Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] [Ontmoeting 1946, nummer 3-4] H. Barendregt Engelenstem Ik toog binnen uw grenzen een wondervolle tocht; ik koesterde twee mensen in mijner vleuglen bocht. Langs witte wegen reisden zij voetlings naar hun stad; twee klaarten, die vergrijsden noch krompen voor de nacht. Hij, met zijn bruid verbonden door 't hart en in de droom, wist haar in zoeter wonder haast moeder van Gods Zoon. Over hun hoog ervaren neeg ik ontroerd mijn hoofd, dat 't schuimen van mijn haren bloeide' om haar eeuwge schoot. Zo ben 'k hen blijven hoeden in 't brengen van hun kind; de donkre duivlen woelden; de stad was nors gezind. Ze moesten arm vertoeven, zo had het kind gewild. Die stond begon haar zwoegen; bij ons viel grote stilt'. Millioenen ogen keken, de wereld trok zich saam, eeuwen en eeuwigheden braken zich dringend baan. Een kind! een kind geboren! hemel uit aardes wond, ster, uit de nacht ontloken, bloesem uit zwarte grond. [pagina 82] [p. 82] Wijd spande ik mijn vleuglen over een ijl geschrei; hoog zongen eeuwge vreugden hun branding in de tijd: Een kind! een kind geboren! liefde' over aardes wond, glorie aan God omhoge, vrede voor 't wereldrond. Vorige Volgende