| |
| |
| |
A. Romijn
Voorjaar zonder lente
Het duizelt je op het laatst. Je hoofd is zwaar van het voorjaar en je ziet geen gat meer in je werk. Morgen is de repetitie, waar zo veel van af hangt: over in-, om- en aangeschreven cirkels en daar móét je voldoende voor halen, tot elke prijs. Er staat al een drie voor meetkunde op de nieuwe lijst en als er geen zeven tegenover komt, ben je verloren, reddeloos. Dat weet je en daarom heb je vanavond je staatsinrichting al laten schieten, daarom heb je aan Engels maar de halve aandacht besteed, in goed vertrouwen, dat je er door zult rollen... Maar waarom is deze avond zo mild van goedheid en de lucht zo zwaar van geur: die van seringen en andere voorjaarsbloemen?
Je bent moe en je moet voort... De straal van de omgeschreven cirkel... Vanavond om zeven uur ben je naar boven getrokken en nog even voor de verleiding bezweken, je hebt wat uit het raam liggen hangen, omdat het voorjaar zon dwaas blij gevoel in je oproept, omdat de zoele wind aan je slapen zo'n weldaad is. En tòèn had je de moed om aan je werk te beginnen, werk, dat je hele aandacht vraagt, maar waar je al te gauw van afgeleid bent, omdat het je te enen male niet interesseert. Meestal zie je er tegen aan, haast nooit er ‘in’. En in-zicht heb je juist nodig bij het ‘vak der vakken’, zoals Jager het altijd noemt.
Om acht uur was je zowat klaar met de rest, afgeraffeld, en lag de hele avond voor je om de meetkunde er goed in te pompen. Want je hèbt een kans. Heintje Hoek heeft vanmiddag de jongens van je klas bij elkaar getrommeld en een heleboel verteld. Jager zal wel met wat gemakkelijker proefwerk voor de dag komen bij het overgangsrapport, want Heintjes vader heeft zich er mee bemoeid. En die kan 't weten, want hij is de directeur. Jager heeft zo'n ontzettend stel onvoldoenden op het Paasrapport gehad, dat iedereen er schande van gesproken heeft. En gisteravond zat Heintje in de serre te werken, lekker in een hoekje, en zijn vader en moeder zaten samen in de kamer te praten en hadden helemaal niets in de gaten. Nou, zijn vader vertelde alles aan zijn moeder en - kon hij het helpen dat hij niet doof was? Alles heeft hij gehoord.
Dat zijn de feiten en daar klem je je aan vast. Alles klinkt volkomen logisch. Meer dan twee derden van de klas had onvol- | |
| |
doende, voor algebra en voor meetkunde. Daar was je natuurlijk zelf ook bij, geheid zelfs. Met een twee voor meetkunde en een drie voor algebra kun je het doen. Zo zelfs, dat de lust je voor eeuwig vergaan zou, er nog één poot voor uit te steken. Als daar niet was - Vader! Vader, voor wie je alles zou willen doen, uit waardering en - ja, 't is mogelijk een gek woord, maar 't is toch zo - uit liefde. Al een paar weken zit je te rekenen, want je wilt over. Met de talen loopt het best. Aan beurten en proefwerken heb je één zeven te pakken, de rest was allemaal hoger. Natuurkunde draait tot nu toe om de zes en als 't met de scheikunde een beetje meeloopt, kan dat een zeven worden. Maar Wiskunde... o, die Wiskunde! En daarbij - Jager! Als je Heuverman had, dan stond het anders. Die kan geen kei van je maken, maar in ieder geval had je niet dat rot-leven, dat je bij Jager door moet maken en je kreeg een eerlijke kans. Jager is anti-Semiet. Dat steekt hij niet onder stoelen of banken. En jij bent de enige Semiet in de klas, al ben je je nooit één moment bewust geweest, dat je Jood bent. Dat is veranderd op de morgen, dat Jager de derde klas instapte, als opvolger van de oude meneer Middelkoop, bij wie je het tot vijven bracht. Je herinnert je als de dag van gisteren, hoe het ging. Jager kwam binnen, een jonge kerel met blauwe ogen. Hij ging zitten voor de klas en keek de lijst met namen in, las ze voor, stuk voor stuk:
Bronsgeest Rudolf... Bührmann Kees... Buitendijk Elly... Cohen Leo... en toen, geen volgende naam, maar een ogenblik stilte, waarin je niets vermoedde. Dan het verzoek om even op te staan. Je deed het, je merkte nog niets, je vond het hoogstens een beetje vreemd... Twee harde, staalblauwe ogen rustten op je, zochten je gezicht af en toen klonken de woorden, die je nu nog het bloed naar de wangen jagen en je hoort nog het vlijmend sarcasme, dat in een stem klonk:
- Het is goed!... Ga maar zitten!... Ik heb genoeg gezien!... De natie verloochent zich nooit!
Had je toen maar alles ‘door’ gehad, zoals je het nu ‘door’ hebt. Alles was anders gelopen.
Had Heintje Hoek ook in 3 A gezeten, dan zou die waarschijnlijk wel bij zijn vader geklaagd hebben! Maar Heintje zit in 3 B en heeft meneer Heuverman. Natuurlijk had je zelf ook kunnen spreken, maar dat heb je niet gedaan. Terwille van Vader! Ter wille van hem heb je een ellendige tijd achter de rug. Je zit er nòg wel in, maar het einde nadert. En daarom moet je over. Als dat voor elkaar komt, ben je in alle geval Jager kwijt. Want in de toekomst zie je licht. De A-H.B.S. of - wat nog veel heerlijker
| |
| |
is - de muziekschool. Nog een week of wat. Dan valt de beslissing. Die moet gunstig zijn. Absoluut. Als Heintje nu gelijk krijgt en Jager doet morgen water in zijn wijn... Stel je voor: een paar theorievragen er bij, net als Heuverman altijd doet. Die kun je in orde hebben. Die zalje ook in orde hebben!... En daarom...
Het laatste licht is al lang uit je kamer verdwenen. De voorjaarsnacht is niet zwart: donkerblauw, heel diep, met een enkele diamanten ster. Je schrikt! Hoe laat moet het al wel niet zijn? Je knipt het licht aan boven het bureau en met een schok ontdek je, dat het al over half elf is... Nooit kom je meer klaar! Koortsachtig begin je weer te werken met je passer, maar het duurt niet lang.
- Leo!
Lang en nadrukkelijk. De stem van Julie. Je doet de deur open en je roept je antwoord naar beneden.
- Zit je te slapen, joh? Ik heb al een paar keer geroepen en je zegt maar niets. Kom je thee drinken? En Moeder zegt, dat je naar bed moet!
Thee drinken? Naar bed? - Maar morgen heb je meetkunde repetitie en daar hangt zo verschrikkelijk veel van af.
- Nog een paar minuten! roep je, ik ben zo klaar!
Maar dan is daar Vaders stem aan de trap, rustig en in zekere zin gebiedend. Je gaat dus de trap maar af. In vredesnaam dan maar morgen heel vroeg op staan, extra vroeg. En dan leren. Dat zal nu toch wel niet meer lukken, want je bent zo krankzinnig moe. Het voorjaar maakt loom...
Beneden in de rustige intimiteit van de huiskamer, kom je wat meer tot je zelf. Daar wijkt ook even de dreiging van morgen naar de achtergrond.
Het kopje thee is heerlijk, maar verlokkender is het glas limonade, dat Julie voor zich zelf aan het klaar maken is.
- Hè Juul, mij ook een! bedel je. Julie lacht tegen je. Dat betekent toestemming.
Maar grappig, dat je dat zo in eens realiseert, wat is Julie, als ze zo lacht typisch een Jodinnetje. Dan komen er de kleine rimpeltjes langs haar neus, die zo onmiskenbaar het ras aanduiden. Je zus is Jodin en je Moeder is 't ook. Vader en jij zijn 't haast niet. Als 't de naam niet was, die je altijd weer verried, och, dan liep je een beste kans, dat niemand 't ooit zou weten. Vooral, omdat je van je prilste jeugd af, zo heel anders bent opgevoed. Vader heeft, toen je nog een heel kleine baby was, gekozen, na jaren van strijd. Hij is Christen geworden en met hem Moeder en je bent zelf Christelijk gedoopt, met Julie, die toen een meisje
| |
| |
van een jaar of zeven was. Je bent op een Christelijke School geweest en bij de overgang naar het middelbaar is er geen ogenblik van twijfel geweest: je ging naar een Christelijke H.B.S. Iedereen vindt het normaal, dat je daar bent, dat ze bij je thuis Christelijk zijn. Iedereen, behalve Grootvader en Jager.
Grootvader heeft Vader in de tijd voor de overgang heftige verwijten gemaakt over zijn omgang met ‘Gojim’. Orthodoxe Grootvader heeft, toen het eenmaal gebeurd was, ‘sjiwwe’ gezeten en sindsdien is zijn zoon dood voor hem. Daarom haat je die Grootvader diep in je hart, ook al ben je telkens nieuwsgierig naar hem en al zegt Vader telkens, dat je moet trachten de zaak te bekijken van Grootvaders standpunt uit.
Vader is nooit kwaad geweest, wel altijd erg bezeerd. Steeds zegt hij: - Je moet nooit vergeten, wat in het vijfde gebod staat: Eert Uw Vader en Uw Moeder, opdat het U welga... Daar zit een belofte aan!
