Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende H. Barendregt Christofoor Hebt Gij geroepen? 'k Neem mijn staf en treed van d'oever af; langs schiftende en weke paden kom ik door 't water waden. Maar nu ik U aan d'andre oever vind: zijt Gij een kind? 'k Hield in 't betrachten van mijn plicht slechts 't hart op U gericht; zijt Gíj de Sterke die 'k wou zíen en als slaaf wenste te dienen? dees' wereld in zijn nood en ongeval - regeert Gij 't Al? Bij Uw gestalte' en handen teer buk ik behoedzaam neer: ik kan de hemels van Uw ogen in mijne niet gedogen; ik vat U aan, dat zonder leed of scheur 'k U overbeur. Zie, met mijn staf peil ik de baan die 'k gróót met U zal gaan. Maar 'k zie natuur rondom zo zwijgend - [pagina 83] [p. 83] nooit was de lucht zo dreigend - hoe voel 'k m'opeens gering en onbehoed... Hoe stijgt de vloed!! Daar werpt de storm zich op ons neer! En bliksemen in speer bij speer hitsen de stroom, de waatren woeden. O kind, ik tuimel door de vloeden; o loden kind, nu ik kàmp om behoud -: wie zijt Gij die mij houdt? 'k Beklim vermoeid de overkant, U aan mijn hand. Ik droeg bij storm en vuur de wereld. Nog zie 'k Uw schoon gelaat bepereld, nog jaagt mijn bloed. Wie zijt Gij, die mij leven doet? Stem van Christus Ik ben het die uw driften tem, Ik ben het kind van Bethlehem. Vorige Volgende