| |
| |
| |
Psychologie.
Havelock Ellis, L'Inversion Sexuelle. Fransche uitgave, vermeerderd en herzien door den schrijver. Vertaald door A. van Gennep. 338 blz., fr. 5. - Parijs, Mercure de France, 1909.
De eerste engelsche uitgave van dit boek, in 1897, was aanleiding tot veel gerucht. De geneeskundige pers ontving dit wetenschappelijk werk met instemming, doch in die dagen, toen het proces van Oscar Wilde nog in aller geheugen lag, meende de justitie tegen zulk soort volgens engelsche begrippen ongeoorloofde uitgaven te moeten optreden. De rechtbank vervolgde een boekhandelaar en beval de vernietiging van Havelock Ellis' boek. Waarde lezers, het is heusch uit het eigen voorbericht van den engelschen psycholoog dat ik deze mededeeling aanhaal. De ‘Recorder’, wiens naam nog tijdens het leven van Ellis reeds vergeten is, beval de vernietiging van dit medisch-psychologisch werk, wijl het volgens de rechtbank niet wetenschappelijk was, doch aanstootelijk voor de goede engelsche zeden.
Sedert dien hadden we in België het proces Escal Vigor, waar het vraagstuk op literair gebied verplaatst werd, en bekende voorvallen der laatste jaren in Duitschland en in Frankrijk bewaren aan het probleem van de homoseksueele aantrekkig alle aanspraak op den naam ‘Vraag van den dag’.
Edward Carpenter, die de term homogenische liefde voorstelde, heeft in Engeland enkele studie's over deze afwijkingen uitgegeven. Eekhoud schreef er over in de Fransche taal. In Duitschland wordt een speciaal tijdschrijft (Jahrbuch fur sexuelle Zwischenstufen) uitgegeven.
Me dunkt de heer van Gennep, de direkteur van de Revue des Etudes Ethnographiques heeft een goed werk gedaan met de vertaling van dit boek. Uit tal van voorbeelden wordt de gevolgtrekking afgeleid dat deze | |
| |
geslachtelijke afwijking zoomin reden moet zijn tot het plaatsen van menschelijke individuën buiten de maatschappij wegens hun neigingen, als het noodig is deze neigingen te verheerlijken en te omgeven met een stralenkrans van heiligheid. Immers de schrijver betoogt dat bedoelde menschen in hun lichaam van mannelijke of vrouwelijke gestalte, gevoelens ondervinden, die aan het tegenovergestelde geslacht behooren. Die gevoelens, die neigingen, heeft de wet in Engeland, Duitschland, Oostenrijk en Rusland met straf bedreigd en een engelsche rechter verklaarde dat het hem speet dat hij geen doodvonnis kon uitspreken. Hoe noodig voorlichting op dit gebied is, blijkt uit het geval (blz. 101) van een krankzinnigenarts, die, na het aanhooren van de intieme verlangens van iemand die hem consulteeren wilde, den patiënt heel simpel aanraadde zich tot een publieke vrouw te wenden, onder bijvoeging dat hij - psychiater! - van zoo iets nooit gehoord had als in het geval Oscar Wilde. En merk wel, dat in dit voorbeeld de neiging een psychisch verschijnsel was, en levenslang bleef hetgeen we ‘platonisch’ noemen.
Een maand geleden kwam te Parijs een huisknecht voor de rechtbank, beschuldigd van moord. Hoofdreden der antipathie tegen den beschuldigde waren zijn door hem trouwens erkende ‘tegennatuurlijke neigingen’. De president der rechtbank ontzag zich niet - in Frankrijk waar geen wetsartikel zulke neigingen straft - partij te trekken van het heerschend vooroordeel en te verklaren dat hij een dief hooger achtte dan een homosexuëel mensch. Wanneer we zulke opinies aantreffen tusschen rechtbankpresidenten en krankzinnigenartsen - die als specialiteiten in psychologische vraagstukken | |
| |
moeten worden beschouwd - kunnen we al geen hooge wijsheid verwachten van het leekenpubliek, dat van zielkunde geen bepaalde studie maakt en oordeelt op schijngronden, op gezag van vooroordeel en gewoonte. Daarom is, bij de massa's humbug die over de bedoelde vraagstukken wel eens, in zoogenaamd populairen vorm, ter bevrediging van nieuwsgierigheid naar obscene bijzonderheden, wordt uitgegeven, een boek van een medicus die ernstig het onderwerp aan voorbeelden heeft bestudeerd, zeer welkom. Welke uitgever laat dit boek nu eens spoedig in het Nederlandsch verschijnen?
