Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 447] [p. 447] Andries Dongera Opvlucht Gun mij, vogel van 't hunkrend verlangen, nog eenmaal een tocht langs de zon. Te lang reeds hield Gij mij gevangen, waar het duister het licht overwon. Want buiten de kwellende staven zal de zon met genezende schijn mijn hart en mijn leden gaan laven om van krachten verzadigd te zijn. Dan vlieg ik op dwingende wieken, waar het zonlicht verzilvert op sneeuw, langs vergeefs zich verheffende pieken, in het blauw der onsterflijke eeuw. En mijn lied zal ik horen weerklinken aan de wanden alom van 't heelal. Duizend zonnen zie 'k rijzen en zinken, rondom als een goudwaterval. En ik spoed mij, als Gij van hierboven de lof van mijn lied hebt gehoord, door het hemelse lichtstof bestoven, naar Uw troon, door de regenboogpoort. Dan, vervuld van de hemelse luister, val ik neer op de aard' en haar nacht. Wie mijn liederen hoort door het duister, hij gelooft en hij hoopt en hij wacht. [pagina 448] [p. 448] Gun mij, vogel van 't hunkrend verlangen, nog eenmaal mijn tocht naar Uw licht. Dan geloven, wie nu zijn gevangen, dat zeker het traliewerk zwicht. En de duizenden stemmen die zwijgen, hervatten hun lied, met een moed, die, ontstegen aan 't machteloos hijgen, in een jubel van liefde U groet. Vorige Volgende