Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Koos van Doorne Avondgebed Ik dank U voor de vrouw die Gij mij hebt gegeven en voor mijn kinderen, die gaaf zijn en gezond; ik dank U voor het moeitevolle, rijke leven en bovenal voor dit: dat ik mijn Heiland vond. Ik dank U voor de diepe, kostbare gedachten die door geschrift en boek de mijne kunnen zijn, en voor mijn vrienden, die tè veel van mij venvachten: ik ben een kleine kruik, daarin is weinig wijn. Heb dank, omdat ik dit kan zonder hoogmoed zeggen, en ook, omdat ik groot ben, want ik ben Uw kind: wat niemand in de tijd zijn naasten uit kan leggen, is wat elk in de hemel vanzelfsprekend vindt. Ik blijf ook in dit uur van ramp en wanhoop weten: een stroom van vreselijk leed golft aan mijn huis voorbij; hoe zou ik ooit de oorlog en de haat vergeten? Maar allereerst ben ik van U, zijt Gij van mij. Daarom zijn in dit uur de hemelpoorten open; ik zie U, Here Jezus, staande als geslacht. Hoe blij is thans mijn hart! Niets hoef ik meer te hopen, want alles is vervuld en alles is volbracht. Vergeef mijn zonden. Ik heb veel en vaak misdreven; met doen en denken schond ik menigmaal Uw wet. Ik weet: Gij hebt ze mij om Christus' wil vergeven, al had mijn liefde nooit ontbloeid in dit gebed. Geef, dat ik een goed lidmaat van Uw Kerk mag wezen. Geef mij het eerlijke, begrijpelijke woord, zodat mijn naaste die een vers van mij mocht lezen, niet mij, maar 't eigen, stomme hart getuigen hoort. Ook bid ik voor de velen die thans sterven moeten, en voor de kinderen die ziek zijn of verminkt; indien de wereld voor het kinderleed moet boeten, dan is het zeker, dat zij in de hel verzinkt. [pagina 35] [p. 35] Er zijn veel kinderen die in het vuur verbranden; o God, dat zúlk een leed op aarde moet bestaan. Hoe vaak dringt hun gekerm door deze kamerwanden! Dan is het tevergeefs, dat ik wil slapen gaan. Leg daarom voor vannacht om mijn gezicht Uw handen, Gij, die mijn angst en wanhoop kent, mijn lijden ziet. Al branden steden, ook Uw liefdevuur blijft branden: de wereld is trots alle leed, Uw rijksgebied. Veel heb ik nog te zeggen dat ik ben vergeten; Gij, die mij beter kent dan ik mijzelve ken, bidt Gij, wat ik dit ogenblik had moeten weten. Spreekt niet in elk die bidt tot U, Uw eigen Stem? Uit de bundel ‘Waan en weten’, die binnenkort bij Bosch & Keuning N.V. te Baarn verschijnen zal. Vorige Volgende