Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 540] [p. 540] C.J. Nobel Nocturne De regen tikkelt in de goot, de nackt drukt zwaar op alle wegen. - En in mijn arm rust warm en bloot mijn donker lief, en lacht mij tegen. Verdreven uit ket Paradijs, vindt hier een pelgrim, moe van zwerven, een halte op de verre reis van wordingsnood tot moeilijk sterven. Het leven keert tot zijn begin: In een, te kort, herwonnen Eden vindt alle onrust uitweg in de bedding van een tijdloos heden. En binnen dit beperkt domein jouw troostdoortrokken tederheden, de zachte pracht van vorm en lijn, de schuchtre naaktheid van jouw leden. Maar o, mijn lief, dit kort respijt. - Hoe wordt het grote heimwee wakker naar leven zonder angst of spijt, verbonden met den eeuwgen Makker. Hij voedt de mussen op het dak, Hij ziet de vossen in hun holen, Hij geeft om niet, wat òns ontbrak, en weet ons leven Hem bevolen. Láát ons den kamp om warmte en brood, laat ons Uw troost, en blíjf ons tegen, - Zo maakt Ge een pelgrim Uw genoot - want onnaspeurlijk zijn Uw wegen. Vorige Volgende