Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] C. Vermeer Doods advent Herfst. Windloze, zwijgende nacht, en een grijze mist om de bomen. De stilte een niet te ontkomen onbeweeglijke dodenwacht. Aarde en rottend blad geuren een giftig ontbinden; en de maan, weerloos en mat, de glimlach van een blinde, ligt tussen de kruinen vervallen. Dit is het uur van 't bronstig wild dat vechtend zijn ongestild verlangen door de nacht doet schallen. Maar in deze wereld van doods en verrottend zwijgen, zwerft geen hert eenzaam en groots en met brandend hijgen, dat het sterven schreeuwt tot leven. Er is niets meer dan de scheve stupide lach van de maan en de stem die in schreiend beven diep in 't hart eenzaam is gebleven. Het hert van het woord is nog niet opgestaan en is niet met wilde sprongen door de doodswacht der stilte gedrongen, het is niet donker tussen de stammen door de lijkwâ van mist heengebroken; het heeft niet zijn heimwee ontstoken aan het witte vuur van de vlammen der zingende engelenhorden toen het Woord is vlees geworden. Vorige Volgende