kapel te paard het ringsteken te horen opluisteren in het dorpje, waar wij de verjaardag van H.M. de Koningin-Moeder plachten te vieren. Aan weerszijden van het paukenpaard hing dan een pauk - dit enkelvoud zal wel niet bestaan - en boven op het paukenpaard zat een huzaar met witte kaphandschoenen en twee stokken met dikke ronde knoppen. Het merkwaardigste van het paukenpaard heeft ons altijd geleken, dat het de pauken helemaal niet scheen te horen, al hamerde de huzaar nog zo hard. Maar nu wilden we het hebben over de paukenist van het Concertgebouworkest.
Een pauk is eigenlijk een ding om te willen hebben, zoals sommigen bordjes losschroeven in de trein, en hondjes de maan willen ophappen. Een pauk is van zachtglanzend rood koper met een blank geschuurd vel erover, en rond als de spitse helft van een ei, maar dan omgekeerd. Als je er hard op slaat, klinkt er een donderslag bij heldere hemel. Als je er zachtjes op slaat, klinkt er een kanonschot in een heel ver verschiet. Als je er zacht op roffelt, klopt een geheimzinnig noodlot aan de poorten. Als je er hard en snel op hamert, is het alsof je down geslagen wordt in een vreselijke boks-match. Van die pauken heeft de paukenist er een hele batterij om zich heen staan, en ze hebben elk hun eigen dondertoonhoogte. Bovendien heeft hij op een soort keukentafeltje achter zich ook een hele batterij stokjes liggen, allemaal met helder wit omwoelde koppen, waaruit hij er telkens twee kiest met evenveel zorg als een golfspeler voor iedere put een andere putter kiest uit zijn tas met golfsticks.
Als de paukenslager met zijn stokjes op de pauken slaat, is het alsof twee witte balletjes op en neer dansen. Vanuit de verte - wij zitten altijd op het balcon - die dans te volgen is een fantastisch, een fascinerend schouwspel. Naarmate de paukenslager harder of zachter, langzamer of sneller slaat, springen de witte balletjes hoger of lager op en vormen ze vuurstralen als van luchtdoelgeschut met lichtspoormunitie of slingeren ze witte lasso's om het hoofd van de paukenist. Met het crescendo en diminuendo spuiten ze op en zinken ze in als fonteinen die worden open en dicht gedraaid. Het is een complete Ruttmann-film. En telkens temidden van deze galvanische beweging legt de paukenist plotseling met een abrupt en kordaat gebaar beide vuisten op zijn pauken: hij dempt af.
Nog interessanter wordt deze rhythmische kunst, als men tegelijk de plastische dans van de dirigent in het oog krijgt. De voornaamste functie van de dirigent heeft ons altijd geschenen, dat hij de muziek aan orkest en auditorium voordanst. Maar wie dirigent en paukenist met één blik omvat en gevangen houdt, die ziet ze samen de hele symphonie uitbeelden. Wordt de dirigent heftiger, dan wordt de vuurdans boven de pauken woester, en de muziek zwelt mee aan. Wordt de dirigent rustiger, dan trekt het weerlichten weg naar de horizont, en de muziek sterft mee uit. De machtige, afgebroken klankstoten, die de dirigent verwekt door langs het gebogen hoofd de vuisten voor zich uit te werpen en ze weer in te trekken, begeleidt de paukenist met knallende slagen, opgeslokt door het haastig demp-gebaar.
Het is een komiek gezicht, die twee electrieke mannetjes, elk aan hun eind boven het orkest uitstekend, met de gezichten naar elkaar toe en precies gesynchroniseerd. De paukenist is als een ouderling, die het stemgolven en stembeven van zijn predikant met hoofdknikken en hoofdschudden onderstreept. Helaas, niet elk muziekstuk voorziet in paukenslagen. Dan is de dirigent als een dominee zonder voorlezer. Maar de pauken-