Vertalingen
Georges Eekhoud.
Wat wilt gij dat ik schrijve, mijn beste? Ik sta verslagen voór die misdaad zonder voorgaande: de vrije gedachte, het vrij-onderwijs, lafhartig en verraderlijk vermoord in den persoon van Ferrer door de ergste schijnheiligaards. De universeele afkeuring zal veel welsprekender zijn en vooral veel afdoender dan onze woorden, hoe wrekend zij ook konden wezen. Vergeleken bij het onmetelijke en eenparige ‘Vox populi’ zou mijn stem niets anders zijn dan rhetoriek of minstens literatuur. Het woord is aan de gebeurtenissen. Ik vrees dat deze vreeselijk en gruwelijk zullen zijn. Maar de inquisiteurs zullen het gewild hebben! Heeft men ze niet aan alle zijden tegen weerwraak ingelicht? Dat zij de gevolgen dragen hunner monsterachtigheid!
En zeggen dat, zoo wij niet op onze hoede wezen, die schijnheiligen weldra België zouden behandelen als een tweede Spanje. Zij beoorlogen de vrijzinnige scholen. Zeker mangelt het hen niet aan lust om de onderwijzers omver te schieten. Nu zijn we verwittigd! Haasten wij ons dit zoó dom als wreed gebroed uit te braken, indien wij niet willen dat het ons verstikt; het is tijd, meer dan tijd!