Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Lidy van Eijsselsteijn Herinnering van David 2 Sam. 23: 15-17. Bron, waarover ik eertijds den dorstigen knapenmond boog, Bethlehems bornput, klaarder dan het klaarste vrouwenoog: Hoe heeft net heimwee naar U immer mijn hart achterhaald! Elke dronk, aan U gemeten scheen mij laf en verschaald... Eens, aan een heeten morgen - de zon scheen boosaardig en geel - greep dorst naar U mij worgend als een dier naar de keel - En de helden die mij omringden droegen U dwars door den strijd, gij, klare... Maar ik dorst U niet drinken. Ik vreesde, ik goot U uit, ik heiligde U den Heer - Ik wierp mijns harten versmachten, den dronk uit den droom der nachten voor den Eeuwige neer - Ik zeide: ‘'t Zij verre van mij te drinken het bloed mijner helden!’ Maar die nacht, in droomen, tilden mijn handen, als buiten mij [pagina 108] [p. 108] gericht naar eigen doel in een aan God ontstolen oogwenk, U aan mijn oogen - En o mijn God deze koelte die mijn hart, mijn hart doordrong... Sidderend ben ik ontwaakt. Een ruischen was in mijn ooren veler waatren - En vanwaar deze brandende pijn, vanwaar? Zie, ik goot mijn jeugd voor U uit, God, maar nog kon ik niet scheiden: het hart van David, den kleinen, riep smartelijk en luid, riep naar het water der jeugd, vrede, en eenvoud der bete en weigerde te vergeten... Hoe zwaar een koningskroon weegt. Vorige Volgende