Al deze dingen gaan weer door je heen, nu Vader vertelt, dat hij vanmiddag de oude man gezien heeft, heel oud en heel eenzaam. Het is niet de eerste maal in deze zestien jaar. Wel is het steeds een teleurstelling geworden, als Vader een poging tot verzoening deed. Eens ben je zelf, toen hij heel ziek was, met bloemen naar Grootvader gestuurd. Je kwam in het ziekenhuis, maar de oude man heeft gezegd, vol ingehouden afkeer en met afgewend gezicht:
- Ga terug, jongen en zeg je Vader, dat hij zich vergist. Ik heb geen kleinzoon. Ik heb eens een zoon gehad, maar die is al jaren dood...
Dat is het, wat je zwijgen doet, wanneer Jager ten koste van jou lollig is. Als Vader het te weten komt... En daarom kòmt Vader het niet te weten. Daarom zul je je eigen weggetje moeten gaan, ook al valt het niet altijd mee.
- En heb je hem nog gesproken?
Na de korte pauze richt Moeder zich tot Vader. Ze is nieuwsgierig en ze is nooit het Joodse accent helemaal kwijt geraakt.
Vader knikt, mistroostig. Och ja, zijn leed is wel klein bij het leed van de wereld, bij de dreiging van de tijd, maar het ligt zo dichtbij, het is zo tastbaar. Hij kijkt op en zegt:
- Vier en zeventig is hij nu en nog even hard. Tot verleden jaar September zou ik het begrepen hebben. Nu niet meer... Al zestien jaar!
Hij zwijgt. De rook van zijn sigaar kringelt rustig op. Buiten zingt een vrouwenstem door de radio: Bei mir bist du schön! Een erg ordinaire stem, doorgerookt en sensueel.
| |
| |
Er wordt nog even gepraat. De stemming wil niet komen. Julie is bij baar verloofde geweest. Daar beeft ze wonderlijke geruchten gehoord. De Duitsers zouden aan de grens staan...
Moeder is dadelijk actief, foetert tegen Vader: - Zie je nou wel?
Zelf luister je geïnterresseerd. Steeds weer duiken er geruchten op, even vaak blijken ze onwaar te zijn. Maar sinds een maand ben je van veel dingen niet meer zo zeker. Het is wel een feit, dat de Duitsers in het Noorden de handen vol hebben, waar de Noren in de minst toegankelijke gebieden hardnekkig doorvechten, hand in hand met een groot Engels expeditie-leger, maar even werkelijk is de inval daar. Die had toch niemand verwacht. Zo verraderlijk en onverwacht. Dat kan hier ook... Je bent benieuwd wat Vader zal zeggen.
- Zenuwenoorlog! is diens commentaar. Wat jij daar nu zegt, Juul, wordt in de krant van gister tegengesproken. Ze noemen het Engelse propaganda!
- Vertrouw jij het woord van een Duitser? vraagt Moeder verontwaardigd.
- Zo kunnen ze hun eigen nest niet met leugens bevuilen. En bovendien - een heel leger aan de grens. Dat is nog al zo wat. Dat houd je immers nooit verborgen!
Ze praten er rustig over, Vader, Moeder en Julie. Nu en dan zeg je zelf ook wat. Het gerucht! Zenuwenoorlog! Je Vader zal wel gelijk hebben... Er zijn al sinds September Joden, die weg trekken. Rijke Joden, die angststuipen krijgen, als ze de naam Hitler horen. Maar Holland zal neutraal blijven, weet je. Als het moet zal het van zich af bijten en ten slotte - je bent geen Jood meer en de rest ook niet. Sinds zestien jaar ben je al Christen.
- In ieder geval gaan we nu naar bed! beslist Vader met een lachje. Het moet opgewekt schijnen, het is triest en vermoeid. De dreiging van de tijd is immers maar zo klein bij het eigen leed van een Vader te hebben, die geen zoon erkent, al jaren lang.
Je geeft Moeder een zoen, Moeder, die nog haastig de ontbijtboel voor morgen klaar zet. Je maakt een zwaai naar Julie, je geeft Vader een hand, extra-stevig, omdat je probeert daar in te leggen, dat je met hem meevoelt en dan ga je zelf ook naar bed. Het is Iaat geworden vanavond, kwart over elf. En 't wordt maar een kort nachtje. De wekker staat op half zes. Als 't meeloopt, heb je dan nog twee uur voor je werk. Dan ben je nog lekker fris... Belangrijker dan de angst voor 't gerucht is immers de kwestie van voldoende voor meetkunde.
| |
| |
Maar - als je er eenmaal in ligt, wil de slaap niet komen. Is 't de warmte, of beb je je toch te veel ingespannen? Of is zo'n gesprek vlak voor het naar bed gaan niet goed?
Na een half uurtje stap je er uit en je gaat op je knieën voor het open raam liggen. De nachtwind strijkt zacht langs je gezicht. Je kunt je niet herinneren ooit zo'n mooie Meinacht te hebben meegemaakt, heel in de verte slaat een klok: twaalf uur... Kijk, aan de overkant gaan ze naar bed. Er wordt een licht aangeknipt in een slaapkamer: een geel vlak in een zwart huizensilhouet Dan worden er gordijnen dicht geschoven en blijft alleen een geel streepje in een grijze vlek tussen het zwart.
Na een paar minuten ga je er toch maar weer in. Je gedachten zijn weer bij je werk, dat niet vlotten wilde. Dit jaar heb je op school de Camera gelezen. 't Staat er zo mooi:
Hoe zalig als de jongenskiel
Nog om de schouders glijdt.
Dan is het lente in de ziel
Mooi gezegd, maar dan moet je geen leraar hebben, die Jager heet. Wat ben je eigenlijk weerzinwekkend bang voor die vent! Zo bang, dat je laf bent. Dat heb je een paar weken geleden getoond, toen je naar zijn huis bent gegaan. Nergens kon hij aan een piano-uittreksel van de Mattheus-Passion komen. Hij vroeg er in de klas een te leen voor de Toonkunstuitvoering. Natuurlijk wist hij niet, dat je Vader een muziekhandel heeft en toen heb je er aan Vader een gevraagd. 's Middags ben je hem gaan brengen om toch ook eens een goede beurt te kunnen maken. Zijn vrouw deed open en bij het noemen van je naam zag je het gezicht van dat jonge, blonde vrouwtje betrekken. Cohen! Ah ja! Maar even wachten, dan zou ze meneer roepen. Natuurlijk had Jager over je gesproken. Je merkte het aan alles, dat hele plotselingstugge in haar doen. En toen kwam meneer Jager zelf, met de achterdocht op zijn gezicht. Maar je hebt net gedaan, of je niets zag, je hebt blijmoedig geglimlacht en - geleurd met je partituur, die je kwam verkopen, tegen factuurprijs. Dat had Vader zo gewild, omdat het voor een van je leraren was. Toen veranderde hij, je mocht even binnen komen, hij riep zijn vrouw, je werd vriendelijk bedankt, je kreeg drie gulden en zeventien cent en na nog een paar woorden stond je weer op straa - met de pijnlijke zekerheid, dat, wat je gedaan had, als een Jodenstreek werd gequalificeerd. ‘De natie verloochent zich immers nooit!’ In ieder geval heeft Jager er een partituur mee gekregen. En 't heeft per saldo
| |
| |
iets geholpen, tot op vandaag toe. Dat is 't fijne en tegelijk 't ellendige. De treiterij is wat verfijnder, je hebt het niet meer zo gauw in de gaten. Maar - tot dusver is je de naam Paulus bespaard. En dat is wat waard. Paulus is een grote in het rijk van God geweest, zijn naam zou een erenaam kunnen zijn. Jager bedoelt het zeker niet zo. Nee, in de naam Paulus zit al het smadelijke van het Jood-zijn, als je geen Jood meer bent. Nooit heb je gevoeld, als het over de Joden ging, dat je er een van was. Sinds Jager in je leven is, weet je het weer.
Thuis wordt over dit alles zo anders gesproken. Vader heeft nog een paar oude vrienden van vroeger overgehouden, uit de tijd, toen hij zelf nog Sjabbes hield. Beste trouwe mensen, liberale Joden. Moeder en Julie, ja, die zijn veel Joodser gebleven. Moeder heeft het het sterkst. Moeder kan zelfs met een zekere weemoed terugdenken aan de tijd, toen ze nog met mevrouw Nathans omging en de Gobitsen over huis kwamen, mensen, die je nooit gekend hebt, maar waar nog altijd over gesproken wordt. Ze vertegenwoordigen in hun typisch Joodse namen een zeker begrip.
Vader is evenmin als je zelf gemakkelijk als Jood kenbaar. Zat Vad er niet zo dikwijls in zorg over Grootvader en enkele Duitse zakenrelaties - muziekuitgevers - dan zou je het helemaal kunnen vergeten. Want Vader, met zijn typisch ‘Westers’ profiel, wat grijzend aan de slapen, is totaal los gekomen van het Jodendom. Vader is ouderling in de kerk, waar je elke Zondag met hem naar toe gaat. Soms gaat Moeder mee, maar, hoewel aangenomen, voelt ze zich altijd wat vreemd. Julie gaat met haar verloofde, dominees-zoon, student nog. Grappig, Julie zal later domineesvrouw worden.
