 en 1939 en gedurende de thans verschenen