| |
| |
| |
De Kollebloem
Paardebloem en madelief heerschen over de weide, duindoorn en helmgras kenschetsen de zeeduinen, en de heide draagt een krans van blauwe klokjes en schitterend goudgele brem. In het koren is de klaproos of kollebloem koningin. De vuurroode groote kollebloemen deelen de heerschappij over het bouwland met de blauwe korenbloem, de bolderik (Agrostemma) en een massa andere planten. De drie genoemde soorten echter treft men zelden aan, buiten het gebied van het koren, en vooral beminnen zij de rogge, die ze van uit het wild op de grieksche bergen, alle deelen der gematigde zone zouden vergezeld hebben.
De naam geeft vaak inlichtingen over de geschiedenis eener plant, die de opmerkzaamheid trok, en die met het leven der menschen in nauw verband stond. De naam Papaver echter leert ons niet veel; men beweert dat de grieksche stam ‘Apio’ er aan ten grondslag ligt en doelt op den vatvorm der vruchten. De duitsche naam Mohn echter, die ook in het Nederlandsch, als Maankop, bewaard bleef, is veroud en werd in de middeleeuwen mago, man of veltmage geschreven. Daaruit ontstonden verlatijnschte benamingen: mahunus, michonus, manus, machones. Welke beteekenis aan deze oud-duitsche namen moet worden toegeschreven, is ons onbekend. Ongetwijfeld heeft de naam niets uit te staan met den hollandschen naam Maankop, evenmin als de magie schuld heeft aan de duitsche benaming mago. De vlaamsche naam kolle- | |
| |
bloem echter, herinnert aan de tooverij, die met de roode kleur - het bloed - en met narkotische krachten in voortdurend verband stond. Kollen of heksen spookten rond in de middeleeuwen, op haar werd de herinnering aan de oud-germaansche priesteressen overgebracht. In haar herleefden alrunen en walkyriën, nornen en elfen. Ze zijn volstrekt nog niet uit de verbeelding des volks verdwenen.
In deze klaprozen (Klatschrosen) zijn zeer uiteenloopende elementen van symboliek vereenigd. Deze groote schitterende bloemen zijn uiterst teeder, en als zoodanig vormen ze een beeld van het vergankelijke van alle genietingen, zooals de schotsche bard (Burns) het uitdrukte:
As bees flee hame wi' lades o' treasure,
The minutes wing'd their way wi' pleasure:
But pleasures are like poppies spread,
You seize the flower, its bloom is shed!
Een ander symbool is de vrucht der papavers. Op een langen steel recht overeind staat het mooi veelhokkige doosje, dat zulk een onnoemelijke hoeveelheid zaden bevat. Dat vruchtje, trotsch oprijzend boven kruiden en met zijn mooie symmetrie prijkend tusschen het gulden koren, is een menschenhoofd om zijn vorm, een stad met zijn mierenhoop-bevolking om zijn inhoud.
Lucius Tarquinius, de laatste der koningen van het oude Rome, die ondanks zijn schrikbewind door de geschiedenis begiftigd werd met den bijnaam Superbus, ontving een boodschapper van zijn zoon Sextus. Deze Sextus had op verraderlijke wijze het vertrouwen weten te wekken van de vijanden zijns vaders in Gabies, en nu | |
| |
wilde hij weten hoe verder zijn dubbelzinnige rol te spelen. Tarquinius Superbus luisterde naarden boodschapper, doch bij wijze van antwoord wenkte hij den afgezant hem te volgen naar den tuin. Daar sloeg hij met een stokje de hoogste, boven de andere uitstekende papavervruchten af, en Sextus begreep, toen hij dit vernam, dat hij de voornaamste burgers van Gabies moest om het leven brengen. Nadat hij dit ten uitvoer had gebracht, opende hij de poorten der nu krachtelooze stad, en Tarquinius Superbus won den veldtocht. Deze geschiedenis is slechts een variant op het verhaal van Herodotus, waar afgeslagen korenaren den wensch vertolken, de eerste burgers van Korinthe te doen sterven. Korenaren vervangen de klaprozen. En omgekeerd; want Ceres werd met papavers omkranst.
Geen enkel tooverkracht is sterker dan de magie van het bloed, het levenssap dat als een vloeibaar vuur in de aderen bruischt. De verheerlijking der roode kleur, de tooverij met roode draadjes, roode bloemen, roode sappen, stamt zoowel van de aloude vereering van het vuur, als van de erkenning dat het bloed den geest vormt van het menschelijk leven.