Maar Grootvader is Vaders grote verdriet. Met al zijn liefdevan-zoon heeft hij bij de oude niets kunnen bereiken. Deze schuwt hem als een melaatse, weigert zijn kleinzoon te zien, na alle jaren is hij nog onverminderd fel. Je moet proberen het van Grootvaders standpunt te bekijken... Het is je nog nooit gelukt, omdat je je nooit zult kunnen indenken, dat Vader jou, om welke reden dan ook, vervloeken zou.
Weer slaat de torenklok in de verte. Dat moet half een zijn. Je krijgt het toch wel erg warm in bed, je springt er uit en drinkt wat water. Weer sta je aan het raam en de grootsheid van de nacht is vlak bij. Je hoort het geritsel van de populier in de tuin bij de buren. In de verte gonzen vliegmachines. Ze vliegen erg vannacht.
Die Julie met haar malle geklets van een Duits leger aan de grens. Zenuwenoorlog!
| |
| |
Dat willen ze graag. En daarom voeren ze hem, Engeland en Duitsland, over en weer. Om elkaar bang te maken. Het kan niet waar zijn, want het mag niet waar zijn. Een paar weken geleden heb je een boek gelezen van Lion Feuchtwanger: Geschwister Oppenbeim. Je hebt lang niet alles begrepen, want het Duits was moeilijk en je las het eigenlijk stiekum. Vader heeft dit soort boeken liever niet in huis. Maar watje begrepen hebt, is genoeg. Een jongen van je eigen leeftijd dreven ze de dood in en 't was voor hem op school net zo begonnen als voor jou, met dezelfde pesterijtjes van een andere Jager. En die jongen heeft ook laffe dingen gedaan, van dezelfde soort als jij. Hij heeft daarmee gesmeekt om een beetje gunst, net als jij. Daarom kan het niet waar zijn. Als de Duitsers hier zouden komen, doen ze, wat ze overal gedaan hebben:
Wenn 's Judenblut vom Messer spritzt,
Dann, ja dann, dann geht 's erst gut!
Julie had haar mond moeten houden... Honderden Joden hebben ze met borden om hun hals laten lopen: Ich bin ein Saujud! Daar hebben ze om staan brullen van het lachen... Maar dat was in Duitsland. Je zit hier in het veilige, verdraagzame Holland. Maar hier is Jager... Nee, je moet niet meer denken. Je moet slapen. Het loopt al tegen enen. Je nacht kan dus nog maar vier en een half uur duren... Als je het voor elkaar krijgt en je repetitie wordt voldoende, dan haal je mooi op. Stel, je brengt het tot een vijf op je rapport, desnoods kan een vier nog met je goede talencijfers en er komt een vijfje voor algebra naast, dan ben je Jager kwijt. Het liefst wil je naar de muziekschool, daarna naar het Conservatorium. Door de zaak heeft Vader daar wel relaties. Maar Vader wil, dat je in alle geval de drie jaar hier af loopt, het liefst nog de twee jaar A-H.B.S. daarna. Ook daarin zit Vaders liefde. Je krijgt de zaak later, dat is vast. Liever wil je in de muziek. Vader heeft daar geen bezwaar tegen, maar heeft gegronde argumenten voor het H.B.S. diploma. Dezer dagen is er nog een gesprek over geweest. Zo is ongeveer Vaders gedachtengang geweest: - Leo, ik weet, dat je talent hebt. Veel zelfs. En toch weet ik niet, of je genoeg talent hebt om in de Kunst door te gaan. Want talent alleen is niet voldoende, jongen. Je moet wat van het genie hebben om te slagen. Als je een leven zou moeten krijgen van lesgeven, heb ik je veel liever in de zaak. Ik dien de kunst ten slotte ook, op mijn manier. En ik geloof niet, dat ik het erg slecht doe!
Dat zal uitkomen. Vorig jaar bestond de zaak vijf en twintig
| |
| |
jaar en Vader is gehuldigd door de muziekwereld, ondubbelzinnig. Geprezen om de moed, waarmee hij de moderne muziek durft uit te geven, geroemd om het vertrouwen, dat hij in aankomende arme kunstenaars beeft. Er is ook baast geen concert, waar Vader geen uitnodiging voor krijgt.
- Juist omdat ik er op het podium zo veel beb zien mislukken, Leo, wil ik graag, dat we bij jou eerst een vaste basis leggen. Wat je geleerd hebt, is nooit weg. Dat kun je ook eventueel als artist gebruiken...
Weer slaat de klok. Nuis het dan een uur. En nog heb je geen oog dicht gedaan. Grootvader, de Duitsers, Jager... Tellen maar, van een tot duizend. Dat wil wel eens meer helpen, als je niet in slaap kunt komen... En je telt, maar het geeft je niet. Er gonzen vannacht veel vliegmachines en ineens schiet je een mopje te binnen, een Duits Jodenmopje. Twee oude mensen weten niet, wat een ‘Sadist’ is. Ze vragen het aan hun geleerde buurman. Weet je dat niet? vraagt deze. Dan moet je een woordenboek nemen. Je zoekt maar bij de S.A.... En opnieuw begin je te tellen, maar het enige, wat je merkt, is, dat je klaar wakker bent... Zul je er maar niet uitgaan en in het holst van de nacht je repetitie verder gaan doen? Een zeven is toch wel het minimum, dat je halen moet. Met een zes sta je op vier en een half en Jager is vast en zeker niet bereid er bij jou een vijf van te maken. Blijven zitten gaat niet. Uitgesloten. Als 't zou moeten gebeuren, ga je bij Vader pleiten, of je er af mag. Zelfs, al zou hij het plan voor de A-H.B.S. er voor op moeten geven. Hij zal het op willen geven, want hij denkt bij alles aan jou. Een derde klas overdoen is niet mogelijk, want Jager beeft de beide tweede klassen en zal die dus na de zomervacantie als derde klassen hebben. Hier op school raak je Jager niet kwijt. Met Vader er over spreken? Niet dan in uiterste noodzaak. Zeker nog niet in dit stadium. Och, nooit! Liever zul je nog drie jaar vernederingen ondergaan, kleine vernederingen, die je leven volkomen vergiftigen, dan Vader hiermee lastig te vallen...
Het is toch de waanzin gekroond: Vader met het eeuwige verdriet, omdat hij Christen is en jezelf met dat kleine, alles beheersende gejudas, ook al omdat je Christen bent. En de motiveringen er voor zo lijnrecht tegenover elkaar...
Als je de klok nu nog een keer hoort slaan zal er nog maar vier uur voor slapen over zijn... En in deze wanhoop begin je te bidden: Here God, laat mij alstublieft een paar uur slapen... Ik heb 't zo broodnodig voor morgen... en wees mij morgen nabij, want ik moet een voldoende hebben...
| |
| |
Voor je gevoel word je iets kalmer, vaag boor je nog eens de klok slaan, maar je dommelt weg, eindelijk...
Of je geslapen hebt, weet je niet, maar plotseling schrik je op. De lucht, ver weg, is vol gedaver. Korte, blaffende knallen en zwaar gedonder, dat in brede golven op je aan loopt. Je springt zenuwachtig uit je bed, je stoot je voet gemeen aan de tafelpoot, maar je merkt het nauwelijks. Je moet naar het raam. Het lawaai, dat dwaze lawaai in de nacht, heb je nooit eerder gehoord, maar je weet direct wat het is. Julie heeft gelijk gekregen met haar gerucht... De nacht licht steeds weer op, alsof er verweg een donderbui is, en de lucht in de richting van het vliegveld is rossig gekleurd. Van tijd tot tijd zijn er zware explosies. Steeds rolt de donder voort en met korte tussenpozen slaan er ratels lawaai over je heen. Een keer zie je een klein vuurwerk in de lucht: een grote boog van rode stippen, keurig achter elkaar in de rij. Dat moet lichtspoormunitie zijn. Plots staat in de lucht, door de stippen heen, een helgele vlam, die langzaam en statig naar beneden glijdt achter de huizen. Maar - het verandert al. Beneden wordt geroepen.
- Leo! Leo dan toch!
Je gaat naar beneden. In het holst van de nacht. In de kamer staat Vader bij Moeder, die op een sofa ligt, flauw gevallen. Julie komt juist met eau de cologne aan. Zij heeft je geroepen. Grappig gezicht, Vader zonder bril, Julie met papillotten in het haar...
De radio staat aan. Hij doet het ook. Hoor maar:... Hier bericht luchtwachtdienst... bericht Iuchtwachtdienst... Almelo meldt vliegtuigen, op middelbare hoogte, vliegend in Westelijke...
- Leo, zet die radio af en help even!
Vaders stem, dringend, nerveus. Je bent weer terug in de kamer, waar je even helemaal, helemaal uit weg was. Je luistert naar Vader, maar hij moet het twee keer zeggen, eer je weet, wat hij bedoelt. O ja, Vader, natuurlijk, water halen uit de slaapkamer, een washandje, een handdoek...
In de slaapkamer is het onwezenlijk stil. Het lawaai buiten is verstomd. Een ogenblik heb je nog de illusie, dat alles een droom is, een ellendige, boze nachtmerrie, maar weer komt, nu bij de benedenburen, die stem in de nacht, knalhard: Hier bericht luchtwachtdienst... bericht luchtwachtdienst... Tegelijkertijd breekt buiten de herrie weer los.
