Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 9(1909)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Verzen I. Het allerschoonste is het innig-zachte uit 't allerdiepste van ons zelf geboren en bloeiend als een wonderbloem naar voren uit de onbewustheid van ons hoog betrachten. Het allerbeste is 't geen wij verloren: hetgeen de dagen ons aan echte klachten, aan zoeten weemoed of aan vreugde brachten, aan innige liederen die wij niet meer hooren. Zoo zijt gij mij, o diep aanbeden licht, het allerbeste en het allerschoonste, omdat gij liefde en waarheid hebt gebracht in 't mistig duister van mijn eenzaam woonste, waar nog uw klaarheid nàleeft in den nacht, hoewel gij sluimert in uw graf van licht... II. Uw woord klinkt angstig als het ver gezoem van wind in dennenwoud, als nog niet viel de sluier die omhult hel-naakte ziel; maar 't kan ontbloeien als een lentebloem en worden, door het licht dat er op viel van uit uw eigen hart, een woord van roem dat zingt wat ik slechte bevend noem: uw eigen schoon, één golving van de ziel. [pagina 210] [p. 210] Maar 't woord is zoo onstoflijk dat alleen beelden geboren worden die niet de oogen des lichaams, maar alleen de ziele ziet, zoodat, verloren in dien droom, niet een verklaren kan of in die schijnbre logen het woord in ziel, of ziel in woord vervliet. III. Hoe ver ik ook in het verleden tuur dit is nu wel het schoonste van mijn leven en 't allerbeste ook: dat ééne uur waarop mijn droom, tot werklijkheid verheven, mij in het blijde licht verscheen, omgeven met zelf-gestraalden gloed, als de Walkuur, omluisterd met een rein, onschendbaar vuur, wiens kuische vlammen al wie boet vergeven. Maar ook het allerbeste moet vergaan, en al is duisternis voor 't licht geweken van 't allerschoonste blijft slechts ijdele waan; en mocht het Licht ook nog zoo heerlijk zijn, na 't sterven van mijn droom is mij gebleken: de Waarheid wezen, en de Liefde schijn. Jan van Nijlen. Vorige Volgende