In grotten in de Alpen en in de Pyreneeën, heeft men paleolithosche menschenbeenderen ontdekt, die afgeschrapt waren en met oker (ijzerperoxyde) gekleurd. Deze rite uit de dagen van den quaternairen voorhistorischen mensch, heeft men teruggevonden bij de Papoeas van Nieuw Guinea, bij de Patagoniërs, bij Zuid-Amerikaansche Roodhuiden en bij sommige Australische stammen. Vooral het hoofd van lijken wordt gezalfd met vet, waarin men ijzer-oxyde gemengd heeft. Zoo dacht men aan de schim | |
| |
een lang bestaan mogelijk te maken, door het magisch toedienen van bloed en vet, die twee oppermachtige levenssymbolen. Later heeft men op alle punten der aarde bloedige offers aan de goden gebracht. De booze geesten waren dorstig naar menschenbloed, het afgodsbeeld werd eerst een werkelijke god, door met bloed te zijn bestreken. Door middel van bloed wordt de gunst van anders toornige goden gekocht en met bloed eischt Mephisto dat Faust zijn verbintenis teekenen zal. De roode kleur was ook de heilige kleur van den Dondergod Thor, en het is zeer begrijpelijk dat alle roode bloemen tot de tooverplanten kunnen worden gerekend. Uit den drakenbloedboom der Kanarische Eilanden vloeit een rood sap, en deze wonderboom was heilig, vertegenwoordigde de godheid, voor de Guanchen.
Doch waarom zouden we groote afstanden in den tijd of in de ruimte afleggen, om voorbeelden te zoeken voor de tooverkracht der roode kleur? Zien we niet nog rondom ons, welk een bekoring er uitgaat van bloedige twisten en laffe moorden, van oorlogen en terechtstellingen? Om de persoon van den beul zweeft een aureool van mystiek. Met roode vlaggen en roode lantarens wijzen we op gevaar. Zoowel rechters als kard inalen dragen het purper, dat aan de oude offervuren en offerblokken herinnert. Ook het moderne leven is overal met bloed bespat, en het wilde dier dat in den mensch sluimert, verzadigt zich steeds aan de oppermachtige vloeistof. Verhalen van roovers en moordenaars, van gevaarlijke jachten en bloedige slachtingen, oefenen een onweerstaanbare bekoring uit op de bevolking van onze beschaafde groote steden De Spanjaarden met hun stierengevechten, volgen de traditie onbewust en tot in het succes van | |
| |
zekere met bloedige afbeeldingen versierde parijsche weekbladen, ligt een aanwijzing dat het quaternaire dier in den mensch niet dood is. Het publiek toont, door zijn oppervlakkigen afschuw heen, welk een aantrekking het bloed steeds nog uitoefent. In de huiveringen van het publiek der volks-schouwburgen en der volks-weekbladen, ligt een onmiskenbare afspiegeling der oude magische begrippen. Was het wel een besef dat ‘oog om oog, tand om tand’ gehandhaafd diende te worden, toen het fransche volk verleden jaar zich zoo beslist en zoo hartstochtelijk tegen de werkloosheid der guillotine verklaarde? Lag ook daarin geen bloeddorst? Maar wie zou er aan twijfelen, na de weerzinwekkende tooneelen, die om de guillotine te Béthune werden afgespeeld? We begrijpen deze woestelingen - die vaak minder sympathie wekken dan de onthoofde moordenaars - indien we weten dat het bloed van den onthoofde een even kostbaar toovermiddel was als het arme-zondaarsvet van den gehangene. Alle relikwieën van het schavot hebben waarde, en men beweert dat de engelsche beulen nog in den tegenwoordigen tijd een winstgevenden handel drijven in eindjes touw, die - als ze niet steeds gewetensvol van een strop gesneden werden waarin een veroordeelde bezweek, - toch altijd de deugd bezitten uit beulshanden afkomstig te zijn. Geen enkele relikwie is zoo heilzaam als het bloed, dat men zelf na een terechtstelling heeft ingezameld, door lappen in het kachtige toovervocht te dompelen. Het werd, nog geen eeuw geleden, in Thüringen, Silezië en Oldenburg gedronken als middel tegen epilepsie. Warm gedronken was de uitwerking van dit geneesmiddel het krachtigst. Reeds de Romeinen dronken tegen dezelfde ziekte het bloed van de gladiatoren. Toen in Pruisen | |
| |
de terechtstellingen nog in het openbaar plaats vonden, kwam het geregeld tot botsingen tusschen vrouwen, die zich met geweld een doortocht wilden banen, en de soldaten die rondom het schavot opgesteld waren. Te Hanau vlogen de menschen als razenden op het schavot toe, en dronken van het warme bloed. Dit was in 1861. Twee thalers per stuk rekenden de berlijnsche scherprechters in 1864 voor doeken die in het bloed gedompeld waren. Het is duidelijk dat al deze praktijken het aloude menschenoffer herinneren; het schavot is een altaar, de moordenaar betaald zijn bloedschuld en is dus heilig. Het drinken van zijn bloed, een overblijfsel van de vroegere offer-maaltijden, brengt de heiligheid van het offer op al de kommunianten over.
