Vluchtige notitiën
De kleine burgerman.
Waar is de kleine burgerman gebleven? Men hoort hem niet meer noemen. Na al het rumoer, dat er in de laatste jaren voor de oorlog rondom hem ontketend is, schijnt men hem thans uit het oog verloren te hebben. Geen tijdschrift houdt zich nog met hem bezig. Hij schijnt uit de circulatie verdwenen en in de vergetelheid ondergegaan.
De kleine burgerman is echter bij lange na niet dood en wij kunnen dit zeggen omdat wij van zijn bestaan nog altijd op de hoogte zijn en hem schier iedere dag ontmoeten. Wij zeggen dit met maar weinig schaamte en zelfs enige hoovaardij, omdat wij de ervaring hebben opgedaan dat alleen een bijna dagelijkse en min of meer vriendschappelijke omgang met hem de mogelijkheid biedt hem in de gaten te houden en zijn bewegingen en gedragingen zodanig te controleren, dat de schade, die hij aanricht, tot een minimum wordt beperkt.
Het feit, dat wij hem ontmoeten kunnen, houdt de waarborg voor onze bevrijding in. Dit klinkt vreemd maar het is het niet. Wij hebben de indruk, dat iedereen, die de kleine burgerman in vroeger jaren te vuur en te zwaard bestreden heeft en hem thans in zijn naaste omgeving denkt uitgeroeid te hebben, de vergissing begaat, dat hij vergeet in zijn eigen hart te kijken, want daar zit hij nog. Er gebeuren in dit opzicht in de laatste tijd frappante dingen. U weet wel, dat de kleine burgerman op-en-top een farizeër is. Het klassieke farizeër-beeld is dat van de man, die zich op de borst slaat en zegt: Ik dank u, dat ik niet ben als die andere mensen. Het beeld van de kleine burgerman was iets anders, iets afschuwelijker nog. Het beleed dat al zijn werk met zonde bevlekt was, maar inmiddels sloeg ook hij zich op de borst en was van mening, dat hij het aardig ver gebracht had in de wereld. Maar wat nu te denken van de man die zich hoe langer hoe duidelijker naast deze twee gaat aftekenen en die, zich al maar op de borst slaande, zegt: Ik dank u, dat ik mij tenminste niet op de borst sla. Dit is waarachtig geen grapje. De kerel bestaat. Laat men de hedendaagse pers er maar eens op nalezen. Hij stapt ons uit allerlei kolommen tegemoet. Er is bij een deel dergenen, die menen, dat zij zich van 't kwaad der klein-burgerlijkheid hebben afgewend een zelfgenoegzaamheid aan 't ontstaan, die alleen maar uit een nieuw soort klein-burgerlijkheid verklaard kan worden.
Hebben wij na een periode waarin eigengereidheid en eigengerechtigheid allerlei verwoestingen in het christendom hebben aangericht, behoefte aan een geperfectionneerde liberale verdraagzaamheid, die alles aan haar hart sluit wat met haar gaat en doet als zij, die zelfs voor het extreemste communisme een glimlach van begrijpen en een bemoedigend knikje over heeft, maar met laatdunkendheid neerziet op het hardnekkig volk, dat - terecht of ten onrechte; dat laten wij in 't midden - de lijnen van Gods welbehagen scherp getrokken ziet en zijn ‘leven der dankbaarheid’ wenst in te richten met die lijnen voor ogen.
Deze laatdunkendheid moeten wij signaleren. Het gaat hier niet om beginselen. Het gaat om het kwaad der klein-burgerlijkheid, dat opnieuw, maar nu in een andere vorm en in een ander kamp, in een kamp dat men van haar smetten volkomen vrij achtte, de kop opsteekt en dat alleen maar tot gevolg kan hebben dat er in het christendom weer een nieuwe controverse ontstaat; een controverse met de verfoeilijke inhoud: voor of tegen òns, waarbij dat ‘ons’ dan ditmaal gelegen is aan de overzijde van de nu wel degelijk eigenwillig getrokken antithese-lijn.
Daarom moeten wij er op wijzen, dat de kleine burgerman, die woont in ieders hart, even taai is als de kat met de zeven levens, die men telkens weer denkt vermoord te hebben, maar die toch iedere avond weer zijn liedje komt kermen aan het slaapkamerraam. Het is gebleken, dat het niet helpt of men al gramstorig op hem wordt. Het helpt niet of men hem ontkent. Het helpt niet of men hem de nek omdraait. Men verjaagt hem ook niet met fluwelen jasjes en bakkebaarden, omdat de would-be bohemien het geheidste burgermannetje is. Men doet er verstandig aan zijn bestaan - in het eigen hart - maar te erkennen, hem buiten zich te plaatsen, tegenover zich, hem bij zich aan de haard te nodigen en gearmd met hem over de straat te gaan. Eerst dan heeft men zich waarlijk van hem losgemaakt en kan men hem in de gaten houden, in welke vermomming hij ook verschijnt. Eerst dan heeft men ook het recht hem met enige welgekozen woorden aan zijn buurman voor te stellen, waarmede een wortel der bitterheid, die aan 't opwaarts spruiten is, wordt weggenomen.
v.d.S.