Vlug pak je de gevraagde dingen, je neemt Vaders bril mee, die op het nachtkastje naast zijn bed ligt en je gaat terug naar de huiskamer. Daar ben je natuurlijk juist iets te laat. Moeder is
| |
| |
net weer bijgekomen. Met een beetje glazige ogen ziet ze om zich heen en drinkt met klapperende tanden uit het glas water, dat Vader tegen haar lippen drukt. Vader, die je met zijn ogen bedankt heeft voor het meenemen van de bril, die nu met zachte stem lieve, tere woordjes tegen Moeder zegt, woorden, die je je herinnert van de schaarse malen, dat je ziek was... Dan hoort Moeder het lawaai buiten en ze kreunt zacht voor zich heen:
- O God! O God!
Julie zegt niets. Ze staat maar te kijken en tranen rollen langs haar wangen. Beneden hoor je de radio: een zware stem dreunt, maar hier komen geen woorden uit naar voren. Het hoeft ook niet: je weet wat het is... Bericht Iuchtwachtdienst... bericht luchtwachtdienst...
Moeder komt weer tot zich zelf. Ze zucht diep, gaat rechtop zitten en luistert naar de radio, waar ze de woorden niet van verstaat. Ook zij hoort alleen maar de klank van een stem, die in-dringend is en zenuwachtig. Dan vraagt ze en háár stem is kinderlijk en ijl:
- Maar wat is er dan toch?... 't Is toch niet waar?... Ik noor dat malle schieten al niet meer...
De woorden zijn haar mond nog niet uit, of het is al weer aan de gang. Geblaf van mitrailleurs, gerol van zwaarder geschut.
Het is wel waar, Moeder, het is wel waar. De Duitsers zijn hier bezig en ze proberen het vliegveld te nemen. Dat heb je je al wel gerealiseerd. Met dat idee ben je al vertrouwd, daar ben je feitelijk mee opgegroeid: de komende oorlog zou een luchtoorlog zijn. De komende oorlog, dat is de oorlog van dit ogenblik. En het is een luchtoorlog. Een maand geleden, in het holst van de nacht zijn op deze manier Denemarken en Noorwegen overvallen. Daar leed de Duitser zware verliezen, want de Noren zijn ontzaglijk moedig. Maar toch is hij nog zo sterk, dat hij ook hier binnen durft te vallen, in het kleine Nederland. Maar het zal zich verdedigen, reken maar. Engeland zal helpen, Frankrijk en België zullen doorstoten...
- Hier bericht luchtwachtdienst... bericht luchtwachtdienst... Arnhem meldt sterke formaties vliegtuigen op grote hoogte, in Westelijke richting vliegend... Vader heeft de radio weer aangezet. Moeder zit stil voor zich uit te soezen, haar lippen mompelen al maar zachtjes woorden voor zich heen, die je niet thuis kunt brengen.
Vader is besluiteloos. Julie is even weg, komt dan terug. Ze heeft haar ochtendjapon aangetrokken, de papillotten uit haar haren gehaald.
| |
| |
Plotseling ratelt in de hoek van de kamer de telefoon. Moeder schrikt fel, kermt dan weer zachtjes: - O God! O God! Vader is al tij het toestel. Zijn stem is beheerst.
- 't Is voor jou, Juul! zegt hij, Arend!
En Julie vliegt naar de telefoon, zegt dingen, die ze anders zeker nooit in de huiskamer zal zeggen.
- Nee, ik beloof het je, lieveling, ik zal niet bang zijn... Jongen, je eigen meisje zal moedig zijn, voor jou... Ja, kom maar gauw...
Als ze de telefoon op de haak gelegd heeft, zegt ze, dat Arend zo gauw mogelijk zal komen, als het licht begint te worden. Dan kunnen ze overleggen. Natuurlijk! Overlegd moet er worden. Dat voel je best. Niet dat je bang bent. Net zo min als Vader. Je bent Christen, al vele jaren. Dat is aantoonbaar. Rustige gedachte is het... Maar toch:
Wenn 's Judenblut vom Messer spritzt...
Verdomme!... Je hebt geen Judenblut. Je bent Christen. Je bent...
- Ik wil hier vandaan!
't Is Moeder, die dit ineens zegt, met diepe denkrimpels in haar voorhoofd. - Ik wil hier vandaan. Nu kan 't nog. Hoeveel Joden hebben 't al niet voor ons gedaan. Man, je hebt er het geld voor. Ik wil hier weg. Naar Engeland of Amerika. Maar weg van de Duitsers. Nu kan 't nog...
En dan begint haar kin te beven en haar stem fluistert haast als die van een heel oud vrouwtje:
- Ik ben zo bang... Ik ben zo bang... Ik ben zo bang...
Ze is bang en daarmee zet ze de klok bijna twintig jaar terug. Alle jaren door is Moeder zichzelf gelijk gebleven, ondanks het feit, dat ze lidmaat is van een Christelijke kerk. Je kijkt haar aan. Wat heb je een medelijden met dit arme mensje, dat je Moeder is. Dan gaat je blik naar Vader. Zelf kun je Moeder niet antwoorden. Je antwoord is ook niet belangrijk. Het enige, wat je doen kunt, is het kleine, dikke handje met de twee zware gouden ringen vasthouden... Vader moet spreken. Maar Vader weet zeker niet goed, wat hij zeggen moet. Een paar maal zie je, dat hij wat zeggen wil, maar het dan toch niet doet, zich op de lippen bijt. De stilte, waarin zo nu en dan Moeders stem zacht nog wat nabibbert, wordt een muur om je heen. Het gedreun van vliegtuigen in de verte, de donder der kanonnen, ze zijn er slechts om de stilte te onderstrepen.
- Luister eens, Roos!
Vader spreekt als tegen een kind, zo teer en bedachtzaam.
| |
| |
Moeder wordt stil. Ja Vader, zo moet U tegen Moeder spreken. Dat is de toon. Moeder is een klein, bulpeloos meisje, Vader, en wij tweeën zijn mannen, want wij dragen ieder ons eigen leed...
- Roos, in de schrift staat: Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.
Maar Moeder wil de zin hiervan kennelijk niet vatten.
- Voor wie dat gelden mag, mag het gelden, maar niet voor ons, Joden!
Wat moet je daar nog op zeggen? Dat het niet waar is? Denk eens aan de oude heer Goldstein... Toch doet Vader het. Omstandig betoogt bij nog eens, dat al die verbalen uit Duitsland overdreven zijn en al zijn ze waar, dan gelden voor hen zeker de Duitse Jodenwetten niet. Ze horen tot de gemeente van Christus en daar hebben ze contact mee. Is Julie niet geëngageerd met de zoon van een predikant? Is hij zelf geen ouderling? Nou dan!
Moeder knikt, maar je ziet, dat het niet tot haar door dringt. Zelf heb je nu en dan ook instemmend geknikt, maar in je hart sta je aan Moeders kant. Deze dingen, die Vader nu naar voren brengt, heb je een paar uur geleden ook tegen je zelf gezegd, maar Jager is een symbool...
Het is tegen vieren en al aardig licht. De lucht is bleekblauw en dun. Het schieten is al een poosje verstomd. ... Moeder wil weg. Wat wil Vader? Wat kan Vader?... Julie staat voor het raam en kijkt de straat af, waar steeds mensen lopen. Aan de overkant staan ze op de daken met verrekijkers. Ze wijzen elkaar in de richting van het vliegveld en praten. Net als 't schieten weer begint, zegt Julie:
- Daar is Arend! en ze haast zich open te doen. En dan komt Arend binnen. Prettige, jonge kerel, lichtblond met een open snuit. Een zwager, waar je best mee over weg kunt. Hij gaat eerst naar Moeder en zegt zo losjes weg:
- Nou, ouwetje, zit je nu al in de zorg?... Valt nog wel mee, hoor! We houden het wel!
Hij geeft Vader een hand en... zegt niets. Wel tegen jou:
- Leo, als we nou konden, we zouden meehelpen om ze d'r uit te slaan. Wat jij!
Maar in z'n stem is onrust. Julie hoort het, Vader, en je hoort het zelf ook. Alleen Moeder niet. Moeder is van nu af bereid iedereen te geloven, behalve haar eigen stelletje... Julie kwam gisteravond van Arend thuis met het bericht, dat er troepen aan de grens stonden. Dat bericht is uitgekomen. Dus Arend weet
| |
| |
het. Als Arend nu zegt, dat we het houden, is dat ook waar. Er komt werkelijk iets van een glimlach om haar mond en ze wil nog meer, nog veel meer van haar aanstaande schoonzoon horen.
Die staat bij de radio en hoort het laatste bericht van de luchtwachtdienst. De Duitsers gooien parachutisten af, tij Delft, bij Overschie, bij Valkenburg, bij Harmelen, waar al niet. Parachutisten in de rug van het leger. Wat later zul je begrijpen, dat dit niet de opzet is. Het gaat om alle vliegvelden in het Westen. Maar wat doet het er toe? Een gevoel van machteloosheid overvalt je...
