Fijne fragmenten
De zee en de dwaze vrouw.
Men weet, hoezeer ik mij naar de eindelooze zee genegen gevoel, en men weet ook, dat eene zee met storm klein is, winderig, begrensd, nietig, nijdig, machteloos. Mijn sterkste gevoel voor de zee wordt in deze woorden gevonden: ‘de zee is groot’.
Verder heeft in mijne naaste omgeving gedurende vele mijner jonge jaren eene dwaze vrouw geleefd, wier dagelijksche daden eenen verregaanden invloed op mijn leven hebben gehad. Later is die vrouw uit mijne naaste omgeving weggedaan, en zij is gevestigd in het huis ‘Meerenberg’, dat overvol kankzinnigen is, gelegen in laag land achter duinen met boomen, die ruischen kunnen. In dat krankzinnige huis leeft de dwaze vrouw een diepzinnig bestaan vol gevaarlijke prachten, waarvan zij mij soms op eene nauwlettende manier verhalen heeft gedaan.
's Nachts als de gestichten stil zijn kan men het stommelen van de losse, golvende zee op het strand, dat vrijwel ver is, hooren. Dan ruischen de boomen op de duinen die de gestichten omhoeden, alsof de ruischende zee tamelijk wel dichtbij was, want zij ruischen met eene zee van wind.
Nadat zij de zee, welke zij in hare prachtige nachten hoorde, nooit had gezien, bracht ik de dwaze vrouw eenmaal naar de zee, die destijds stil lag. Zij keek met wonderlijke oogen, en zij zeide met eene heerschende stem: