Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] Anthonie Stolk De vis Achter mijn water ligt wéér water, achter de nacht een nieuwe nacht. Dat wordt mijn land, misschien wat later - ik ken de grillen van het water - misschien wat later dan ik dacht. Boven mijn water stralen sterren als bloemen bij de avondval. De wolken en de lucht versperren mijn weg naar al die verre sterren, zodat ik ze nooit vinden zal. Onder mijn water, diep begraven, ligt ongeziene duisternis; men kan zijn dorstend oog niet laven aan die verdroogde bron van graven, omdat het licht er schaduw is. Naar de afgrond mag ik niet verlangen, de sterren zijn te hoog voor mij. Ik moet tussen twee polen hangen, door duisternis en licht gevangen, want ook dat licht maakt mij niet vrij. Achter mijn water ligt wéér water, achter de nacht een nieuwe nacht. Dat is mijn vaderland voor later, dat zwarte, onbekende water, misschien wat later dan ik dacht. Vorige Volgende