Arend is met Vader en Julie aan de tafel gaan zitten, Vader aan de ene kant, de verloofden aan de andere, hand in hand. Moeder blijft zitten, waar ze was. Vader luistert ingespannen naar wat Arend vertelt, maar verliest Moeder geen moment uit het oog.
- Ja, Vader dacht, dat het het beste was, wanneer Julie en ik zo gauw mogelijk trouwden. We weten niet, wat het worden zal. Maar, getrouwd met een niet-Joodse Nederlander, is Julie in ieder geval veiliger...
De rest ontgaat je, omdat het je duizelt. Dus bij Arend houden ze ook al rekening met de mogelijkheid, die Moeder als de enige ziet, die je zelf niet verwerpt, omdat je een boek gelezen hebt en Jager kent. Dus toch!...
Wrenn 's Judenblut vom Messer spritzt...
- Hier bericht luchtwachtdienst... bericht luchtwachtdienst... Boven Naaldwijk werpen ongeveer dertig laagvliegende Junkervliegtuigen parachutisten af... Moedertje hoort alleen nog maar het donderen van het afweervuur, het geblaf van mitrailleurs en ze rilt als een ziek vogeltje.
Vader geeft na lang denken zijn antwoord:
- Arend, ik vind jullie plan nobel en ik ben je er dankbaar voor, jou en je ouders. Want als er gevaar komt, laad je risico op je hals en geen klein beetje ook. Maar komt het zo ver? Ik vind alles in dit stadium nog zo vaag. Natuurlijk, we houden 't niet lang, als er geen hulp komt. Die zal komen... die zal immers wel komen!
Gelooft Vader het allemaal zelf nog? Vader is de beste man van de wereld, maar van politiek weet hij zo'n ontzaglijk klein beetje af. Van kunst, speciaal van muziek, daar heeft hij verstand van.
Julie zet thee. Vader heeft een sigaar opgestoken, Arend rookt zijn sigaret. Ja, er heeft zo iets als gisteravond bestaan. Toen zat je in angst voor een meetkunde-repetitie. Toen voelde je, dat je een zeven moest halen, minstens. Hoeveel uur is dat helemaal
| |
| |
geleden? De hele wereld is totaal veranderd... Het is klaar dag. Het licht van de prille morgenzon heeft in de kamer, de vogels buiten gaan te keer als bezetenen. In de lucht is het nu stil. Het wordt een ideale voorjaarsdag.
Om zeven uur wil Arend naar huis gaan, maar hij blijft, omdat juist de eerste uitzending van nieuwsberichten wordt aangekondigd. Voor het eerst krijg je bevestigd, wat je allang weet en toch, wanneer een bekende stem deze woorden uit spreekt, wordt het je koud om het hart.
Je kijkt elkaar aan. Oorlog met Duitsland! Dat betekent, dat de kat een vogeltje in zijn klauw heeft, of met een juister beeld, dat de geweldige roofvogel het begrepen heeft op een hulpeloos klein lam. Hulpeloos! Daar wil je niet aan, maar dat zal wel komen, omdat je Jood bent. De niet-Jood Arend is niet zeker van geallieerde hulp.
- Dacht je heus, dat je van een land, waar een slapstaart als Chamberlain de baas is, iets te verwachten hebt? Denk eens terug aan München en het lot van Tsjecho-Slowakije... Engeland is nog niet eens klaar...!
Hij zegt het zacht. Moeder hoeft het niet te horen.
Julie wil mee naar haar aanstaande schoonouders. Arend ontraadt en Vader verbiedt het. Nu in ieder geval nog niet. Wat de dag oplevert, weet niemand nog, maar - het vermoeide glimlachje is er weer - een ding staat vast: deze dag zal lang genoeg duren.
- Leo, zet nu eerst de radio af. Dat ding moet ik voorlopig niet horen. De berichten van de luchtvaartdienst zijn niet voor ons en in muziek heb ik nu geen zin!
Je gaat naar je kamertje om je te kleden. Op de tafel ligt een meetkundeboek, kladpapier, een passer, een driehoek. Kolder! Er is tòch geen school vandaag, al zul je natuurlijk wel gaan kijken... Wordt er geroepen? Ja, Vader staat aan de trap.
- Ja Vader, is er wat?
- Je hoeft je niet te haasten, Leo. Er is geen school, wordt net door de radio omgeroepen!
Zie je wel, geen school. Toch moet je lachen. Van Vader moest je de radio afzetten en nauwelijks was je de kamer uit of hij zette hem zelf weer aan. Geen school - geen repetitie - geen Jager! Maar geeft het opluchting? Staat er geen catastrophe achter, honderd keer erger dan alles, wat je meegemaakt hebt?
‘Juda verrecke!’ Dat is een Duitse leus. En nu komen de Duitsers hier! ‘Juda verrecke!’ Met de Duitsers komt dat hier.
| |
| |
Maar je bent Juda niet! En ‘verrecken’ wil je ook niet!
Nee! Nee! Nee! Je wilt niet! Je wilt niet. Verdomme! Verdomme! Je wilt niet! En daarom zal Duitsland verslagen worden. Daarom zullen ze de Hunnen terug slaan naar hun eigen land... Omdat je niet ‘verrecken’ wilt... En daarom weet die stomme Arend er geen bliksem van... Haast huilend van gebroken spanning begin je je aan te kleden. Je staat voor de spiegel, om je das vast te strikken en je ziet niet eens een das.
En toch - als je een minuut of tien later naar beneden zult gaan, kijk je in de spiegel even nauwkeurig je gezicht na, of er niets aan te merken valt. Want merken mogen ze niets.
Er is heus een gewoon ontbijt. En je merkt zelfs, dat je trek hebt, normaal trek. Het smaakt je. Vader eet haast niets. Moeder helemaal niets. Moeder zit voor zich uit te staren. Je weet, wat ze denkt, je voelt het: mevrouw Nathans zit in New-York en mevrouw Gobits waarschijnlijk ook. Waarom, waarom zijn wij niet weggegaan?
Na het ontbijt vraagt Vader om de Bijbel. Er is een zekere verwondering. Aan het ontbijt wordt nooit gelezen. Maar Vader motiveert, haast om hulp zoekend, bij wat hij zelf als vreemd aan voelt:
- Ik weet dat jullie het gek vinden. Maar ik heb er zo'n behoefte aan... Niemand van ons weet, wat de dag brengen zal... De goedige ogen achter de brilleglazen gaan van de een naar de ander. ... Lees maar, Vader! U helpt het zeker en misschien ons, anderen, ook! En nu leest Vader de drie en twintigste psalm:
De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken.
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.
Hij verkwikt mijn ziel, Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid om Zijns naams wil.
Al ging ik ook in een dal der schaduwen des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en staf, die vertroosten mij...
De psalm is niet uit, maar toch stopt Vader en hij herhaalt voor zich zelf nog eens zachtjes: Al ging ik ook in een dal der schaduwen des doods, ik zou geen kwaad vrezen...
Na het ontbijt sta je met lege handen en een leeg hoofd. Eigenlijk zou je het liefst naar school willen, maar ja, er is niets te doen. Verveeld sta je voor het raam. Oorlog! De radio staat weer eens aan en geeft muziek, die om de haverklap wordt afgebroken voor meldingen van de luchtwachtdienst. Het is eentonig: steeds komen er berichten van parachutisten. Maar, omdat je nooit para- | |
| |
chutisten in actie hebt gezien, zegt het je uiteindelijk zo weinig. Wat je van de oorlog merkt, is de politie-agent, die met een helm op loopt. Verder is er het prachtige voorjaar met een stralend blauwe hemel en tuinen vol bloemen.
Je hoort Vader wat tegen Moeder zeggen en meteen ben je er bij. Als Vader naar de zaak wil, ga je mee, als 't kan.
Maar Moeder voelt er niets voor. Ze is wel wat moediger, nu hier nog niets gebeurd is. De Duitsers zullen tegen gehouden worden.
- Man, wees wijzer. Niemand zal er nu aan denken om muziek te kopen!
Nee, dat is 't niet, waarom Vader wil. Hij legt alweer uit. Nu het oorlog is, kan er zoveel gebeuren. Hij wil eerst orde op zijn zaken stellen en dan zal hij niet meer uitgaan, zeker niet...
- Dan moet Leo met je mee! Alleen gaan laat ik je niet!
Zie je wel, je bent niet voor niets zo gaan staan, dat Moeder je wel zien moest. Nu Vader nog! Maar aan diens gezicht zie je, dat hij het fijn vindt. En dus loop je samen naar de zaak, de voorname muziekwinkel in een van de hoofdstraten. Onderweg praat Vader veel. Hij probeert zijn eigen onrust weg te praten.
- Zie je, Leo, even de post nakijken, een paar dingen regelen en dan vlug op de tram naar Grootvader. Misschien dat hij nu veranderd is en dat ik wat voor hem doen kan!
Van buiten heeft de zaak cachet, van binnen nog meer. Langs de wanden rekken met muziek. Op een paar tafels de nieuw verschenen muzieklitteratuur. Wat opzij de gramofoonplaten-afdeling. Die is er nog niet zo lang. Feitelijk tegen zijn zin is Vader er mee begonnen, hij had zich liever beperkt tot muziek. Maar de klanten drongen aan en de verkoop is belangrijker gebleken dan iemand verwacht had.
Het licht is hier bescheiden en accentueert de heel eigen sfeer, die versterkt wordt door de onbestemde geur van papier.
Er zijn een paar brieven. Je moet dus wachten en gaat ook maar even zitten in het kleine kantoor. Rustig wachten, des te eerder is Vader klaar. Hij leest een brief, die kennelijk zijn hele aandacht vraagt. Even gaan de vingers van zijn slanke handen, die ter weerszijden van de brief op het bureaublad rusten, dicht, als balden die handen zich tot vuisten. Dan kijkt Vader je aan en geeft je de brief. Zijn gezicht is krijtwit en de mond daarin een bleke streep.
- Lees! commandeert hij.
En je leest. Eerst zie je het briefhoofd. Een grote zangvereniging
| |
| |
uit de provincie, waar Vader al jaren prettig zaken mee doet, waarvan een paar bestuursleden wel eens thuis koffie gedronken hebben, als ze Vader kwamen raadplegen over de uitvoering van een nieuw werk.
Je voelt, hoe alle kleur uit je gezicht weg trekt bij het lezen, hoe je begint te trillen. Tranen springen in je ogen, als je naar Vader kijkt. Je ziet hem door een floers. Maar Vader heeft zich al weer in zijn macht.
- Jongen, ik had waarschijnlijk beter gedaan je dit niet te laten lezen... Maar ik kon op 't moment niet meer... 't Was te zwaar!
O, wat is dat erg! Wat is dat erg! Daar wordt Vader eenvoudig meegedeeld, dat de zangvereniging de bestelling van een oratorium afzegt met de infame woorden, dat ze het in het huidige tijdsbestel niet langer verantwoord vinden bij een Joodse firma te kopen...
Dat staat er, zo maar, zonder meer. Je kijkt weer naar Vader. Die lacht, wat verlegen, als hij met vriendelijke stem zegt:
- Zo schoppen ze je terug naar waar je niet meer hoort... En nu moet het eigenlijke spel nog beginnen... De oude Heer Goldstein had wel gelijk!
Je weet, wat dit betekent. De oude Heer Goldstein is een Duitse Jood, die naast je woont en een enkele keer een babbeltje komt maken. Je hebt het nooit prettig gevonden, omdat de oude heer altijd zo lamenteert. Ze hebben in Duitsland zijn vrouw doodgeslagen en zijn beide zoons vermoord. Met zijn enige dochter is hij er in geslaagd naar Holland te ontsnappen en hier treurt hij verder. Hij treurt en vervloekt de Duitsers. Over iets anders kan hij niet praten. Daarom ga je haast altijd weg, als hij komt, want je wilt die verhalen niet horen.
- Geloof me, Cohen, wenn de Nazi's hier kommen, ga ik mit de Lotte an de gaaskraan. Want de Nazi's bringen de moord mit. Die fragen niet naar Gelaube of positie. Die fragen nur nach Rasse... En dann sind wai alles te wachten!
Wij, daar hoor je zelf bij. Alles te wachten! Ondanks het feit, dat Vader ouderling is en je zelf op een Christelijke H.B.S. bent. Daar lopen ook Nazi's: daar is Jager... Het gaat komen, je zult het zien! Dit ploertige van die zangvereniging is het begin, voor Vader. Voor jou niet! Voor jou is het al bijna een jaar aan de gang, niet in deze schofterige vorm, maar verfijnder en wreder. En - het eigenlijke spel moet inderdaad nog beginnen. Het is net als Vader zegt. Maar Vader zegt nog meer.
- Daarom wilde ik in de eerste plaats naar de zaak. Je kunt thuis niet alles zeggen, maar ik voelde, dat er iets niet in de haak
| |
| |
was. Verleden week Zaterdag kreeg ik een brief, waarin de bestelling opgeschort werd. Binnen een week zou ik nader bericht krijgen. Dat kon dus alleen vandaag nog zijn, binnen een week!... Dat het nu oorlog is, komt er alleen nog maar bij!
In je laait wilde woede op. Je wilt vloeken, zoals je vanmorgen gedaan hebt. Maar je durft het niet te doen, waar Vad er bij is. Die vuilakken. Je vraagt nog aan Vader, of hij dat zo maar nemen zal. Er is toch nog... En dan zwijg je. Ja, er zal recht zijn, als er hulp komt. Arend zegt, dat van een land, waar een slapstaart als Chamberlain de baas is, geen hulp te verwachten is... Vader antwoordt. Wat hij zegt, is, in andere woorden, de weergave van je eigen gedachten. Hier in het kleine kantoortje spreekt hij heel anders tegen je dan thuis. Als tegen een volwassene.
En zo veilig en innig is de sfeer, dat je nu ook maar het liefst jezelf binnenste buiten zou keren en alle dingen vertellen van Jager, die je eigen leven in dit laatste jaar vergiftigd hebben. Je zit in tweestrijd, of je het doen zult of niet... Maar als je merkt, dat Vader geen idee van alles heeft, als hij besluit met deze woorden: - Leo, vergeet het maar weer. Je bent nog te jong om al die dingen nu al te moeten verwerken... Alleen, beloof me: bespaar dit Moeder en Julie!, dan weet je, dat je zwijgen moet.
Vader sluit de zaak. De winkeljuffrouw is niet op komen dagen. Honnef, de oude magazijnbediende, moet ook maar naar huis gaan. Hij krijgt wel een boodschap, als er weer geopend wordt.
Het is druk op straat. Er zijn extra-edities verschenen en ze worden de straatverkopers uit de handen gerukt. Maar Vader ziet het nauwelijks. Hij is met zijn gedachten ver weg. Er komt een tram en je wordt er op gedrongen door nerveuze mensen.
En dan sta je voor het Joodse tehuis, waar ouden van dagen verpleegd worden. Een prachtig gebouw, nog niet zo lang geleden feestelijk geopend. Daar heeft Grootvader een onbezorgde oude dag. Daar gaat Vader het weer proberen, nadat Grootvader gister verzoening geweigerd heeft. Maar - tussen gister en vandaag ligt een mensenleven.
Na een minuut of tien is Vader terug. Je hebt de tijd gekort met naar de voorbijgangers te kijken. Er lopen hier veel Joden: meest kleine handelaartjes, arme scharrelaars, met nu meer dan ooit de zorg op hun gezicht en de angst in hun ogen. Want ook zij kennen de gruwelverhalen uit het Derde Rijk... Je ziet meteen, dat Vader niets bereikt heeft. Grootvader heeft hem niet eens willen ontvangen. En dan laat Vader zich een woord ontvallen, dat
| |
| |
hij zeker in al die jaren niet gebruikt heeft en ook, normaal, nooit gesproken zou hebben:
- Verschwarzt is die oude!
Hij lacht er zelf om en je lacht mee. Maar de lach is niet opgeruimd. Thuis is Vader gewoon. Julie verdwijnt dadelijk met de fiets naar Arend. Moeder is in de keuken bezig. Ze is toch flinker dan je gedacht hebt. Och, ze is wat primitief in haar denken en haar reacties. Maar ze is zo goed en ze houdt zo van haar heel kleine wereldje van vier mensen, dat ze bang is voor elke aanslag van buiten af, ook al zou die nooit plaats vinden.
Vader vraagt, of je de radio maar niet af zult laten. Zo snel ontwikkelt de toestand zich toch niet en - hij maakt een gebaar met zijn hoofd naar Moeder. Dat laatste geeft de doorslag. Alleen - wat moet je dan doen? Lezen? Je probeert het, maar het wordt niets. Vader geeft je een advies, dat uitvoerbaar is en practisch:
- Ga een uurtje op je bed liggen. Al slaap je niet, je rust toch. Je nacht is niet zo erg lang geweest...
En daarvan heb je nog haast niets geslapen ook, vul je in gedachten in. Maar je voelt, hoe moe je bent. En boven - op je kamertje, waar het warm is en de lucht zwoel van seringengeur, val je in een loodzware slaap, waar je pas uit wakker wordt, als de zon uit je kamertje weg is. Het moet dus later zijn dan vijf uur.
In de avond, als het licht gedempter wordt, is er de melancholie, de niet wijkt als Dominee Rievers met zijn vrouw komt. Ze zijn de ouders van Arend. In de wijk van Dominee Rievers werkt Vader mee, vooral in het werk onder de buitenkerkelijken. Vanavond is er maar weinig aandacht voor ‘het werk’. Terloops wordt even gesproken over de groots opgezette Pinksterdienst, waar mogelijk niets van terecht komt. Doch al deze dingen wijken terug bij het acute, het allesbeheersende.
De Koningin heeft een proclamatie uitgevaardigd in duidelijke taal, de eerste legerberichten zijn lang niet ongunstig... Maar zijn ze waar? Deze eerste dag ging om de vliegvelden en vast staat nu wel, dat de aanval afgeslagen is, met uitzondering van die op Rotterdam. Daar moeten gekke dingen gebeurd zijn. Verraad en nog eens verraad! Hier is juist alles uitzonderlijk rustig... Rustig ebben de stemmen voort, maar de onrust in je hart kun je niet uitbannen. Die neemt weer toe, wanneer het gesprek komt op het vervroegde huwelijk van Julie en Arend. Zijn ouders beginnen er over en ze zijn Arisch, hebben dus niets te vrezen. Ze doen het dus zeker niet in hun belang. Bovendien is Arend pas vier
| |
| |
en twintig en nog in geen jaar klaar. Er zit meer achter! Zij weten meer en je beste Vader is waarschijnlijk een sukkel, die niets weet of - niets weten wil. Koppig houdt hij vol, dat hij Christen is, met zijn hele gezin. Ze vallen dus onder andere wetten, als hier de Duitse Jodenwetten in werking zouden komen... De gebogen figuur van meneer Goldstein komt voor je geest, je hoort zijn gebroken Nederlands: - De Nazi's fragen niet naar Gelaube pf positie. Die fragen nur nach Rasse!
Tegen elf uur is Vaders tegenstand gebroken en geeft hij zijn toestemming voor het huwelijk. Zo gauw mogelijk zullen de jongelui aantekenen en trouwen... Dan gaan de dominee en zijn vrouw weg in het donker, dat niet helemaal donker is. Licht mag niet gemaakt worden. Daar zul je aan moeten wennen, aan die verduistering.
Nog even luister je naar de radio, maar nieuws is er niet veel. Nee, 't gaat niet gek op deze dag. Alleen, die regelmatige meldingen van de luchtwachtdienst zijn niet erg rustgevend. Hoe ontzaglijk veel parachutisten hebben die Duitsers wel niet, dat ze steeds maar aan de gang kunnen blijven? En dan slapen! Moe ben je, o zo moe! En al gaan je gedachten nog even over deze dag, die geen repetitie bracht met de kans op een zeven misschien, maar de grote dreiging van de aanval op je bestaan, je lichaam doet zijn rechten gelden en de slaap is zwaar en droomloos.
Luchtalarm! Met een sprong sta je naast je bed. Op het volgend blok huizen staat een sirene en je krijgt het dus uit de eerste hand. Het is klaar dag, volop zon. De wekker wijst goed zes uur. ... De ellendige jankerd gaat weer omhoog, dan weer omlaag. Honden blaffen, je hoort mensen schreeuwen... Here God, dat niet... dat niet ook nog...
Beneden roepen ze. Moeder! Ze gilt haast van angst:
- Leo! Leo! Kom dan toch!
Met een paar enorme sprongen ben je de trap af. Nog steeds huilt de sirene. Je hoort er meer. Zo gaat het nu over de hele stad. Luchtalarm! Een aanval! Vertrokken, starre gezichten, bij Moeder, bij Julie, bij Vader. Ja, ook bij hem. Hier weet hij ook geen raad mee... God zij dank! De sirenes zwijgen. Vreemd valt de stilte. Nu is het nog een kwestie van minuten. Dan komen ze, de Hunnen, de Vandalen, met hun bommenwerpers... Dan ga je er misschien aan!
Moeder neemt het initiatief. Warempel, zij is het doortastendst van allemaal.
- Niet hier blijven! beveelt ze. Het gevaar is op een bovenhuis
| |
| |
het grootst. Vlug naar beneden, in het trapportaal. Daar zijn we veiliger! En ze dirigeert alles maar naar de deur, de trap af. En dan ben je beneden. Vader staat tegen een muur, zelf sta je tegen de andere. Op Moeders bevel moet de deur vrij blijven. Ze is op de onderste tree gaan zitten. Julie zit een paar treden hoger.
Moeder is hier in eens haar fut kwijt en overtuigd van het komende einde. Of - ontsteld kijk je naar Vader, die ook even verbaasd kijkt, maar dan een gebaar maakt van ‘niets-Iaten-merken’. Moeder zegt: Kaddisj: de gebeden der stervenden! Zou - zou Moeder... Je weet, dat dat kan. Van angst, van ondraaglijke spanning, kunnen mensen gek worden. Ze heeft dit alles misschien niet kunnen verwerken. Er komt een dikke prop in je keel, als je merkt, dat Julie, vertwijfeld haar hoofd schuddend, geluidloos zit te snikken.
Vad er is een reus in dit ogenblik. Niets merk je van zijn ontroering. Hij spreekt je moed in. Zonder enig geluid te maken, spellen zijn lippen:
- 't Zal wel meevallen... Als dit over is...!
Ja, als dit over is. Maar wanneer is 't over en hoe zal 't zijn, als het over is. Nog is het stil in de lucht, nog hoor je geen vliegmachines. Maar 't komt immers, want de Duitser kan toch niets anders brengen dan vernietiging.
Dan - plotseling, weer de sirene. Je hoort het geluid omhoog gaan en het blijft hangen in een lange snerpende gil.
Veilig! Niets gebeurd! Zuchten van verlichting... Nu Moeder helpen. Maar Moeder hoeft niet geholpen te worden, ze is niet gek geworden. Wel oud en op haar gezicht ligt het leed van alle Joden tastbaar. Toch vraag je jezelf af: Waarom is ze zo geschrokken voor dit luchtalarm? Is een plotselinge dood misschien niet te verkiezen boven het lijden, dat komen gaat? Je komt er niet uit, je komt er niet uit. Deze dag begint al zo luguber. Als je boven bent, zegt Vader iets tegen je, zacht. Je gaat naar hem toe en hij neemt je mee naar de wand, waar een versje ingelijst hangt. Een versje, dat je al lang kent. Toch kijk je er naar en toch lees je:
Een mens lijdt dikwijls 't meest
Door 't lijden dat hij vreest,
Maar dat nooit op zal dagen.
Zo heeft hij meer te dragen,
- Geloof dat toch, jongen!’ zegt Vader moeilijk. Gelooft
| |
| |
Vader het zelf, klinkt het in je. Je wilt het antwoord weten op deze brandende vraag en je kijkt hem aan, als wilde je in hem kijken. En-Vader-wendt-het-hoofd-af! Hij kan niet tegen je blik.
Arme, arme Vader, die ter wille van drie anderen, misschien ook nog wel om zich zelf, geloven moet in iets, waar hij niet in gelooft. Langzaam en diep buig je het hoofd.
Het wordt een ellendige dag. Om twee uur is er drie keer loos luchtalarm geweest. Om een uur of vier begint het afweergeschut en huilen de sirenes weer. De grote schrik komt niet weer, ook als je motorgebrom hoort. Er is één vliegmachine, op grote hoogte. Je holt de straat op om te kijken, ondanks het roepen van Moeder en Julie. Je moet dit zien... Mensen wijzen elkaar de rookwolkjes aan van de spattende granaten. Ze zijn er vlak bij. Alles is erg onwezenlijk. Het heeft plaats op zo'n grote afstand. ...Ze schijnen hem te raken. Het toestel gaat even heen en weer. Dan valt er iets. Je weet het meteen: bommen! Twee, drie, vlak achter elkaar. Je hart bonst. Er vallen bommen op je mooie stad. Dood... vernieling... Het vuren gaat door! Ja! Ja! Je jubelt met andere mensen mee, die van emotie staan te dansen. Hij is geraakt! Met een grote zwaai buigt het toestel naar het Noorden omlaag. Achter de staart zwiert dwaas een ijle rookpluim.
Je holt de trap op, met drie treden tegelijk en opgewonden wil je je verhaal doen, maar Vader dwingt tot stilte. Toen Moeder de dreun van de ontploffende bommen hoorde, is ze weer flauw gevallen. Suffig komt ze bij, klaagt over hoofdpijn en vraagt om haar geliefde huismiddel je: Hoffmannsdruppels.
Als 't signaal: alles veilig! wordt gegeven, belt Vader de dokter op. Die belooft langs te zullen komen, is er inderdaad vlug, met een band om van de luchtbescherming. Bij alarm mag hij doorrijden met zijn motortje.
Hij spreekt kalmerende woorden, neemt Moeder even mee naar de slaapkamer en zegt wat later, als hij wel, Moeder daarentegen nog niet terug is, dat het Moeders hart is... Nee, nee, de toestand is niet verontrustend, alleen een beetje oppassen, een beetje ontzien vooral...
- Kijk, meneer Cohen, we hebben het geen van allen gemakkelijk, maar ik kan me voorstellen, wat er in U allen moet omgaan... Nou ja en dan is de een sterker dan de ander... Nou, U houdt U maar goed... Sterkte!... Ze hebben ons nog niet... Ik kom dezer dagen nog wel even bij U aan...
Je hoort het geplof van het motortje, dat in de straat versterft. Ja, we hebben een beste dokter. Die kan zich dus voorstellen,
| |
| |
wat er in ons allen omgaat. Koop je wat voor! Koop je wat voor!... Voor Julie is er nog uitzicht. Maar wat is er voor jou?
De avondbladen zijn niet pessimistisch. De geallieerden zullen helpen... Fransen in Brabant... Telegrammenwisseling met Italië om bemiddeling, met Engeland... tal van maatregelen om prijsopdrijving te voorkomen... en dan: het Noordelijk deel van Rotterdam nog hecht in onze handen... vijandelijke tankcolonnes doorgedrongen tot aan de Moerdijk... Verbijsterd kijk je op. Dat kan toch niet? De Moerdijk is het hart van Nederland. Je springt op, je moet hierover praten. Je wilt naar de keuken, waar Vader bezig is Moeder wat te helpen. Er valt niets meer te praten. Moeder moet ontzien worden. - Moeder, Vader, ik moet er even uit. Ik houd het niet uit, de hele dag in huis. Laat me even naar Kees van Driel. hier vlak bij. Dan weet U ook, waar ik ben!
