Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 559] [p. 559] J. Bonda De torenbouw van Babel Nu, even, staat hij stil en ziet de landen zacht zingend in het morgenwaas; de dauw ligt duizendvoudig fonkelend en 't blauw laait van goud licht; schuchter vouwt hij de handen en glimlacht stil. Zijn wezen is weer gans in 't land waarin hij groot werd - zie de schapen gaan blatend voor hem uit, hij is nog knaap en hij fluit en zingt, - het leven wordt weer dàns - De zweep bíjt in zijn rug. De drijver wijst den luiaard driftig naar de stenen. 't Stof dwarrelt omhoog en waait de morgen dof - De dromer bukt - de toren rijst - en rijst - Vorige Volgende