B.P.v.d.V.
| |
Prof. Dr. Th. Ziehen. - Physiologische Psychologie, voor Nederland bewerkt door W.A.W. Moll, onderwijzer te Amsterdam. Amsterdam W. Versluys, f.I -
‘Dit boekje is de bewerking van Prof. Ziehen's Leitfaden der Psychologische Physiologie, zo zegt vertaler in zijn voorbericht. De methode erin ontwikkeld vindt in Duitschland hoe langer hoe meer aanhangers, doch is in Nederland tamelijk onbekend, al heeft zij voor de practijk ook nog zoo groote beteekenis’.
Physiologische Psychologie is deze die de bewustzijnsverschijnselen beschouwt in verband met het zenuwstelsel, in tegenstelling met de autonome psychologie die die bewustzijnsverschijnselen op zichzelf beschouwt.
Het doel der physiologische psychologie is dus de veranderingen na te gaan die plaats grijpen in de centrale delen van het zenuwstelsel, telkens een verandering in het bewustzijn zich voordoet.
Ze heeft ook nog tot doel uit dat feitenmateriaal gevolgtrekkingen te maken, die op te voeren tot éen geheel, | |
| |
een leer, of, beter gezegd, de leer van de wijsgerige school waartoe prof. Ziehen behoort, op de bekomen uitslagen toe-te-passen, of die uitslagen in het kader van die leer te vringen tot ze er zich aan passen.
De uitslagen van de proefnemingen gedaan door physiologische psychologen, zijn belangwekkend; ze gaan immers niet uit van een verkeerd standpunt (het standpunt van prof. Ziehen is dat alles psychies is en dat er niets bestaat buiten het psychiese) doch, zonder zo radikaal te zijn, bestaat er toch geen twijfel over het feit, dat hersenen en zieleleven zo nauw verwant zijn, dat ze zonder elkaar niet kunnen of dat men het zich niet anders kan voorstellen.
Achtereenvolgens worden in dit werk behandeld: de gewaarwordingen (soorten en eigenschappen), de voorstellingen, het gevoel, de voorstellingsassociatie, vormen van voorstellingsassociaties, opmerkzaamheid en willekeurig denken, geheugen, handelingen. Hierin wordt aangetoond, hoe blijkt, uit proefondervindelike onderzoekingen, dat alles wat ons overkomt uitlegbaar is, dat alles gehoorzaamt aan vaste wetten, dat het een uit het ander ontstaat, langs mechaniese d.i. langs de weg van het zenuwstelsel.
Deze opvatting van het handelen voert natuurlik rechtstreeks naar het determinisme. Vermits iedere handeling een reflex is van op het centraal zenuwstelsel inwerkende oorzaken, is de handelende persoon ontoerekenbaar, hij gehoorzaamt slechts aan vaste wetten en kan daar niet buiten, vrije wil bestaat niet.
Doch, antwoordt prof. Ziehen hierop, 't wordt hier de vraag of deze opvatting van het handelen tot een voorstelling van de gevolgen voert, en nu zal het wel duide- | |
| |
lijk zijn, dat, waar de gevolgen eener handeling zich als stoffelike veranderingen in de hersenschors voordoen, waar vergroting dier gevolgen stap tot stap aangetoond kan worden, dat daar vooral een voorstelling van die gevolgen zal ontstaan.
En verder: verantwoordelikheid en schuld zijn geboren in een gemeenschap, zijn gegroeid door de maatregelen der gemeenschap tegen de handeling, die de samenleving bedreigde... waardoor hij beduiden wil dat de verhouding onder leden der gemeenschap en de maatregelen dier gemeenschap als alle andere reflexen de normale mens in normale toestand voldoende hebben bewerkt.
