Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Jaap Das Ouverture De jonge zon goot van wit goud een matte glans over de flanken der duinen. Uit 't bedauwde hout klom in een zog van zilverklanken een leeuwrik naar het waatrig blauw. Zingende wind en zachte stemmen van golven dwaalden om de nauw ontwaakte dennen en de brem en speelden dromerig een vaag spel met nevelstrepen in het del, toen ik, nog rozig van lang diep geslapen hebben en de ogen maar half ontloken, 't duinpad liep, de mulle opgang naar de hoge zilverig groene rand gekruifd duingolven om het wijd uitvloeiend luchtmeer, waar het ijl helmgras wuift in dieper blauw nu, gulden gloeiend met gele glanzen wijl de zon hoger en hoger klimt - ik kom over de kam - pardoes flapt wind mij in 't gezicht, grijpt in mijn haren en vaagt mijn ogen. 'k Blijf verblind een zee van bruisend licht instaren. Vorige Volgende