het doe, doen allen het. De klank wordt immers in de ruimte geboren. En toch is het nodig te zingen, zelfs in de nacht. Maar het geestelijk bezit is te schraal en te weinig waarachtig gemeenschappelijk en dit bemoeilijkt ongetwijfeld het ontstaan van literaire kunst van grote allure, met name van poëzie. Men bedenke dat ook bij de beoordeling van de inhoud van ‘Ontmoeting’.
En nu is dit onze innige wens en meteen ons bestaansrecht en onze noodzakelijkheid: dat in een zich snel ontkerstenend, theologisch verscheurd, politiek onzeker, verarmd klein land tussen veel ander prachtig en noodzakelijk werk in een kleine poging, een kleine daad wordt gesteld, een kleine akker geduldig wordt bewerkt. Het is ons daarbij te doen om het beleven van een cultuurgedachte, die we niet eens in haar volle breedte en diepte zouden kunnen definiëren, die we zouden steriliseren als we dit probeerden. Wat ‘Ontmoeting’ wil, is practicaal cultureel werk, in de ruimte van het woord: ‘Wie niet tegen Mij is, is vóór Mij’ en onder de critiek van het woord: ‘Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij’.
In deze geest mochten we gedurende de Pinksterdagen te Soesterberg een ‘Ontmoeting’-conferentie houden, die voor de deelnemers niet zonder betekenis is geweest. Het daar gebodene komt deels ook het tijdschrift ten goede. Het is ons voornemen volgend jaar bij leven en welzijn weer zulk een conferentie te beleggen, met nog ruimere mogelijkheid van deelneming uit de kring onzer lezers.
DE REDACTIE
J. van Doorne. Geboren in 1908 te Delft, gaf hij zijn eerste dichtbundel ‘Verloren Slag’ in 1940 bij Terwee in Putten uit. Zijn tweede, ‘Verboden Stad’, verscheen clandestien en geantedateerd in '43, zo ook zijn derde bundel ‘Waan en Weten’ en een korte novelle ‘De eerste Victorie’. De tweede bundel werd uitgegeven door Aldert Witte in Haarlem; ‘Waan en Weten’ en ‘De eerste Victorie’ in eigen beheer. Van de laatste bundel verscheen in '46 een legale uitgave bij Bosch & Keuning N.V., Baarn. Koos van Doorne schreef bijdragen in ‘De Delver’, ‘Het Venster’, ‘De Gemeenschap’, ‘Elseviers Maandblad’, ‘De Vriend des Huizes’, ‘Opwaartsche Wegen’, ‘Ontmoeting’ en voorts nog in een aantal week- en dagbladen.
J. Das. Geboren in 1911 te Utrecht, studeerde klassieke letteren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en was leraar in de oude talen te Zwolle en Utrecht. Voor, tijdens en na de oorlog werd hij gedurende een aantal jaren opgeëist voor allerlei vormen van militaire dienst. De heer Das is thans kunstredacteur van het dagblad Trouw te Amsterdam. Zijn eerste vers werd gepubliceerd in ‘Dichters van het Jaar’ (1937), zijn eerste proza in ‘Opwaartsche Wegen’ (1939) onder de schuilnaam Sj. Daac. De bundel ‘Gods Woord in het Studentenleven’ (Daamen 1941) bevat een essay van zijn hand: ‘Aesthetische Bedwelming’. Journalistiek werk leverde hij o.a. voor ‘De Standaard’ (1939-1941), en thans voor verschillende bladen.