Ontwaking & Nieuw Leven. Nieuwe reeks. Jaargang 10
(1910)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 62]
| |
Over het gevoel bij DanteMet oneindige belangstelling heb ik de mooie beschouwing gelezen van M. Hein Boeken over het gevoel bij Dante. Die christene wijsgeer heeft me zelfs veel eer aan gedaan, door een paragraaf uit mijn studie als uitgangspunt te nemen om ons die uitmuntende critische bladzijden te schenken.Ga naar voetnoot(1) Alleenlijk, zijn weerlegging mijner bewering is er eigenlijk geen, daar het mistiek, theologisch, geheel spiritualistisch gevoel van Dante, niets gemeens heeft met ons moderne gevoel, dat veeleer heidensch en evangelisch is, ik zou haast zeggen ‘realist’, mengsel van zinnelijkheid en eigenlijk gevoel. Dát was het, wat ik meende op voldoende wijze aangetoond te hebben in mijn studie, waarin ik maar in zooverre gewaagde van het gevoel in de letterkunde der ouden, der middeleeuwers, der renaissanten en der klassieken, als dit gevoel overeenstemde met dit der modernen. Heel mijn terugblikkend overzicht had zelfs geen ander doel. Dit deed me met recht zeggen, | |
[pagina 63]
| |
dat maar weinige deelen uit Dante doordrongen zijn met menschelijke genegenheid en verteedering, het is te zeggen tegelijk lichamelijke en moreele, geestelijke en vleeschelijke, zooals wij ze heden opvatten en zooals wij meermaals de sporen ervan vaststellen bij zoovele schrijvers uit vroeger eeuwen. ‘Wat voor vezelen heb ik dan aan mijn hart?’ vraagt mijn voortreffelijke tegenspreker, alvorens ons, met een klaarblijkend talent, uiteen te zetten welke redenen hij heeft om Dante te bewonderen. Daarop zou ik hem willen antwoorden: ‘Wel, ideale en onlichamelijke vezelen, mijn goede meester, vezelen die gevoeliger zijn aan de abstractie, aan de geestdrift, aan de mistieke en visionaire extaze, dan wel aan de vranke en taakbare menschelijke communies.’ Moest ik in de Italiaansche middeleeuwen een dichter vinden, waarvan de gevoeligheid deze nabij komt van onze groote moderne sensitieven - Swinburne, Walt Witman, Dostojefsky, Tolstoï, Guido Gezelle en de Franschen die te talrijk zijn om ze te vermelden - dan zou ik Sint Franciscus van Assisen noemen en zijn Fioretti, waarvan de ontboezemingen ware streelingen zijn. Nogmaals: die sensibiliteit vindt men ook bij Dante, maar uitzonderlijk, en als verloren in vizioenen die niet meer van de menschheid noch van de wereld zijn. Dit is vooral 't geval voor ‘De Louteringsberg’ en ‘Het | |
[pagina 64]
| |
Paradijs’, waarin M. Boeken beweert het meest gevoel te vinden, terwijl ik, voor mijn part, meer menschelijke en tastbare teederheid bespeur in twee eenvoudige verzen als deze: Tacendo e lagrimendo al passo
che fanno le letane in questo mondo!
zoo aangrijpend en suggestief in hun bondigheid, zoo beladen met mededoogen, dat ik ze uitkoos tot zinspreuk van mijn ‘Croix Processionnaires’... Deze overwegingen werden me ingegeven door de schoone thesis van M. Hein Boeken. Van uit zijn standpunt heefthij volkomen gelijk; maar gezien betgeen ik versta onder letterkundige gevoeligheid, meen ik niet, van mijn kant, in 't ongelijk te wezen.
GEORGES EEKHOUD |
|