Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Anna Mertens Gedroomd afscheid Zullen wij elkander niet vergeven, Nu het einde toch gekomen is, O, gij drager van 't geleende leven Dat U was ter kroon en droefenis? Zie, ik schenk mijn glimlach U voor 't leste, Achter mij sluit straks de middag dicht, Is van iedre liefde niet het beste Ogenblik zo zonder elk gewicht, Zo onmerkbaar, dat het ons voorbijzweeft Als een engel, hemels, ongezien, 't Schoonst geluk, 't geen ons zozeer nabijleeft Dat wij het niet achten noch ontzien? Welke woorden zal ik U nog zeggen? Dat U de avond koel en vredig zij, Dat ge in arbeid weer Uw ziel moogt leggen, Dat de schoonheid U opnieuw bevrij', Dat ge niet moogt vrezen noch moogt zorgen, Want ook ik vind de eindelijke lach, Die mij God in duister heeft verborgen, Maar die eenmaal uit mij stralen mag. O, de zegen van ons beider noden, Geen, die rijk den ander achterlaat, Uit onze armoe hebben wij geboden Aan elkander schamele overdaad. Doch wij zijn ontledigd nu; vergeven Voor wat we eens misdeden aan ons hart, Blijft slechts over; reik Uw hand. Elks leven Heeft zich uit zijn aarzeling ontward. En adieu nu. Zie het licht bewegen Van een wolkenschaduw over 't land. Zon opnieuw. Twee onbetreden wegen. Gaan wij dan een ieder de eigen kant. Vorige Volgende