Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 8
(1908)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 344]
| |
Klassenstrijd, Vaderlandsliefde, Onderwijs en nog wat.Op 11 Juli vierde men op grootsche wijze den Sporenslag, dat brokstuk ‘klassenstrijd’ der middeleeuwen, waaraan men vruchteloos heeft gepoogd een begrip van vaderlandsliefde vast te knoopen. De Sporenslag was de strijd der Gemeentenaren tegen de patriciërs, de strijd van den ‘minderen’ man - de halfgekleede, primitief gewapende Gildelieden - tegen de bereden en geharnaste ridders. Het begrip van nationaliteit telde zóó weinig meê in dien slag, dat niet alleen de meeste Vlaamsche ridders streden onder de vlag met de Fransche Lelie, maar dat de Gildenaren van Douai dapper vochten aan de zijde van de Vlaamsche Klauwaerds, onder den kenmerkenden zegeschreeuw: ‘Flamins, nous sommes tous Flamins!’ De Sporenslag bediedt voor ons de glorievolle zegepraal van den bewustgeworden verschoppeling, die opstaatvoor het recht en in zich zelf de macht voelt dat ‘recht’ te maken tot een werkelijkheid. Als zoodanig gedenken wij met vreugde den Sporenslag, die staat buiten en ver boven elk begrip van vaderlandsliefde - of ten minste van alles wat men onder den dekmantel van dit woord aan den man tracht te brengen.
Vaderlandsliefde is een schoone zaak, en waard te zijn geprezen, zou de brave vader Cats ons zeggen. Zij die munt slaan uit de lichtgeloovige snulligheid van 't goedige | |
[pagina 345]
| |
populo, zeggen het na op alle tonen; en zij verheugden zich tot heden in een succes, zooals er nimmer een behaald werd door den knapste aller wonderdocters, ofte bedrevenen in de edele konste van de kwakzalvery. Gedurende de Juli-hondsdagen liep het vaderlandsch gevoel over de straten van Antwerpen, zóó overvloedig als het water door de Schelde. Het was een springtij! Een springtij, die slechts eventjes, tweemaal op twee weken, rumoerig optreedt, om dan stillekens te bedaren en voor een jaar weer de vergetelheid in te gaan. Ons goedjonstig Vlaamsche volk houdt van feesten, gezond-zinnelijk feesten; het houdt van kleur en praal, van gezang en schetterende fanfaren, van vaandels klapperend in den wind; ons volk houdt van alles wat de feestvieringen hier, in onze Scheldestad, de stad van Rubens en Benoit, de stad van 't decoratieve straatbetoon, hun zoo uitzonderlijke, eigendommelijke schilderachtigheid geven. Reeds van oudsher wisten de priesters uit die neiging hun voordeel te doen. De godsdienstige optochten bereikten in Vlaanderen een bezonderen luister, al hadden zij dan ook, onder vele opzichten, een in 't oogvallend heidensch karakter. Onze groote ‘processies’ deden, reeds in 't grijs verleden, scherpe concurentie aan de ‘landjuweelen’ der rederijkers. En zien we nog niet ten huidigen dage, dat de ‘processie’ hier, te Antwerpen, een der aantrekkelijkheden der kermis blijft, en dat de geloovig-katholieken zelfs eischen de processie opgenomen te zien als een der officieele kermis-feestelijkheden!? Onze vroede liberale stedevaders - nijveraars, financiers, steunpilaren van den groothandel en speculateurs in koloniale zaken - wisten de goede lessen der door hen zoo gewraakte ‘papen’ handig ten nutte te maken. En nu | |
[pagina 346]
| |
zien we hier jaarlijks, den 21n Juli, de Processie van het ‘Heilige Vaderland’ door onze straten tiegen, om te eindigen met eene plechtige.. mis - o, neen, een plechtige feestelijkheid, die nu, jammer genoeg voor de symbolische beteekenis, niet langer meer gegeven wordt in de Handelsbeurs, dien tempel van het Gouden Kalf! Men feest dan de troonsbestijging van Leopold I, de eerste vorst van het onafhankelijk België! Of althans men neemt dien datum als voorwendsel om vaderlandsch zand te strooien in de gapende oogen van het groote kind dat Volk heet, en dat juicht en in de handen klapt bij 't zien van al dit kostbaar feestbetoon, dat - met zijn eigen centen - het wordt opgedischt. Het ergerlijkste in die heele comedie is het misbruik dat hierbij gemaakt wordt van onze volkskinderen, de kinderen onzer ‘onzijdige’ school - de school die àltijd er bij is waar er te verleugenen valt! Men siert die jongens en meisjes met kavalkaden-tooisels en laat z'op pas marcheeren achter bonte vaantjes, op den maatgang van strijdlustige dubbelpassen. In de Feestzaal zingen ze godgevallige liederen tot meerder eer en glorie van een vaderland, waarvan geen duimbruid hùn land is. Men doet ze cabalistieke gebaren maken voor een soort fetisch - afschuwelijk genoeg om Vuurlanders in beroezing te brengen - en er wordt gewuifd met de vlaggen van Antwerpen, van België en van... Congo! Ja, voor 't magistraat van de stad der negerhalers, de stad der trafikanten in caoutchouc - drie honderd ten honderd boni, als 't u believen zou! - ís Congo een stuk van 't lieve Belgisch vaderland. Het is hun stalletje voor 't gulden kalf, dat ze goud doen zweeten voor hun nooit verzadigde hebzucht... | |
[pagina 347]
| |
O! mooie ‘onzijdigheid’ eener school, waar men de jeugd verstompt met leugen-leuzen over Vaderland en Vorst; waar men argelooze kinderen het hart vergiftigt met den virus van den kolonisatie-waanzin en zoo vele andere dingen meer!
Zóó men 't kind vormt, vormt men de toekomst. Daarom beantwoordt het onderwijs ook steeds aan de belangen van hen die aan 't roer zijn, en daarom ook zal de officieele, ‘onzijdige’ school steeds een reactionnaire school zijn, in dienst van de knechtjes der ‘gevestigde orde’: Bij apetite wordt die school nog een strijdmiddel ten voordeele van bepaalde denkwijzen en finantieele belangen - ten voordeele van kolonisatie-plannen, b.v.Ga naar voetnoot(*) - zooals dit bij de laatste uitbarsting van vaderlandschen waanzin te Antwerpen is gebleken. Laat ons hopen dat de plannen tot het stichten eener Vlaamsche, rationalistische humanitairen school geen schipbreuk zullen lijden. Er is dan ten minste een onderdak voor de kinderen dergenen die walgen van de schijnheilige ‘onzijdigheid’ waarmeê men onze jeugd verknoeid naar hart en geest. Dat de Hernieuwde School - door den edelen Ferrer gedroomd - ook wortel schiete in den grond van Vlaanderen, opdat hier vrije zielen niet moeten schromen voor een overval van het verplicht onderwijs.
Segher Rabauw. |
|