Hier zouden we ook moeten herinneren aan den wijn van het heilig avondmaal, die immers ook bloed voorstelt en waarvan het rituëel gebruik in Pezië en elders bekent was lang voór het Kristendom. Rijke Romeinen goten wijn op de wortels van jonge platanen en de hovelingen van een mexikaansch keizer bewezen hun aanhankelijkheid door de kostkare planten van hun meester te begieten met druppels van hun eigen bloed. Wijn en bloed zouden het plantenleven door hun tooverkracht voeden en toen de wijn symbool van het tooverbloed werd, volgde hieruit natuurlijk een algemeen vertrouwen in de buitengewone voedzaamheid dezer roode vloeistof, die zoo vaak meer aan de scheikunde dan aan den wingerd te danken heeft. De tegenwoordige parijsche arbeider gelooft innig dat zijn vervalschte wijn een onmisbaar voedingsmiddel uitmaakt, terwijl de druiven waarvan die wijn, als hij echt was, het sap zou zijn, geen reputatie als voedsel bezitten. Het is de gisting, verklaart men, die den wijn krachtig | |
| |
maakt. Doch wij gelooven dat de magie van het bloed hieraan niet vreemd is.
't Zijn leden en rompen, doorhakt en verscheurd,
't Is bloed! 't Is bloed! o droevig lied,
Der roode, roode kollebloemen.
riep Pol de Mont uit in een gedicht, waar hij het korenveld met de vurige kollebloemen, bij een slagveld vergelijkt. In den zonnigen zomer prijkten tusschen het graan de papaverbloemen, doch het blanke sneeuwtapijt was met menschenbloed gekleurd.
Alle papaversoorten bezitten krachtige bedwelmende eigenschappen. De opium-papaver is een zuster der kollebloem. Hypnos, Thanatos en Nyx - slaap, dood en nacht - werden met papaverbloemen omkranst. Deze slaapbollen, zooals ze in Holland heeten, leveren het opium zoowel als verschillende stoffen die in de geneeskunde dienen en waarvan de morphine het bekendst is. In China gelooftmen, dat het opium dat door engelsche handelaars wordt verkocht, een onweerstaanbare bekoring uitoefent, omdat het toebereid zou zijn met het bloed van Chineesche koelies. Ook daar wederom de tooverkracht van het bloed.
Die bedwelmende papavers stonden in betrekking tot droomen en sterven. De droom is profetisch, en de dood is het groote raadsel der magie. De bloemblaadjes der papaversdienden als orakel in liefde-zaken en vervulden voor de meisjes van het oude en moderne Griekenland de rol, die elders door de margrieten en madeliefjes gespeeld wordt. Men nam de bloedblaadjes op de hand, gaf er een slag op, en ging dan de toestand der blaadjes na. Hiertoe dienden ook rozeblaadjes en aan dit gebruik herinnert de naam | |
| |
klaproos, die in Holland algemeen is voor de kollebloem.
Op die purperen bloemblaadjes zijn zwarte vlekken. Het sap der plant geeft slaap, vervuld van heerlijke droomen, heldere vizioenen. Uit deze bloemen spreekt een krachtige individualiteit en het is niet te verwonderen, dat ze symbolen van diepen ernst werden en bloed vertoonden in haar kleur, maar van vizioenen spraken door haar karakter. In onze bloemen slapen we, - zoo hoorde Leigh Hunt de stem der klaprozen spreken - en uit onze vormen straalt de inhoud van ons droomen:
We are slumbering poppies,
Some awake and some asleep,
What perchance our dreams may known,
Let our serious beauty show.
Er liggen nog andere karaktertrekken in de bloemen, dan die door de botanische leerboekjes vermeld worden en er is nog een andere kennis der planten dan die in de scholen onderwezen wordt. Dit leeren we uit de overweging van de indrukken, die de kollebloem op het gemoed van den mensch gemaakt heeft. Wel hebben zulke overwegingen geen wetenschappelijke waarde, doch ze brengen een poëtisch element in de studie der Natuur. En daar kan de Natuurlijke Historie slecht wel bij varen.
B.P. Van der Voo.
|
|