Jacques Mesnil.
Ferrer moet op het oogenblik dat hij stierf vooral één ding hebben betreurd: namelijk niet daadwerkelijk te hebben deelgenomen aan eene revolutionnaire beweging, niet de ziel te zijn geweest van een volksopstand, welke, goed ingericht, met stoutheid geleid, eindelijk Spanje had kunnen bevrijden van de afgrijselijke priesterregeering, die sedert 400 jaar niet opgehouden heeft het te vernielen, het stoffelijk en zedelijk uit te putten.
Al wie Spanje eenigzins kent, weet hoezeer het land afgescheiden blijft van de Europeesche beweging, met uitzondering nochtans van Catalonië, dat meer open staat voor den invloed van buiten, meer verwijderd is van den dorren Castillaanschen hoogmoed, met zijn eigen tevreden als de domheid zelve. Het priesterdom heeft alle belang Spanje in deze noodlottige afzondering te houden en alle poging te bestrijden welke de geesten wil verlichten, den gezichteinder der burgers wil verbreeden, het volk wil onderwijzen. In dit opzicht moest Ferrer, die al zijn tijd en het geld waarover hij beschikte aan een opvoedkundig werk wijdde, als de gevaarlijkste der vijanden worden beschouwd door al degenen wier macht gesteund is op de onwetendheid en de gedweeheid der groote massa.
Voor dezen bestaat er geen slechter misdaad dan vrij te denken en aan anderen te leeren hun verstand te gebruiken. Niet aannemen met gesloten oogen de dogmas van godsdienst en staat, dat is een vijand zijn van de maatschappij in den zin der geestelijke en wereldsche heerschers; en eene regeering als deze van Maura vereenzelvigt de twee soorten van dogmas.
Ook zouden de mannen der vrije gedachte, de revolutionairen, ongelijk hebben den minsten schroom te toonen tegenover dezen die hen a priori als misdadigers beschouwen en die slechts een voorwendsel afwachten om hen uit te roeien. Niets is noodlottiger voor den vooruitgang der gedachten dan de reaktie blijk te zien geven van meer doordrijvendheid, van meer stoutheid dan de omwenteling. Zoo er te Barcelona verstandhouding geweest ware tusschen de revolutionnaire krachten, zoo bewuste mannen als Ferrer zich aan het hoofd der beweging hadden kunnen stellen, zoo deze mannen