Het mag! Wonder boven wonder mag het! Een paar minuten later zit je bij Van Driel in de kamer en je praat alles uit, wat je kwijt wilt, tot je stil wordt, omdat je merkt, dat ze anders tegen je doen dan gewoon, erg aardig, erg vriendelijk, haast te. Het dringt tot je door: medelijden! Medelijden, omdat je Jood bent. Omdat je niets meer te wachten hebt... Als een geslagen hond kom je thuis, tegen etenstijd, zonder trek.
Vader heeft niet stil gezeten, is nog bezig. Er wordt een verduistering Geïmproviseerd. Dan kun je tenminste 's avonds licht op steken, als je wilt. Maar Vader is niet handig. Drie, vier doosjes punaises komen er aan te pas. Maar dan zijn de bovenlichten ook klaar. Daar kan het verduisteringspapier op blijven zitten. De benedenramen kunnen met een paar dekens afgedekt worden.
Toch sta je elkaar in dit licht, in deze loodgrauwe lijkkleur, die overal alle leven doet versterven, onthutst aan te kijken. Ook dit geeft een sensatie en alweer geen prettige. Wat gaat ontwrichting snel!
Wat moet je van de Zondag vertellen, de eerste Pinksterdag, toen je met goed veertig mensen, verdwaald, in een grote kerk zat te luisteren naar het Evangelie. Uitstorting van de Heilige Geest... De bezielde toespraak van Petrus... Pinksterfeest Zendingsfeest... en al dit meer, met in je hart één groot brok onrust. Het gerucht heeft je, op weg naar de kerk, al gezegd, dat er vandaag geen luchtalarm zal komen. Het kan niet! Sabotage of verraad, dat weet niemand, maar de draden zijn doorgeknipt... Overal worden mensen gearresteerd. N.S.B.ers. Landverraders.
| |
| |
Goed zo! Pak ze op! Hang ze op! Tuig! Smerig tuig!... Pinksterfeest Zendingsfeest...
Een normale Zondagskrant met tamelijk optimistische berichten. 't Gaat nog steeds niet gek. Maar - onze troepen zijn teruggetrokken op de oude, beproefde waterlinie. Aan de Afsluitdijk zijn alle aanvallen weer afgeslagen. Maar - de Prinses heeft met de kleine prinsesjes het land verlaten. De geallieerden zullen hulp sturen. Maar - straatgevechten in Rotterdam. Hartverheffende beschouwingen over burgerzin, over Godsvertrouwen...
En wat moet je van de Tweede Pinksterdag vertellen? Volgens de radio redden we het nog wel... Hier bericht luchtwachtdienst... bericht luchtwachtdienst... bij Gouda werpen dertig laagvliegende Junkervliegtuigen parachutisten af... Enkele punten werden na zware strijd door onze heldhaftige troepen hernomen... Die parachutisten is gemeen goed. Als nonnen verkleed, en als arbeiders en als Nederlandse soldaten vallen ze uit de lucht en stichten verwarring. Maar ze worden vernietigd.
Je valt van het ene luchtalarm in het andere. Op 't laatst lach je er om. Vader gaat 's middags uit. Hij wil alleen en je weet, dat zijn gang weer naar het Joodse tehuis voor ouden van dagen is. Als hij terug komt, staat zijn gezicht nòg wat strakker. Half afwezig vertelt hij, dat hij hele rijen zandauto's de stad heeft zien intrekken, van buiten af. Hij snapt de bedoeling niet. Dat doe je zelf wel. Die zandauto's werkten nog in de Grebbelinie, maar zijn daar niet meer nodig...
Toch is de dag een beetje anders dan gister. Toen was Julie bij haar verloofde. Nu is Arend hier. Maar veel heb je niet aan ze. Dat plotselinge trouwen heeft ze zelf ook overvallen en ze doen niet anders dan praten over de inrichting van hun etage in het grote domineeshuis. Af en toe lachen ze, zo maar hard op. Het werkt aanstekelijk. Als de radio afgezet is, komt er werkelijk iets van de aparte Zondagssfeer.
De Dinsdagmorgen geeft een verlammend bericht: De regering is uitgeweken. De koningin ook. Om redenen van landsbelang... Maar de strijd op de vaderlandse bodem wordt voortgezet... Het is verpletterend.
De melkboer brengt echter uitkomst: Er zijn Engelsen in IJmuiden aan land gegaan. Honderden! Duizenden! Ze zijn al op weg naar de stad.
De bakker bevestigt zijn woorden. Een hele Engelse vloot wordt ontscheept. - Wacht maar! zegt hij, over drie dagen zitten de Moffen weer in derlui Heimat!
Je gelooft het, je gelooft alles. Je moet immers alles geloven. Het
| |
| |
kan toch niet, dat een volk van verraders en moordenaars het wint.
Als je hoort, dat er brand is, klim je op het dak en je ziet dikke, roetzwarte rookwolken opstijgen met nu en dan de felle priem er door heen van een rode vlam. Zie je wel: de Engelsen zijn er. Het gaat immers goed...
Het gerucht vernielt alle verwachtingen: er is maar één Engelse torpedojager gekomen. Honderd vijftig man zijn aan land gegaan met een speciale opdracht. Ze moesten alleen maar de petroleumtanks in brand steken. Daarna zijn ze weer verdwenen... Nee! Nee! kreunt het in je. Dat kan niet!
Enorme rookwolken drijven naar het Noordwesten. De oliehaven brandt. Maar het gerucht zegt meer: Heel Rotterdam staat in brand na een verschrikkelijk bombardement... Duizenden doden!... De radio-berichten zijn uitermate schaars, over geallieerde hulp spreken ze niet meer.
's Avonds komt er een mededeling van de opperbevelhebber generaal Winkelman! Capitulatie! Zwichten voor de overmacht... Brand van Rotterdam... bedreiging van andere steden... het kon niet anders... Afgelopen!... Het Wilhelmus... Nederland herademt. God zij dank: deze oorlog is uit.
Maar - een stem is in Rama gehoord, geklag, geween, en veel gekerm; Rachel beweende hare kinderen en wilde niet vertroost worden, omdat zij niet zijn...
Nog altijd is de lente stralend. 't Is vreemd stil in huis, als was er een dode. En gisteravond heeft Julie toch even gelachen. 't Was, toen de straatlantarens aan gingen. Ze zei: - Gelukkig, die ellendige verduistering vond ik zo erg!
Het is niets bijzonders, maar ze lachte er om. 't Was juist op het moment, dat die sarrende regels weer in je hoofd drongen:
Wenn 's Judenblut vom Messer spritzt,
Dann, ja dann, dann geht 's erst gut.
Vader is naar de zaak. Die heeft vanmorgen op zijn werkkamer opruiming gehouden. Op de zaak gaat hij er verder mee. Als de heren komen, mogen ze niets vinden. Je mag zelf ook nog wel even kijken, of er geen bezwarende papieren meer zijn. Je gaat naar boven. De deur van Vaders kamer staat op een kier. Naar die kier word je getrokken, je kijkt er door. Je gaat de kamer binnen. Je ziet rond. Op Vaders bureau ligt zijn Bijbel. Opengeslagen. Vanmorgen heeft Vader dus nog uit de Bijbel gelezen. Dat wil je weten... Zijn leesbril ligt nog op het boek. Als je naderbij komt, valt je op, dat door de brilleglazen bepaalde worden veel
| |
| |
groter naar voren komen. Je bukt wat voorover en zeker eens zo groot als de andere springen door de brilleglazen deze woorden op je af:
- Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?
Ontzet wijk je terug, maar komt toch weer naar voren, omdat je lezen wilt, wat Vader gelezen heeft. Het is de twee en twintigste psalm:
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlosing, van de woorden mijns brullens? Mijn God, ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet, en des nachts en ik vind geen stilte.
Dan vlucht je weg van hier, de straat op. Heeft Vader óók gecapituleerd? Dat! O, dat!
Bij de oude heer Goldstein staan wat mensen te kijken, er komt een ziekenauto aan. Je weet het al, voor je het vraagt. Hij heeft volbracht, wat hij een goede week geleden gezegd heeft.
En je vlucht verder, tot je aan een van de grote verkeerswegen komt. Hier zullen straks de Duitsers langs trekken, bij hun glorieuze intocht. Een motor davert. Ze zijn er al... Twee prachtige jonge kerels! Voorhoede! De afzetting deugt niet. Een inspecteur van politie krijgt een snauw in keihard, rauw Duits. Hij salueert en zwijgt...
Je vlucht weg, weg van hier. Je loopt haast tegen Jager op, tegen meneer Jager. Je groet heel eerbiedig, want hij heeft je moeten zien. Maar meneer Jager heeft je niet gezien, jou Jodenjongen. Zijn staalblauwe ogen zien vooruit in het nieuwe tijdperk, waar jij niet hoort.
Och Leo Cohen, ga maar naar huis. Ga maar naar huis! Het is voor jou immers allemaal eengrote dalles!
Moeder zit thuis aardappels te schillen, klein en in elkaar en scheefgezakt, net als Zaterdag, toen ze bij het eerste luchtalarm Kaddisj zei.
Je gaat naar boven, naar je kamertje, en daar, in de geur van seringen, in de felheid van de middagzon, begin je te huilen, omdat er voor jou op aarde geen toekomst meer is...
|
|