Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Hans Turken Bij Pieter Breughels blinden Er mompelde een doffe mond opnieuw hetzelfde brakke woord, dat eeuwenlang van mond tot mond de kreup'le rij van blinden rond gegaan is en nooit is gehoord, omdat hun beeldvlak ledig bleef van 't Teken dat Gods hand beschreef: ‘Verzaak het Teken van de Vis dat zonder zin geworden is in 't lege duister van ons oog. Verzaak de Hand die ons geraakt heeft en tot blinden heeft gemaakt. Verzaak den God die ons bedroog. Geen onzer die Zijn Licht ooit vindt, en eens aanschouwen mag het Kind, dat glimlachend te turen ligt in een verloren droomgezicht: de wereld die voor ons verging in nachtelijke schemering. Wij tasten verder, droef en blind totdat de goede dood ons vindt en ogen opent die God sloot......’ Zij gingen in hun grote nood en vloekten luid Zijn lieve Naam...... En kwamen bij het water aan waar 't Kind op hen te wachten stond. Toen men de dode blinden vond was er een slanke kinderhand naast hun gelaat, gedrukt in 't zand, en op hun open ogen stond de ronding van een kindermond. Vorige Volgende