Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 408] [p. 408] J. van Doorne Gebed Veertig jaar ben ik geworden. Duizendmaal heb ik gebeden, duizendmaal Uw Naam beleden, maar mijn stem behoort de droefheid. Jezus, Gij zijt Heer der wereld, Gij hebt Satans macht verslagen. Waarom blijft mijn stem dan klagen? Plaagt mij dan verzwegen twijfel? Neen, mij plaagt dit bitter weten: zelfs het kruis vergeet de aarde. Sterft niet wat de Wijsheid baarde? Blijven dood en hel niet schenden? Here, zijt Gij dan vergeten dat wij stof zijn, dat dit leven ons maar eenmaal wordt gegeven? Waarom redt het dan Uw Bloed niet? Het geredde blijft verloren; ik, bevrijde, blijf gevangen; ijdel is mijn diepst verlangen: aarde, lokkende beminde; rijmwoord op de zoete namen die het zwerfziek bloed moet spreken; zo zij al tot klanken breken, adeldom blijft altijd edel. [pagina 409] [p. 409] Jezus, Eigenaar der schoonheid, Gij doorgrondt en kent de driften die in mij hun tekens griften. Luister. Red mij. Hoed mijn dromen. Voor U schrijf ik mijn gedichten; U belijd ik mijn begeerte, van mijn eenzaamheid de zeerte. Zijt Gij niet mijn Heer en Meester? Gij weet óók, dat ik U liefheb. Gij kent, wat, mijn lust ontstegen, ik gehoorzaam heb verzwegen. Schaam ik mij? Gij weet het, Here. Koning, die zich slaaf moest maken, zo ben ik, en slechts Gij weet het. Lees dit lied dan en vergeet het, Jezus, Gij, mijn lust en leven. Vorige Volgende