Odón de Buen.
Senator en professor aan de Universiteit te Barcelona.
Het fusilleeren van Ferrer is een onmenschelijke daad, die op zichzelf volstaat om het optreden van de krijgsgerechten in dergelijke gevallen te veroordeelen.
Tijdens het proces werden aan den beschuldigde alle middelen die voor zijn verdediging noodig waren niet toegestaan. Aan de clericale pers werd een wreeden veldtocht tegen Ferrer toegelaten, terwijl het niet veroorloofd werd hem te verdedigen. Men fusillieerde hem met voorbedachtheid drie dagen vóór de opening van het Parlement, ten einde het optreden te beletten van de republikeinsche senatoren en afgevaardigden.
De voornaamste schuldige van Ferrer's dood is Sr. Maura; hij kon de uitvoering verdagen en deed het niet; hij kon den koning aanraden gratie te verleenen en gaf dien raad niet.
Om die redenen is het protest van alle beschaafde volkeren gewettigd.
Het afschuwelijke van het Ferrer-proces is, dat aan de brutale clericale ophitsing, de beschuldiging van 't rood fanatism werd gekoppeld. Zij is ongelukkiglijk maar ál te waár, deze verklaring van den verdediger van Ferrer:
‘Een leening van een aantal pesetas, gedaan aan de ‘Solidaridad Obrera’ toen zij strijd voerde tegen de handelingen waaraan enkele harer leden bloot stonden vanwege het beheer van het blad ‘El Progreso’, dat - na verkondigt te hebben op alle tonen, dat uit het doortastend optreden der werklieden de hergeboorte van Spanje moest ontstaan - een gedragslijn volgde tegen zijne bedienden waaruit velen hunner het gedrag van de uitbuiters der menschheid, dat zoo dikwijls in zijn kolommen werd aangedikt, aan den lijve leerden kennen; deze leening was voldoende om als vijand der radicale partij uit te roepen, diegene die haar steeds eer had aangedaan; Ferrer, waaraan zij de inrichting harer scholen dankte, de eenige stichting van het Casa del Pueblo (Volkshuis), wier nut zelfs door zijn eigen vijanden wordt erkend, en dien zij betaald heeft met de vreeselijkste ondankbaarheid die men in de menschheid kan veronderstellen, bijdragend door hare valsche aantijgingen en schijnheilige verklaringen tot het werk harer vijanden, waarvan de betaling niet lang blijft uitgesteld, wanneer het blijkt dat de gerechtigheid niet verdween van deze wereld.’