genomen was. De jongen liep daar omdat hij het meisje helpen wou, maar hij zei niets.
Later op de dag probeerde hij haar te schrijven en hij is een goed stylist, maar hij schreef niets.
C. Rijnsdorp schreef een bespiegeling over kracht en machteloosheid van het woord. Dat is zijn goed recht. Dat hij schrijft dat goede stijl zijn eindigheid beseft kan ons slechts verblijden, want dit inzicht kan de stylist Rijnsdorp bewaren voor zelfgenoegzaamheid. Het is eveneens zijn goed recht te zeggen dat hij het heerlijk vindt dat er machteloosheid in het schrijven is. Maar jammer genoeg heeft Rijnsdorp meer gezegd. Hij heeft gezegd dat het heerlijk is te weten dat die machteloosheid bestaat. En nu zegt hij meer dan hij zeggen mag, hij overschrijdt de grenzen van zijn goed recht. Dat is niet alleen jammer, maar ook gevaarlijk. Rijnsdorp gaat een compromis sluiten dat dodend kan werken. Ons dit compromis als heerlijk voor te houden is zijn goed recht niet meer.
Als publicist heeft Rijnsdorp een vruchtbaar leven achter zich en nu schrijft hij een artikel over kracht en machteloosheid van het woord. In dit artikel doet hij de lezer een bekentenis. Hij bekent ons zijn machteloosheid. Hij bekent ons dat hij, hoe mooi wij zijn werk ook vaak vonden, niet in staat is geweest in woorden te transformeren wat in hem leefde. Het woord kwam tot leven terwijl hij schreef, maar hij zag verbaasd, dat het niet de kinderen van de schrijvende Rijnsdorp waren, die geboren werden. Zij behoorden aan en kwamen voort uit een ander ik.
Dat is niet verontrustend, want bijna ieder die schrijft kent die machteloosheid. De strijd om het woord naar de gedachte te vormen houdt bij velen nooit op. Verontrustend is het, wanneer een schrijver het heerlijk vindt deze machteloosheid te weten. Want dan kan hij inslapen, dan kan hij de machteloosheid gaan koesteren.
‘Het zeggen mag zich niet verwijderen van het doen en zijn’. Dat Iaat Rijnsdorp op zijn zin over de machteloosheid volgen en hij heeft gelijk, groot gelijk. Wij zijn machteloos en wij doen machteloze pogingen om iets te zijn. Maar is dit niet juist oorzaak van ons grootste verdriet en onze grootste woede? Zo ook in het schrijven.
De woorden komen tot leven wanneer wij schrijven, maar wij herkennen ze niet als onze kinderen. Dit is verscheurende machteloosheid en ik hoop gespaard te worden voor het ogenblik dat ik het weten van deze machteloosheid heerlijk vind.
Rijnsdorp vindt het wel heerlijk dit te weten. Dit is niet ongevaarlijk, want het raakt het grondvlak van zijn bestaan. Elk moment dat de machteloosheid van het woord zich doet gevoelen is een moment van lijden. Om deze machteloosheid zei de jongen die langs het grasveld liep niets en schreef hij niets. Maar ik weet zeker dat hij vloekte, want ik ken hem. En hij vindt het niet heerlijk deze machteloosheid te weten, want zijn lijden is niet de zin van zijn bestaan.
Dat laatste geldt eveneens voor Rijnsdorp, men leze slechts zijn artikel en men hoort hem daarin op honderd wijzen zeggen, dat ‘het laatste woord liefde is’.