Met deze bewering, meen ik, slaat hij niettemin zijn eigen stelsel de bodem in, waar hij op de vorige bladzijden aantoont hoe steeds de sterkste prikkels hun overwicht uitoefenen, geholpen dan nog door stemming, beïnvloed door enige kosmiese of andere oorzaak die haar sterk kan wijzigen. De gevolgen kunnen ook anders gezien worden door de eenling dan door de samenleving, verantwoordelikheid en schuld kan hij anders opvatten, wel bewijst dit niets tegen zijn refexen-stelsel, maar is een opwerping tegen zijn vorm van antwoord.
Intussen is dit stelsel een geraamte zonder kop: ‘De voorstelling eener handeling toch verkrijgt een gevoelstoon, geheel buiten het ontstaan eener handeling, dus buiten elke psychologie om’. De gevoelstoon bepaalt dus in laatste instansie iedere handeling.
Men kan evenwel van mening zijn dat de physiologische psychologie best doet bij haar zuiver feitenmateriaal te blijven. Haar arbeid is zeer belangwekkend ook voor opvoeders, psychiaters, enz., daarmee zal iedereen instemmen die dit werk leest. De toekomst zal bewijzen of men te veel van haar verwacht heeft.
| |
| |
| |
H. Fielding. De Ziel der Wereld., vertaald door Felix Ortt. Scheltens en Giltay, Amsterdam.
Een boek over het Boeddhisme dat ons voert in de prachtige oostersche natuur waar deze godsdienst voortleeft in al zijn kracht en zuiverheid.
Boek geschreven in de vorm van een verhaal, vorm en midden opzettelik gekozen om ons het Boeddhisme te doen doorvoelen, te doen doorleven, om door uitbeelding ons vertrouwd te maken met zijn ontstaan en zijn verwantschap - zijn één-zijn - met de natuur en het land en het volk waarin en waaruit het ontstond en voortleefde.
In zijn taak is de schrijver gelukt. En niet alleen doorleven en doorvoelen wij het Boeddhisme, maar ons overwelmt een zachte rust bij het lezen dezer mooie bladzijden waarin ons zo levendig de grote rust van het Oosten wordt vóorgetoverd,
De naam van de vertaler is overigens een waarborg voor de waarde van het werk.
| |
E.d.d.Y. Een Triptiek van Felix Ortt. Eene studie. - Nieuwe opvoedingsboekerij, Oostende.
Werk geschreven ter kennismaking en vulgarisatie van de gedachten, het werken en het streven van de Noord-Nederlandse denker in België. Schrijver van de studie is katholiek en deze omstandigheid maakt ook nog zijn kritiek belangwekkender waar hij tegenover vraagstukken staat als het vrije huwelijk. Deze studie is overigens een goede leiddraad voor wie de werken van Felix Ortt wenst te lezen en te bestuderen.
| |
| |
Wie dus een helder inzicht wil hebben in het streven van Felix Ortt schaffe zich deze studie aan, ze is onder alle opzichten aan te bevelen.
| |
Dr. J.J. Le Roy. Van Thales tot Newton. Ontwikkelingsgeschiedenis van de grondslagen der natuurkunde. Zutphen, W.J. Thieme en Cie.
Dit boek is verdeeld in hoofdstukken die bijna voor alle hoofding de naam van een uitvinder uit het verleden dragen en is versierd met de portretten van deze vernuften.
Dit zou nu oppervlakkig de schijn geven als ware dit werk fragmentaries. Doch zo is het niet, het is bewerkt in doórlopende lijn. Méér nog, zooals schrijver in zijn inleiding verklaart, heeft hij de ontwikkelingsgang van de natuurkunde zelfs niet uit het verband gerukt die deze wetenschap bindt aan de wijsbegeerte. Ze moeten samengaan is zijn oordeel, ze steunen steeds op elkaar, vloeien uit elkaar voort. Het werk heeft dus een dubbele verdienste en plaatst de natuurkunde op haar wezenlik standpunt, belicht haar ontwikkeling met de stralen die de ook-naarvolmaking-strevende wijsbegeerte op haar werpt.
Dit zal de belangstelling in dit werk maar verhogen, vooral omdat het zo duidelijk en klaar uiteengezet is.
Gustaaf Vermeersch.
|
|